Gebruikshandleiding

C–10
C
Flitsstanden
Een foto maken in de niet-DDL automatische flitsstand
Druk op functieknop 3 om het
diafragma te markeren.
Draai de selectieschijf om het
diafragma in te stellen. Het
afstandsbereik bij itsopnamen
varieert afhankelijk van het
diafragma.
Het diafragma kan met functieknop 3
worden veranderd.
Een juiste belichting wordt verkregen
wanneer de feitelijke afstand van flitser
tot onderwerp binnen de effectieve
flitsafstand is.
Druk op de [OK]-knop.
Stel hetzelfde diafragma als
op de Speedlight in op het
objectief of de camera.
Controleer of de
itsgereedaanduiding brandt
en maak de foto.
v Wanneer onvoldoende itssterkte voor een correcte belichting
wordt aangegeven
Als de itsgereedaanduidingen van de SB-910 en in de zoeker van de camera
gedurende circa 3 seconden na de opname knipperen, kan er onderbelichting
zijn opgetreden door onvoldoende itssterkte. Om dit te corrigeren, moet u een
groter diafragma of een hogere ISO-gevoeligheid gebruiken, of de afstand tot het
onderwerp verkleinen, en dan opnieuw fotograferen.