Operation Manual
312
U
Fijnafstelling van de scherpstelling voor maximaal 12 objectieftypes.
AF-afstemming wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen
bij normale scherpstelling; gebruik alleen indien nodig.
Fijnafstelling AF
G-knop ➜ B setup menu
Optie Beschrijving
Fijnafstelling AF
(Aan/Uit)
• Aan: AF-fijnafstelling inschakelen.
• Uit: AF-fijnafstelling uitschakelen.
Opgeslagen
waarde
Stel AF af voor het huidige objectief
(enkel CPU-objectieven). Druk op
1
of
3
om een waarde te kiezen tussen
+20 en –20. Er kunnen waarden
worden opgeslagen voor maximaal
12 objectieftypes. Er kan voor elk
type objectief slechts één waarde
worden opgeslagen.
Standaard
De waarde voor AF-fijnafstelling
kiezen die wordt gebruikt als er
geen waarde is opgeslagen voor
het huidige objectief (alleen CPU-
objectieven).
Opgeslagen
waarden
tonen
Geef de reeds opgeslagen waarden weer voor AF-afstelling. Wanneer
een waarde bestaat voor het huidige objectief, wordt die getoond met
een pictogram
V
. Om een objectief uit de lijst te wissen, markeert u het
gewenste objectief en drukt u op
O
. Om de identificatie van een
objectief te wijzigen (om bijvoorbeeld een identificatie te kiezen die
dezelfde is als de twee laatste cijfers van het serienummer van het
objectief om onderscheid te maken met andere objectieven van
hetzelfde type aangezien
Opgeslagen waarde
slechts met een
objectief van elk type kan worden gebruikt), markeert u het gewenste
objectief en drukt u op
2
.
Het rechts afgebeelde menu zal worden
weergegeven. Druk op 1 of 3 om een
identificatie te kiezen en druk op J om de
wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Scherpstelpunt
verder van de
camera verwijderen.
Huidige
waarde
Scherpstelpunt
dichter bij de
camera plaatsen.
Vorige
waarde