Naslaggids (volledige instructies)

63
t
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de belichting aan te passen van de door de
camera voorgestelde waarde om foto's lichter of donkerder te maken.
Dit geeft het
meeste effect wanneer gebruikt met M (Centrumgerichte meting) of N (Spotmeting)
(0 60).
Kies uit waarden tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in
stappen van
1
/3 LW.
Kies in het algemeen positieve waarden om het onderwerp lichter te
maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop indien opname-informatie
niet wordt weergegeven in de monitor.
Druk
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
2 Geef de opties voor belichtingscorrectie
weer.
Markeer de belichtingscorrectie in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een waarde.
Markeer een waarde en druk op J.
Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
Normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op ±0.
De belichtingscorrectie wordt niet teruggezet wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
–1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW
P-knop
Informatiescherm