Operation Manual
NL
32
Modus Scène – Landschap [ ]
Wanneer u foto’s maakt in de landschapsmodus [ ], kunt u levendige foto’s van uitgestrekte landschappen
maken waarbij de kleur en verzadiging van de foto worden versterkt.
1. Draai de modusknop in de modus [ SCENE ] Scène en zet uw camera
aan.
2. Scènemodi worden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop
om de modus [ ] Landschap te selecteren.
3. Druk op de knop Menu [ ].
4. U kunt instellingen wijzigen door op de knop / drukken en daarna
op om het submenu te openen. Selecteer de gewenste instellingen
met de knop / en druk op de knop . U sluit het menu door
opnieuw op de menuknop [ ] te drukken.
De beschikbare opnamemenu’s zijn: Beeldformaat, Beeldkwaliteit, Kleur, Verzadiging, Scherpte,
Scherpstelling, Overzicht, Histogram, Opnamemodus, Meting, Zelfontspanner en Interval.
5. Richt de camera op het onderwerp.
6. Druk op de sluiterknop.
In de lanschapsmodus [ ] kunnen de modi [EV], [Witbalans] en [ISO] niet worden ingesteld.
In de landschapsmodus [ ] wordt de flitsmodus standaard ingesteld op [ ] Flitser uit.
De scène-instellingen blijven behouden, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
Macrofotografie kan niet worden gebruikt in de Scènemodus.










