Naslaggids (volledige instructies)

59
Meer over fotografie
Beeldkwaliteit en -formaat
De beeldkwaliteit en het beeldformaat bepalen samen hoeveel ruimte elke foto in beslag
neemt op de geheugenkaart.
Grotere afbeeldingen met een hogere kwaliteit kunnen op
groot formaat worden afgedrukt maar vereisen tevens meer geheugen, wat betekent dat
er minder van dergelijke foto's op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen
(0 281).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
1 Geef de opties voor beeldkwaliteit weer.
Druk op de P-knop, markeer vervolgens de
huidige beeldkwaliteit in het informatiescherm
en druk op J.
2 Kies een bestandstype.
Markeer een optie en druk op J.
Optie Bestandstype Beschrijving
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/JPEG
Er worden twee afbeeldingen vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding
en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Er worden twee afbeeldingen vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding
en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Er worden twee afbeeldingen vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding
en één basiskwaliteit JPEG-afbeelding.
NEF (RAW) NEF
Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op
de geheugenkaart opgeslagen.
Instellingen zoals witbalans en
contrast kunnen na de opname worden aangepast.
JPEG Fijn
JPEG
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van circa
1 : 4 (fijne kwaliteit).
JPEG Normaal
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van circa
1 : 8 (normale kwaliteit).
JPEG Basis
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van circa
1 : 16 (basiskwaliteit).
P-knop Informatiescherm