Operation Manual

182
Technische gegevens—Camera-instellingen
Camera-instellingen
Overzicht instellingen in verschillende standen
In de onderstaande tabel kunt u opzoeken welke instellingen in de verschillende
standen kunnen worden aangepast.
P S A M
Beeldformaat
Beeldkwaliteit
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Witbalans
1
Bld.optimalsrn
1
Opnamestand
2
Scherpstelvergendeling
Lichtmeting
1
Controle scherptediepte
3
Flexibel programma
4
Vergrendeling automatische belichting
Belichtingscorrectie
1
Bracketing
1
Flitssynchronisatie
1, 5
Handmatig uitklappen ingebouwde fl itser
Automatisch uitklappen ingebouwde fl itser
Flitsbelichtingscorrectie
1
Persoonlijke Instelling 2: Autofocus
1, 5
Persoonlijke Instelling
3: AF-veldstand
1, 5
Persoonlijke Instelling
4: AF hulplicht
Persoonlijke Instelling
5: ISO auto
Persoonlijke Instelling
19: Flitsstand
1 De eerstvolgende keer dat stand P, S, A of M wordt geselecteerd, wordt de laatst gekozen instel-
ling actief.
2
Als bij het uitschakelen van de camera de stand voor zelfontspanner, vertraagd ontspannen met de afstands-
bediening of direct ontspannen met de afstandsbediening is geselecteerd, wordt automatisch Enkel beeld of
Continu (welke het laatst actief was) geselecteerd wanneer de camera later weer wordt ingeschakeld.
3 CPU-objectief vereist.
4 Door een andere stand te selecteren wordt het fl exibel programma uitgeschakeld.
5 Door het selecteren van
, , , , , of wordt de standaardinstelling voor de gese-
lecteerde stand hersteld.