Operation Manual

1 Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit > Bestemmingen.
2 Selecteer de toegangspuntgroep met het gewenste WLAN-toegangspunt en
selecteer het toegangspunt.
U kunt ook WEP-instellingen definiëren bij het maken van een nieuw WLAN-
toegangspunt.
3 Selecteer WLAN-beveiligingsmodus > WEP.
4 Selecteer WLAN-beveiligingsinstell. en kies de volgende instellingen:
WEP-sleutel in gebruik — Selecteer het WEP-sleutelnummer (Wired
Equivalent Privacy). U kunt maximaal vier WEP-sleutels maken. Dezelfde
instellingen moeten worden ingevoerd op het apparaat voor het WLAN-
toegangspunt.
Verificatietype — Selecteer Open of Gedeeld voor het verificatietype tussen
uw apparaat en het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
Instellingen WEP-sleutel — Voer WEP-codering (lengte van de sleutel),
Indeling WEP-sleutel (ASCII of Hexadecimaal) en WEP-sleutel (de WEP-
sleutelgegevens in de geselecteerde indeling) in.
Beveiligingsinstellingen voor 802.1x en WPA/WPA2
Definieer de 802.1x of WPA-/WPA2-beveiligingsinstellingen als u één van beide
heeft geselecteerd als WLAN-beveiligingsmodus.
1 Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit > Bestemmingen.
2 Open de toegangspuntgroep met het gewenste WLAN-toegangspunt en
selecteer het toegangspunt.
U kunt ook 802.1x- of WPA-/WPA2-instellingen definiëren bij het maken van
een nieuw WLAN-toegangspunt.
3 Selecteer WLAN-beveiligingsmodus > WPA/WPA2 of 802.1x.
162 Connectiviteit
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.