Naslaggids
17
s
5
Zet de camera aan.
Druk op de hoofdschakelaar om de
camera in te schakelen. Het aan/
uit-lampje brandt korte tijd groen en
schakelt de monitor in.
A
De camera uitschakelen
Druk nogmaals op de hoofdschakelaar om de camera uit te schakelen.
De monitor schakelt uit.
A
Automatisch uitschakelen
Als er gedurende ongeveer dertig seconden geen handelingen worden
uitgevoerd, schakelen de weergaveschermen uit en begint het aan/uit-
lampje te knipperen (indien gewenst kan de vertraging, voordat de
weergaveschermen automatisch uitschakelen, worden gewijzigd met
behulp van de optie Automatisch uitschakelen in het setup-menu;
0 151). U kunt de camera opnieuw activeren door de knoppen,
standknop of andere camerabesturingen te bedienen. Als er na
ongeveer drie minuten, nadat de weergaveschermen zijn
uitgeschakeld, geen handelingen worden uitgevoerd, schakelt de
camera automatisch uit.
A
Objectieven bevestigen en verwijderen
Zet de camera uit voordat u objectieven bevestigt of verwijdert.
Wanneer de camera wordt uitgeschakeld, sluit de
sensorbeschermbarrière in het objectief, zodat de beeldsensor van de
camera wordt beschermd. Als het objectief over een knop voor de
intrekbare objectiefcilinder beschikt, dient u het objectief in te trekken
voordat deze wordt verwijderd.
A
Objectieven met knoppen voor de intrekbare objectiefcilinder
Als u een objectief met een knop voor de intrekbare objectiefcilinder
(0 16) gebruikt, schakelt de camera automatisch in wanneer de knop
voor de intrekbare objectiefcilinder wordt ontgrendeld (het
ontgrendelen van de objectiefcilinder schakelt echter niet de camera
uit).