Gebruikshandleiding

212
t
5 Selecteer Gereed.
Markeer
Gereed
en druk op
J
. De
brandpuntsafstand en het
diafragma die u hebt opgegeven,
worden opgeslagen onder het
geselecteerde objectiefnummer. U
kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk
gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren
met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt
beschreven.
❚❚ Een objectiefnummer selecteren met de cameraknoppen
1 Wijs de selectie van het nummer van objectieven zonder
CPU toe aan een van de cameraknoppen.
Selecteer
Nummer niet-CPU-lens kiezen
voor de optie “+ instel-
schijven“ van een van de cameraknoppen in het menu Persoonlijke
instellingen. U kunt de selectie van het nummer van objectieven
zonder CPU toewijzen aan de
Fn
-knop (persoonlijke instelling f5,
FUNC.-knop toewijzen
, p. 320), de scherptedieptevoorbeeldknop
(persoonlijke instelling f6,
Voorbeeldknop toewijzen
, p. 324) of de
AE-L/AF-L
-knop (persoonlijke instelling f7,
AE-L/AF-L knop toewijzen
,
p. 325).
2 Gebruik de geselecteerde knop om een objectiefnummer
te kiezen.
Houd de geselecteerde knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf tot het gewenste objectiefnummer wordt
weergegeven in het lcd-venster.
Objectiefnummer
Brandpuntsafstand Maximaal diafragma
Hoofdinstelschijf