Operation Manual

57
NL 730 90 58 b
3.8.2 Aftappunt met schuiminjecteur en schuimlans, Tappunt B
1. Open-/sluithandle van de hogedrukkraan
2. Snelkoppeling
3. Greep in het spuitpistool
4. Veiligheidspal
5. Snelkoppeling voor spuitlans
7. Schuimlans
10. Doseringsschaal
11. Doseerknop
12. Reinigingsmiddelencontainer
13. Muurrek voor reinigingsmiddelencontainer
Werking na opstarten
1. Koppel zorgvuldig de hogedrukslang aan de snelkoppeling van de hogedrukkraan (2).
Eventuele ongerechtigheden moeten vóór de aankoppeling worden verwijderd.
2. Steek de spuitlans (6) in de snelkoppeling van het spuitpistool (5).
3. Draai de handle van de hogedrukkraan (1) langzaam open en begin vervolgens met
uw reinigingswerk.
Toevoeging van reinigingsmiddelen
1. Stel de doseerknop op de schuiminjecteur af op een concentratie tussen 1 - 5 %. Bij
het afstellen van de doseerknop dient u zich te realiseren, dat de maximale toevoe-
ging van een reinigingsmiddel 5% is als de doseerknop volledig is opengedraaid.
(De bij reinigings- en ontsmettingsmiddelen genoemde percentages gelden voor
oplossingen in water. Deze waardes veranderen als er andere viscositeiten worden
gebruikt.)
2. Het gewenste reinigings- of ontsmettingsmiddel toepassen met behulp van de
schuimlans (7).
3. De DELTA BOOSTER spuitlans (6) (lagedruk) in de snelkoppeling (5) van het spuit-
pistool steken en naspoelen.
4. Als de injecteur slechts af en toe wordt gebruikt, dan dient deze na elk gebruik
beslist met schoon water te worden doorgespoeld. Dit geschiedt door de aanzuigs-
lang van de injecteur in een container met schoon water te hangen en de injecteur
gedurende 1 of 2 minuten schoon water te laten opzuigen, waarbij de doseerknop
volledig opengedraaid moet zijn.
Na gebruik
1. Sluit de hogedrukkraan door de handle (1) dicht te draaien en maak de slang drukvrij
door het spuitpistool in te knijpen.
Lees in dit verband paragraaf „3.8.4 Algemene richtlijnen voor de dosering van
reinigingsmiddelen“.