Gebruikshandleiding

54
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
De belichtingscorrectie wordt gebruikt om een andere belichtingsinstelling te krijgen dan de camera
voorstelt, om de foto lichter of donkerder te maken. De werking is het meest effectief bij gebruik met
centrumgerichte of spotmeting ( 52).
Belichtingscorrectie is beschikbaar in de standen P, S, en A (in de stand M heeft de correctie-instelling
alleen invloed op de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding; sluiter-
tijd en diafragma veranderen niet).
U kunt terugkeren naar de normale belichting door de belichtingscorrectie in te stellen op
±0. Bij het uitzetten van de camera wordt de belichtingscorrectie niet teruggezet.
Belichtingscorrectie
Gebruikte bedieningsorganen: knop + hoofdinstelschijf
10LW stapgrootte ( 89)
Met deze optie kunt u de stapgrootte van de belichtingscorrectie instellen op ½LW.
11Belichtingscorrectie ( 89)
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen zonder op de knop te drukken.
Houd de knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf tot de
gewenste waarde in het LCD-venster verschijnt. U kunt de belichtings-
correctie instellen van –5LW (onderbelichting) tot +5LW (overbelichting),
in stappen van
1
/3LW. In het algemeen geldt: kies positieve waarden om
het onderwerp lichter te maken, negatieve waarden om het donkerder te
maken.
Bij andere waarden dan ±0 verschijnt een pictogram nadat u de
knop hebt losgelaten. De huidige waarde voor de belichtingscorrectie
verschijnt in de zoeker wanneer er op de knop wordt gedrukt.
+2,0LW
–0,3LW
1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW