Naslaggids (volledige instructies)
62
Belichting
Lichtmeting
Kies hoe de camera de belichting in de standen P, S, A en M instelt (in andere standen
selecteert de camera de lichtmeetmethode automatisch).
1 Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de P-knop als de opname-informatie
niet in de monitor wordt weergegeven.
Druk
opnieuw op de P-knop om de cursor in het
informatiescherm te plaatsen.
2 Geef de opties voor lichtmeting weer.
Markeer de huidige lichtmeetmethode in het
informatiescherm en druk op J.
3 Kies een lichtmeetmethode.
Markeer een optie en druk op J.
Druk de
ontspanknop half in om terug te keren naar de
opnamestand.
Methode Beschrijving
L
Matrixmeting
Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
De camera gebruikt
een RGB-sensor met 2016 pixels om een breed veld van het beeld te meten en
stelt de belichting in volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie
en met type G- of D-objectieven (0 200) afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting II waarbij de 3D-afstandsinformatie niet is inbegrepen).
M
Centrumgerichte
meting
De camera meet het gehele beeld maar legt de grootste nadruk op het
middengebied.
Klassieke meter voor portretten; aanbevolen bij het gebruik
van filters met een belichtingsfactor (filterfactor) boven 1×.
N
Spotmeting
De camera meet het huidige scherpstelpunt; gebruik voor het meten van
onderwerpen buiten het middengedeelte (als e Automatisch veld-AF is
geselecteerd voor AF-veldstand tijdens zoekerfotografie zoals beschreven op
pagina 36, zal de camera het middelste scherpstelpunt meten).
Zorgt ervoor
dat het onderwerp correct belicht wordt, ook als de achtergrond veel lichter of
donkerder is.
P-knop Informatiescherm