Operation Manual

30
A Het buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven
fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen.
Er kunnen maximaal
100 foto’s na elkaar worden gemaakt; merk echter op dat de beeldsnelheid afneemt zodra de
buffer vol is.
Terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden vastgelegd, brandt het toegangslampje van de
geheugenkaart (0 22).
Afhankelijk van het batterijniveau en het aantal afbeeldingen in de
buffer, kan het vastleggen enkele seconden tot enkele minuten duren.
Verwijder niet de
geheugenkaart en verwijder of ontkoppel niet de voedingsbron voordat het toegangslampje uit is.
Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de buffer nog gegevens bevat, wordt de camera pas
uitgeschakeld nadat alle foto’s in de buffer zijn opgeslagen.
Als de batterij leeg is terwijl de buffer
nog beelden bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en worden de beelden overgezet naar
de geheugenkaart.
A Continu-ontspanstanden
De continu-ontspanstanden kunnen niet worden gebruikt in combinatie met de ingebouwde
flitser; draai de standknop naar j (0 21) of schakel de flitser uit (0 45–47).
Voor informatie over
het aantal foto’s dat in een enkelvoudige serieopname kan worden gemaakt, zie pagina 241.
A Buffergrootte
Terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, geeft de opnameteller in de
zoeker het geschatte aantal beelden aan dat bij de huidige instellingen
kan worden opgeslagen in het buffergeheugen.
De illustratie toont de weergave wanneer de
buffer nog voldoende ruimte heeft voor circa 17 foto’s.
A Het opnamemenu
De ontspanstand kan tevens worden geselecteerd met behulp van de
optie Ontspanstand in het informatiescherm (0 150).