Operation Manual
66
d
Beeldkwaliteit en -formaat
Samen bepalen beeldkwaliteit en -formaat hoeveel ruimte er in beslag wordt genomen
door elke foto op de geheugenkaart.
Grotere afbeeldingen met een hoge kwaliteit
kunnen op grote formaten worden afgedrukt, maar vereisen ook meer geheugen. Dit
betekent dat er minder afbeeldingen op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen
(0 348).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
Beeldkwaliteit kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Optie
Bestands
type
Beschrijving
NEF (RAW) NEF
Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de
geheugenkaart opgeslagen.
Instellingen zoals witbalans en contrast
kunnen na de opname worden aangepast.
JPEG Fijn
JPEG
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van ruwweg
1 : 4 (fijne kwaliteit)
*.
JPEG Normaal
Neem JPEG-beelden op met een compressieverhouding van ruwweg 1 : 8
(normale kwaliteit).
*
JPEG Basis
Leg JPEG-beelden vast met een compressieverhouding van ruwweg1 : 16
(basiskwaliteit).
*
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/
JPEG
Twee afbeeldingen worden vastgelegd, één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Twee afbeeldingen worden vastgelegd, één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Twee afbeeldingen worden vastgelegd, één NEF (RAW)-afbeelding en één
JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.
X (T)-knop Hoofdinstelschijf Bedieningspaneel
A Het opnamemenu
De beeldkwaliteit kan bovendien worden aangepast met behulp van
de optie Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 224).