Operation Manual
93
d
Beeldkwaliteit en -formaat
Samen bepalen beeldkwaliteit en beeldformaat hoeveel ruimte er in beslag wordt
genomen door elke foto op de geheugenkaart. Grotere afbeeldingen met een hoge
kwaliteit kunnen op grote formaten worden afgedrukt, maar vereisen ook meer
geheugen. Dit betekent dat er minder afbeeldingen op de geheugenkaart kunnen
worden opgeslagen (0 335).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
Beeldkwaliteit kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Optie Bestandstype Beschrijving
NEF (RAW) NEF
Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de
geheugenkaart opgeslagen. Instellingen zoals witbalans en contrast
kunnen na het vastleggen worden aangepast.
JPEG Fijn
JPEG
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van
ongeveer 1:4 (beeldkwaliteit Fijn).
*
JPEG Normaal
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van
ongeveer 1:8 (beeldkwaliteit Normaal).
*
JPEG Basis
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van
ongeveer 1:16 (beeldkwaliteit Basis).
*
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/JPEG
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en
één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en
één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en
één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.
X (T)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
A Het opnamemenu
Beeldkwaliteit kan tevens worden aangepast met behulp van de optie
Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 214).