Installation Instructions

29
ONOFF
Turbo 32
KS10
Ømin.
200 mm
FAN4 N-S
FAN4 N-M
min. 20 %
+
min. 20 %
–
Q5
A1 / A2
B3
Rmin. 300 mm
DS35
Z261
125...1250 µS/cm
1...10 bar
1...40 °C
ø 31 mm
ø14/7 mm
≥ 40 mm
G 3/4"
G 1/2"
G 3/8"
min. 50 cm
AT4
ext.
SC2
SC1
B3
B2
B1
J
∆p
max.
XE2
+ –
P / PI
A1
On/Off
A3
GND
IN
V+
JP3
24V 5V
XE4
140Ω...10kΩ
A2
JP3
24V 5V
GND
IN
V+
XE4
GND
IN
V+
XE4
AT4
ext.
AT4
ext.
AT4
ext.
AT4
ext.
FAN4
Trubo
L1 N
XE1
L1 L1 L2 L3 N PE
F7
6.3 AT
PEPESC2SC1NL1
X1
MAIN SUPPLY
Q5
K1
XE1
F5
L1 L2 L3
L1 L2 L3
400 V/3~/50..60 Hz
230 V/3~/50..60 Hz
N PE
PEN
Q5
F5
L1 L2
400 V/2~/50..60 Hz
L1 L1 L2 L3 N PE
F7
6.3 AT
AT4
ext.
L1 L2 L3
Q5
K1
XE1
F5
L1 L2 L3
L1 L2 L3
400 V/3~/50..60 Hz
230 V/3~/50..60 Hz
PE
PE
Q5
F5
L1 L2
400 V/2~/50..60 Hz
AT4
ext.
Installatieoverzicht ruimtebevochtiging
Waterzijdige installatie
Zie hoofdstuk 5.5
Stoomzijdige installatie
Zie hoofdstuk 5.4
Montage van de unit
Zie hoofdstuk 5.3
Electricsche aansluitingen
Zie hoofdstuk 5.6
Elektrische voeding (Module A) met
geïntegreerde voeding stuurstroom
Ventilatorunit
Externe beveiligingsketen
Continue
regeling
Ohmse bevochti-
gingsregelaar
24V aan/uit
regelaar
** units met twee cilinders
moeten worden voorzien van
twee elektrische voedingen
(Module A/Module B)
Elektrische voeding
Module B **