Operation Manual
Internetverbindingen
26
© 2006 Nokia. All rights reserved.
1. Geef in het dialoogvenster Verbinding instellen:
Naam en type de volgende instellingen op:
Verbindingsnaam — Geef een beschrijvende naam voor
de verbinding op.
Verbindingstype: — Selecteer het type netwerkdienst
waartoe u toegang wilt krijgen. Als u een gekoppelde
packet-gegevensservice in een mobiel netwerk wilt
gebruiken, zoals GPRS, selecteert u Packet-gegevens.
Als u een circuitgeschakelde gegevensservice in een
mobiel netwerk wilt gebruiken, zoals HSCSD
(High-Speed Circuit-Switched Data-netwerkservice),
selecteert u Gegevensoproep.
2. U dient het netwerk handmatig te selecteren als u geen
compatibele mobiele telefoon aan uw apparaat hebt
gekoppeld. Selecteer het type mobiel netwerk waarover
de internetverbinding verloopt: GSM/UMTS of CDMA.
3. Geef in het dialoogvenster Verbinding instellen de
volgende instellingen op:
Naam van toegangspunt — Voer de naam van het
internettoegangspunt in. U kunt de naam bij uw
internetprovider krijgen. Deze instelling wordt alleen
weergegeven als u een gekoppelde pakket-
gegevensverbinding, zoals GPRS, hebt geselecteerd en
uw telefoon gebruikmaakt van een GSM-netwerk.
Inbelnummer — Geef het telefoonnummer van de
modem van het internettoegangspunt op.
Gebruikersnaam — Geef een gebruikersnaam op als
dat nodig is. De gebruikersnaam wordt gewoonlijk door
de internetprovider verschaft.
Wachtwoord — Geef een wachtwoord op als dat nodig
is. Het wachtwoord wordt gewoonlijk door de
internetprovider verschaft.
Bij elke aanmelding vragen naar wachtwoord —
Selecteer deze optie als u uw wachtwoord telkens wilt
opgeven wanneer u zich aanmeldt bij een
internetserver of als u niet wilt dat uw wachtwoord in
het apparaat wordt opgeslagen.
Tip: Het is in GPRS-packet-gegevensnetwerken
gebruikelijk dat de naam van het toegangspunt
'Internet' is of leeg wordt gelaten; het inbelnummer
is gewoonlijk *99# en de gebruikersnaam en het
wachtwoord kunnen achterwege worden gelaten.
Neem voor instellingen van CDMA-packet-
gegevensnetwerken contact op met uw
serviceprovider.
4. Tik op Voltooien om de instellingen op te slaan. Als u
geavanceerde instellingen wilt opgeven, tikt u op
Geavanceerd. Raadpleeg de Help-functie bij het
apparaat voor meer informatie.