Owner's Manual

19
HOE UW EIGEN PROGRAMMA SAMEN TE STEL-
LEN
1.
D
e sleutel volledig in het bedieningspaneel
steken.
Raadpleeg HOE DE STROOM IN TE SCHAKELEN
op pagina 13.
2. U kunt de instellingen van het bedieningspa-
neel bijstellen als u dat wilt.
Raadpleeg HOE DE INSTELLING VAN HET BE-
DIENINGSPANEEL TE PERSONALISEREN op
pagina 13.
3. Kies een van de programmaʼs op maat.
Om een eigen programma te kiezen, druk een of
twee keer op de Eigen Programmatoets [CUSTOM
PROGRAMS].
Als het eigen programma nog niet ingesteld is,
zal een programmatijd van drie minuten op de
display worden getoond. Als de programmatijd
meer dan drie minuten is, zie HOE EEN EIGEN
PROGRAMMA TE GEBRUIKEN op pagina 20.
Ieder segment heeft één instelling voor de helling
en één instelling voor de snelheid. De snelheid van
het eerste segment zal in de eerste kolom van het
Huidig Segment van de piste opflikkeren.
4. Druk op de Starttoets om het programma te
laten beginnen.
Even nadat u op de toets heeft gedrukt, zal de
loopband beginnen te draaien. Houd u vast aan de
handleuningen en begin te oefenen.
5. Selecteer een displayweergave en program-
meer de gewenste snelheid en helling.
Als u een eigen programma hebt geselecteerd, kunt
u kiezen tussen drie verschillende displayweergaves.
Druk herhaaldelijk op de DISPLAY-toets om de ge-
wenste displayweergave te kiezen.
Om een snelheids- en een hellingsinstelling voor
uw eerste segment te programmeren stelt U ge-
woon de snelheid en de helling van de loopband in
door op de Snelheids- en de Hellingstoetsen te
drukken.
Als het eerste segment voltooid is, dan zult u een
reeks pieptonen horen en de huidige snelheids- en
hellingsinstellingen worden in het geheugen opge-
slagen.
Programmeer een snelheids- en hellingsinstelling
voor het tweede segment zoals hierboven is be-
schreven. U kunt ook de snelheid en de helling van
30 segmenten programmeren.
Druk twee keer op de Stoptoets wanneer u klaar
bent met uw oefening. Het ingesteld programma
zal in het geheugen worden opgeslagen.
6. Haal de sleutel uit het bedieningspaneel wan-
neer u stopt met uw oefening.
Zie stap 9 op pagina 16.