Operation Manual
315Technische opmerkingen
3 Verschuiven en/of kantelen van het objectief hindert de belichting.
4 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of kantelen.
5 Optimale belichting wordt alleen verkregen als het objectief op maximaal diafragma staat en het
objectief niet wordt verschoven of gekanteld.
6 Een AF-S- of AF-I-objectief is vereist.
7 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of korter.
8 Wanneer op minimale scherpstelafstand de objectieven AF 80–200mm f/2.8, AF 35–70mm f/2.8,
AF 28–85mm f/3.5–4.5 (nieuw) of AF 28–85mm f/3.5–4.5 volledig worden ingezoomd, wordt
mogelijk de scherpstelaanduiding (I) weergegeven wanneer het beeld op het matglas in de
zoeker niet scherp in beeld wordt gebracht.
Stel handmatig scherp totdat het beeld in de zoeker
scherp in beeld is gebracht.
9 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of korter.
• Ruis in de vorm van lijnen wordt mogelijk weergegeven tijdens
autofocus wanneer films bij hoge ISO-gevoeligheden worden
opgenomen. Gebruik handmatige scherpstelling of
scherpstelvergrendeling.
D IX NIKKOR-objectieven
IX NIKKOR-objectieven kunnen niet worden gebruikt.
A CPU- en G-, E- en D-type objectieven herkennen
CPU-objectieven zijn te herkennen aan de aanwezigheid van CPU-contacten,
G-, E- en D-type objectieven aan een letter op de objectiefvatting.
G- en E-
type objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
CPU-contacten Diafragmaring
CPU-objectief G- en E-type objectief D-type objectief
Vergrendel de diafragmaring bij het kleinste diafragma (hoogste f-waarde)
wanneer een CPU-objectief met een diafragmaring wordt gebruikt.
A Matrixmeting
Voor matrixmeting gebruikt de camera een RGB-sensor met 2.016 pixels om
de belichting in te stellen volgens de verdeling van toonwaarden, kleur,
compositie en met type G-, E- of D-objectieven, afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting II waarbij de 3D-afstandsinformatie niet is inbegrepen).