Gebruikshandleiding

139
Belichting
Kies hoe de camera de belichting instelt in de standen P, S, A en M (in
andere standen selecteert de camera de lichtmeetmethode
automatisch).
Lichtmeting (alleen standen P, S, A en M)
Optie Beschrijving
a
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties.
De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie en met
type G-, E- of D-objectieven (0 429), afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt de
camera kleurenmatrixmeting III, waarbij geen gebruik kan worden
gemaakt van 3D-afstandsinformatie).
Z
Centrumgericht: De camera meet het gehele beeld maar wijst het
grootste gewicht toe aan het middelste veld (als een CPU-objectief
is bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van Persoonlijke instelling b5, Centrumgericht meetveld,
0 335; als er een objectief zonder CPU is bevestigd, is het veld gelijk
aan een cirkel met een diameter van 12 mm).
Klassieke meter voor
portretten; aanbevolen bij het gebruik van filters met een
belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1×.
b
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa
1,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt
gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
centrum te meten (als een objectief zonder CPU wordt gebruikt of
als automatisch veld-AF in werking is, meet de camera het
middelste scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct
belicht wordt, ook als de achtergrond veel helderder of donkerder
is.
h
Op hoge lichten gericht: Camera wijst het grootste gewicht toe aan
hoge lichten. Gebruik voor het verminderen van verlies van detail in
hoge lichten, bijvoorbeeld bij het fotograferen van artiesten die
worden belicht door spotlicht op een podium.