Operation Manual

84
3 Procedures voor Commander-flitsstand
1
Druk op de knop [ON/OFF] om de camera, de
Commander en de externe flitsers aan te zetten.
Controleer of het rode gereedlampje brandt en of de
flitsers volledig zijn opgeladen.
Controleer of de aanduidingen voor draadloos flitsen,
Commander-stand en CVS-compatibele camera
worden weergegeven op het LCD-venster.
2
De Commander-functies instellen
Stel de Commander-functies van de
Commander in.
Houd de knop [SEL](FUNC.) gedurende circa 2
seconden ingedrukt om te schakelen tussen de
Commander-stand en de stand voor stroboscopisch
flitsen (RPT).
3
De flitsstand van de externe flitsers instellen
Stel de flitsstand van de externe flitsers in op DDL,
automatisch diafragma (AA), M of --- (flitsen
geannuleerd).
Druk op de knop [SEL](FUNC.) om de (knipperende)
flitsstand voor elke groep weer te geven. Druk op de
knop [MODE] om de flitsstand in te stellen.
4
De flitscorrectie voor de externe flitsers instellen
(in de DDL- of automatisch diafragma (AA)-stand)
U kunt de flitscorrectiewaarde instellen in stappen
van 1/3 van +3,0 tot –3,0 LW.
U kunt de flitscorrectiewaarde voor elke groep
afzonderlijk instellen.
Druk op de knop [SEL](FUNC.) om de
flitscorrectiewaarde (knipperend) voor de groep weer
te geven. Druk op de knop [W] of [X] om de waarde te
verhogen of te verlagen. Druk nogmaals op de knop
[SEL](FUNC.), waarna de waarde stopt met knipperen.
De laatste knipperende waarde is de waarde die
automatisch werd ingesteld.
De waarden worden weergegeven in decimalen, zoals
0,3 voor 1/3 en 0,7 voor 2/3.
Als u de knop [W] of [X] ingedrukt houdt, wordt de
waarde snel verhoogd of verlaagd.
De waarde knippert als deze wordt aangepast en
stopt na zes keer met knipperen, tenzij u de waarde
aanpast. De laatste knipperende waarde is de waarde
die automatisch werd ingesteld.
Weergave in Commander-
stand