Installation Instructions

Table Of Contents
26
Systeem 3: regeling van de relatieve vochtigheid in de toegevoerde
lucht
De regeling van de relatieve vochtigheid in de toegevoerde lucht
dient alleen daar te worden toegepast, waar de regeling van rela-
tieve vochtigheid in het retourkanaal of in de ruimte om technische
redenen niet mogelijk is. In deze installaties vindt de vochtregeling
steeds m.b.v. een PI-regelaar plaats. De vochtvoeler (A1) wordt in het
toevoerluchtkanaal achter de stoomverdeelpijp gemonteerd. De vocht-
voeler (A2) voor de regeling van relatieve vochtigheid wordt voor de
stoomverdeelpijp in het kanaal geplaatst. Voor deze vorm van regeling is
een PI-regelaar met een aansluiting voor een tweede vochtvoeler nodig.
Welk regelsysteem voor welke toepassing?
Toepassing Plaats van de vochtvoeler
ruimte of retourkanaal toevoerkanaal
Luchtbehandelingsinst. met:
– buitenluchtaandeel tot 33% Systeem 1 Systeem 1
– buitenluchtaandeel tot 66% Systeem 1 of 2 Systeem 2 of 3
– buitenluchtaandeel tot 100% Systeem 2 Systeem 3
– toevoerluchtbevochtigingsregeling Systeem 3
Directe ruimtebevochtiging Systeem 1
Neemt u in de volgende gevallen contact op met uw distributeur:
Bevochtiging van kleine ruimtes tot 200 m
3
Luchtbehandelingsinstallaties met grote luchtverversingshoeveelheden
Installaties met een variabele luchtvolumestroom
Testruimtes met extreme eisen aan de regeling
Ruimtes met een sterk variërende maximale stoombehoefte
Installaties met temperatuurschommelingen
Koelruimtes en installaties met ontvochting
Toegestane regelsignalen
Zie hoofdstuk 6.1 “Technische gegevens”
AT4
A1/A2 luchtvochtigheidssensor
B1 ventilatiebeveiliging
B2 luchthoeveelheidsbeveiliging
B3 maximaalhygrostaat
PI
I
interne P/PI regelaar
PI
E
externe proportionele regelaar
(bijv. PI regelaar)
Y ingangssignaal van A1
Z ingangssignaal van A2