Owner's Manual

15
HOE DE HANDMATIGE INSTELLING TE GEBRUI-
KEN
1.
D
e sleutel volledig in het bedieningspaneel
steken.
Raadpleeg HOE DE STROOM IN TE SCHAKE-
LEN op pagina 13
2. U kunt de instellingen van het bedieningspa-
neel bijstellen als u dat wilt.
Raadpleeg HOE DE INSTELLING VAN HET BE-
DIENINGSPANEEL TE PERSONALISEREN op
pagina 13.
3. Selecteer de handmatige instelling.
Telkens als u de sleutel in het paneel steekt, dan
wordt automatisch de handmatige instelling gese-
lecteerd. Als u een programma hebt geselecteerd,
druk herhaaldelijk op een van de
Programmatoetsen [PROGRAM GOALS] totdat het
woord MANUAL (handmatig) op de display ver-
schijnt. Opmerking: Zorg ervoor dat er geen iFIT-
kaart in het iFIT-slot zit.
4. Start de loopband en stel de snelheid bij.
Om de loopband te starten, druk op de Starttoets
[START], de Snelheidomhoogtoets [QUICK
SPEED] naast de Starttoets of op een van de ge-
nummerde Sneltoetsen om de snelheid te regelen.
Als de Starttoets of de Versnellingstoets wordt in-
gedrukt dan zal de loopband beginnen te bewegen
met een snelheid van 2 Km/u. Als u een oefening
doet, kunt u de snelheid van de loopband wijzigen
door op de Versnellings- of Vertragingstoetsen
[SPEED] te drukken. Telkens als u op een toets
drukt, zal de snelheid worden gewijzigd met 0,1
Km/u; als u de toets ingedrukt houdt, dan zal de
snelheid met 0,5 Km/u verhogen. Als u op een van
de genummerde sneltoetsen voor de snelheid
drukt, dan zal de loopband langzaam de snelheid
verhogen totdat de loopband de geselecteerde
snelheid bereikt.
Om de loopband te stoppen, druk op de Stoptoets.
Om de loopband opnieuw te starten, druk op de
Starttoets, de Snelheidomhoogtoets of een van de
genummerde Sneltoetsen voor de snelheid.
5. De hellingstand van de loopband veranderen
zoals gewenst.
O
m de helling van de loopband te wijzigen, druk op
de Hellingomhoog- en [INCLINE] omlaagtoetsen of
o
p een van de genummerde Sneltoetsen [QUICK
INCLINE] voor de helling. Telkens als u op een van
de toetsen druk, zal de helling van de loopband
langzaam veranderen totdat de gewenste helling
w
ordt bereikt.
6. Selecteer een displayweergave en volg uw vor-
deringen op de display en de intensiteitniveau-
balk.
De display zal de volgende informatie tonen als u
op de loopband loopt of rent:
De verlopen tijd [TIME].
De afstand [DISTANCE] die u hebt gewandeld
of gelopen.
De snelheid [SPEED] van de loopband.
Het hellingsniveau [INCLINE] van de loopband.
Het aantal calorieën [CALORIES] dat u bij be-
nadering hebt verbrand.
Uw wandel- of looptempo [PACE], in minuten
per mijl of minuten per kilometer.
Een visuele EQUALIZER.
Uw hartslag. Opmerking: Uw hartslag kan
slechts worden weergegeven als u de handsen-
soren vasthoudt of de borstkassensoren ge-
bruikt.
Op de display kan daarnaast ook een “oefenge-
schiedenis” worden weergegeven—een profiel
van de snelheidsinstellingen die u hebt gekozen
tijdens uw oefensessie. Bij het begin van elk
segment van één minuut van uw oefensessie,
zal een bijkomende niveaubalk in het profiel
verschijnen; als u de snelheid verhoogt of ver-
laagt, dan zal de hoogte van de balk verhogen
of verlagen.
Op de display kan ook het beeld van een hard-
loper worden weergegeven. Als u de snelheid
verhoogt of verlaagt, zal de hardloper sneller of
trager lopen.