Gebruikshandleiding

55
Zorgen voor de camera en batterij: waarschuwingen
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder −10 °C of boven
40 °C. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de batterij
beschadigen of de prestaties ervan doen verslechteren. Laad de batterij
binnen op bij een omgevingstemperatuur van 5 °C–35 °C. De batterij laadt
niet op als de temperatuur lager is dan 0 °C of hoger dan 60 °C.
De capaciteit kan afnemen en de oplaadtijden kunnen toenemen bij
batterijtemperaturen van 0 °C tot 15 °C en van 45 °C tot 60 °C.
Batterijen vertonen in het algemeen een verminderde capaciteit bij lage
omgevingstemperaturen. Zelfs nieuwe batterijen die worden opgeladen
bij temperaturen lager dan ongeveer 5 °C kunnen een tijdelijke toename
vertonen van “0” naar “1” in het instelmenu [Batterij-informatie]
levensduurweergave, maar de weergave wordt weer normaal zodra de
batterij is herladen bij een temperatuur van ongeveer 20 °C of hoger.
De batterijcapaciteit neemt af bij lage temperaturen. De verandering in
capaciteit afhankelijk van temperatuur is te zien op de
batterijniveauweergave op de camera. Daardoor kan de batterijweergave
een vermindering in capaciteit vertonen naarmate de temperatuur daalt,
zelfs wanneer de batterij volledig is opgeladen.
Batterijen kunnen na gebruik heet zijn. Ga daarom voorzichtig te werk
wanneer u batterijen uit de camera verwijdert.
Laad batterijen voor gebruik op
Laad de batterij voor gebruik op. De meegeleverde batterij wordt bij
verzending niet volledig opgeladen.
Maak reservebatterijen gereed
Zet, voordat u foto’s maakt, een reservebatterij klaar en zorg dat hij volledig
opgeladen is. Afhankelijk van waar u zich bevindt, kan het soms moeilijk zijn
om snel vervangende batterijen te kopen.