Operation Manual

198
L
❚❚ FV-vergrendeling
Deze functie vergrendelt de lichtsterkte van de flitser om te voorkomen dat de flitssterkte
verandert tussen twee foto's of terwijl u een foto opnieuw kadreert.
De flitssterkte wordt
automatisch aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt gewijzigd.
1 Wijs de functie FV-vergrendeling toe aan de Fn-knop.
Voor FCV-vergrendeling kan zowel de Fn-knop als de knop
AE-L/AF-L worden gebruikt.
Om de Fn-knop te gebruiken zoals
in het onderstaande wordt beschreven, selecteert u FV-
vergrendeling voor persoonlijke instelling f3 (FUNC.-knop
toewijzen).
Om de knop AE-L/AF-L te gebruiken, selecteert u
FV-vergrendeling voor persoonlijke instelling f4 (AE-L/AF-L
knop toewijzen, p. 200).
2 De flitser opklappen.
In de standen i, k, n en o wordt de flitser automatisch
opgeklapt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt
en de hoeveelheid licht ontoereikend is.
In de standen P, S,
A en M moet op de M-knop worden gedrukt om de flits op te
klappen.
3 Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het midden van het
beeld en druk de ontspanknop half in om de
scherpstelling te activeren.
4 Vergrendel de flitssterkte.
Controleer of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker
wordt weergegeven en druk op de Fn-knop. De flitser geeft
een monitor-voorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen.
De flitssterkte zal op dat niveau worden vergrendeld en het
pictogram a FV-vergrendeling (r) zal in de zoeker
verschijnen.
5 Pas de compositie aan.
M knop
Fn-knop