Operation Manual

116
❚❚ 3 Selectieve kleur
1 Selecteer livebeeld.
Draai aan de livebeeldschakelaar om de spiegel op te klappen
en geef het beeld dat zichtbaar is door het objectief in de
monitor weer.
2 Weergaveopties.
Druk op J om de opties voor selectieve kleur weer
te geven.
3 Selecteer een kleur.
Kadreer een voorwerp in het witte vierkant in het
midden van het scherm en druk op 1 om de kleur
van het voorwerp te kiezen als een kleur die
behouden blijft in het uiteindelijke beeld (de
camera kan problemen ondervinden bij het
detecteren van onverzadigde kleuren; kies een
verzadigde kleur).
Om in te zoomen op het midden van het scherm voor meer
nauwkeurige kleurselectie, druk op X.
Druk op W om uit te zoomen.
4 Kies het kleurbereik.
Druk op 1 of 3 om het bereik van gelijkwaardige
tinten te verhogen of te verlagen die in het
uiteindelijke beeld worden vastgelegd.
Kies uit
waarden tussen 1 en 7; merk op dat hogere
waarden tinten van andere kleuren kunnen
bevatten.
5 Selecteer extra kleuren.
Draai, om extra kleuren te selecteren, aan de
hoofdinstelschijf om een van de andere drie
kleurvakken bovenaan het scherm te markeren en
herhaal stap 3 en 4 om een andere kleur te
selecteren.
Herhaal, indien gewenst, voor een
derde kleur.
Druk op O om de gemarkeerde kleur ongedaan te maken (houd O
ingedrukt om alle kleuren te verwijderen.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven; selecteer Ja).
Livebeeldschakelaar
Geselecteerde kleur
Kleurbereik