Operation Manual

172
l
4 Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma).
Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het
diafragma. De onderstaande instellingen zijn beschikbaar wanneer
de ingebouwde flitser is opgeklapt.
Het effect van de flits kan vooraf worden bekeken door de
scherptedieptevoorbeeldknop in te drukken en een instellicht te
activeren (0 289).
5 Maak de foto.
Kadreer de foto, stel scherp en druk af. Als de flitsgereedaanduiding
(M) nog ongeveer drie seconden blijft knipperen nadat de foto is
gemaakt, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de
maximale sterkte heeft geflitst. Controleer het resultaat op de
monitor. Als de foto onderbelicht is, past u de instellingen aan en
probeert u het opnieuw
.
Stand Sluitertijd Diafragma Zie pagina
e
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/250 s–
1
/60 s)
1, 2
Automatisch
ingesteld door
camera
106
f
Waarde geselecteerd door gebruiker
(
1
/250 s–30 s)
2
108
g
Automatisch ingesteld door camera
(
1
/250 s–
1
/60 s)
1, 2
Waarde geselecteerd
door gebruiker
3
109
h
Waarde geselecteerd door gebruiker
(
1
/250 s–30 s, A)
2
111
1 Bij de flitsstanden voor flitsen met lange sluitertijd, synchronisatie op tweede
gordijn en lange sluitertijd, en rode-ogenreductie met lange sluitertijd kan een
sluitertijd van maar liefst 30 s worden ingesteld.
2 Snelheden van
1
/
8.000
s zijn beschikbaar met optionele SB-900, SB-800 en SB-600
flitsers wanneer
1/320 sec. (auto FP)
of
1/250 sec. (auto FP)
is geselecteerd voor
persoonlijke instelling e1 (
Flitssynchronisatie snelheid
,
0
281).
3 Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid.
Raadpleeg de tabel met flitsbereiken (0 174) als u het diafragma instelt in de
stand g of h.
A Zie ook
Zie pagina 282 voor informatie over 1/320 sec. (auto FP).