Gebruikshandleiding

Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
55
De flitsbelichtingscorrectie wordt gebruikt om de flitssterkte te wijzigen ten opzichte van de waarde
die de camera wil gebruiken; hierbij verandert de helderheid van het onderwerp in relatie tot de ach-
tergrond. U kunt de flitsintensiteit vergroten om het hoofdonderwerp lichter te maken of juist beper-
ken om ongewenste lichtaccenten of reflecties te verminderen.
U kunt terugkeren naar de normale flitssterkte door de flitsbelichtingscorrectie op ±0,0 te zetten. Bij
het uitzetten van de camera wordt de flitsbelichtingscorrectie niet teruggezet.
Flitsbelichtingscorrectie
Gebruikte bedieningsorganen: knop + secundaire
instelschijf
Gebruik van flitsbelichtingscorrectie bij optionele flitsers
Flitsbelichtingscorrectie is ook beschikbaar met de optionele SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers.
10LW stapgrootte ( 89)
Met deze optie kunt u de stapgrootte van de flitscorrectie instellen op ½LW.
Houd de ( ) knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf
tot de gewenste waarde in het LCD-venster verschijnt. U kunt de flitscor-
rectie instellen van –3LW (donkerder) tot +1LW (lichter), in stappen van
1
/3LW. In het algemeen geldt: kies positieve waarden om het onderwerp
lichter te maken, negatieve waarden om het donkerder te maken.
Bij andere waarden dan ±0 verschijnt een pictogram nadat u de
( ) knop hebt losgelaten. De huidige waarde voor de flitscorrectie ver-
schijnt in de zoeker wanneer er op de knop wordt gedrukt.
–0,3LW
+0,7LW