Operation Manual
338
U
Stel de scherpstelling fijn af voor maximaal 20 objectieftypen. AF-
fijnafstelling wordt in de meeste situaties afgeraden en kan hinderen
bij normale scherpstelling. Gebruik alleen indien noodzakelijk.
AF-fijnafstelling
G-knop ➜ B setup-menu
Optie Beschrijving
AF-
fijnafstelling
(Aan/Uit)
• Aan: Schakel AF-fijnafstelling in.
• Uit: Schakel AF-fijnafstelling uit.
Opgeslagen
waarde
Stel AF af voor het huidige objectief
(enkel CPU-objectieven). Druk op
1
of
3
om een waarde tussen +20 en
–20 te kiezen. Er kunnen waarden
worden opgeslagen voor maximaal
20 objectieftypes. Er kan voor elk
type objectief slechts één waarde
worden opgeslagen.
Standaard
Kies de waarde voor AF-
fijnafstelling die wordt gebruikt
als er geen eerdere waarde
bestaat voor het huidige objectief
(alleen CPU-objectieven).
Opgeslagen
waarden
tonen
Geef de al opgeslagen waarden weer voor AF-fijnafstelling.
Markeer het gewenste objectief en druk op
O
(
Q
) om een
objectief uit de lijst te wissen. Om de identificatie van een objectief
te wijzigen (om bijvoorbeeld een identificatie te kiezen die gelijk is
aan de twee laatste cijfers van het serienummer van het objectief
om onderscheid te maken met andere objectieven van hetzelfde
type, aangezien
Opgeslagen waarde
slechts met een objectief
van elk type kan worden gebruikt), markeert u het gewenste
objectief en drukt u op
2
.
Het menu rechts wordt weergegeven.
Druk op 1 of 3 om een identificatie te
kiezen en druk op J om de wijzigingen
op te slaan en af te sluiten.
Verwijder het
scherpstelpunt
verder uit de
camera.
Huidige
waarde
Plaats het
scherpstelpunt
dichter bij de
camera.
Vorige
waarde










