Operation Manual

37
s
3 Kadreer de foto.
Kadreer een foto in de zoeker met het
hoofdonderwerp tussen de AF-veldhaakjes.
4 Druk de ontspanknop half in.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
Het actieve
scherpstelpunt wordt weergegeven.
Als het onderwerp
slecht belicht is, kan de flitser opklappen en de
AF-hulpverlichting gaan branden.
5 Controleer de aanduidingen in de zoeker.
Zodra de scherpstelbewerking is voltooid,
verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de
zoeker.
Terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt het aantal resterende
opnamen dat in het buffergeheugen kan worden opgeslagen (“t”; 0 58) in de
zoeker weergegeven.
6 Leg vast.
Druk de ontspanknop op soepele wijze helemaal in
om de sluiter te ontspannen en de foto vast te
leggen.
Het toegangslampje van de
geheugenkaart naast het deksel van de
geheugenkaartsleuf brandt terwijl de foto wordt
vastgelegd op de geheugenkaart.
Werp de
geheugenkaart niet uit of verwijder of ontkoppel niet
de voedingsbron voordat het toegangslampje uit is
en de opname is voltooid.
Scherpstel-
aanduiding
Beschrijving
I Onderwerp is scherpgesteld.
2 4
Het scherpstelpunt bevindt zich tussen
camera en onderwerp.
2 4
Het scherpstelpunt bevindt zich achter het
onderwerp.
24
(knippert)
Camera kan niet scherpstellen met
autofocus.
Zie pagina 72.
AF-veldhaakjes
Scherpstelpunt
Scherpstel-
aanduiding
Buffercapaciteit
Toegangslampje
geheugenkaart