Gebruikshandleiding

109
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de belichting aan te passen
van de waarde die is voorgesteld door de camera, zodat foto’s
lichter of donkerder worden. Deze functie werkt het best in
combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 105).
Kies uit waarden tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW
(overbelichting) in stappen van
1
/
3 LW. In het algemeen maken
positieve waarden het onderwerp lichter terwijl negatieve waarden
het onderwerp donkerder maken.
Druk, om een waarde voor
belichtingscorrectie te kiezen, op de E-
knop en draai aan de hoofdinstelschijf
totdat de gewenste waarde wordt
weergegeven.
Belichtingscorrectie
(alleen standen P, S, A, M, SCENE en %)
–1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW
±0 LW –0,3 (–
1
/
3) LW +2,0 LW
E-knop
Hoofdinstelschijf