Installation Instructions

Table Of Contents
50
5.5.3 Controle van de waterinstallatie
Controleer de volgende punten:
– Watertoevoer
Is de lterklep (accessoire “Z261”) of respectievelijk afsluitklep en
een 5 µm waterlter gemonteerd in de toevoerleiding?
Is er rekening gehouden met de toegestane waterdruk (1 – 10 bar)
en temperatuur (1 – 40 °C)?
Is de toevoercapaciteit voldoende voor de bevochtiger en is de
minimum inwendige diameter van de toevoerleiding over de gehele
lengte hetzelfde?
Zijn alle componenten en leidingen goed bevestigd en alle schroef-
aansluitingen goed aangedraaid?
Is het watersysteem lekdicht?
Voldoet de watertoevoerinstallatie aan de plaatselijke voorschriften
voor waterinstallaties?
– Waterafvoer
Is de minimum inwendige diameter van de afvoerleiding van 40 mm
over de totale lengte aangehouden?
Is de afvoerleiding gelegd met een afschot van tenminste 10 %?
Is de hittebestendigheid van het gebruikte materiaal tenminste
100 °C?
Is de afvoerslang goed bevestigd (slangklemmen bij de aansluiting
van de unit vastgezet)?
Voldoet de waterafvoerinstallatie aan de plaatselijke voorschriften
voor waterinstallaties?