Operation Manual
NL
33
Modus Scène – Portret [ ]
Wanneer u foto’s maakt in de portretmodus [ ], kunt u portretten maken waarbij het hoofdonderwerp scherp is
en duidelijk afsteekt tegen onduidelijke details op de achtergrond.
1. Draai de modusknop in de modus [ SCENE ] Scène en zet uw camera aan.
2. Scènemodi worden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop
om de modus [ ] Portret te selecteren.
3. Druk op de knop Menu [ ].
4. U kunt instellingen wijzigen door op de knop / drukken en daarna op
om het submenu te openen. Selecteer de gewenste instellingen met de
knop / en druk op de knop . U sluit het menu door opnieuw op de
menuknop [ ] te drukken.
De beschikbare opnamemenu’s zijn: Beeldformaat, Beeldkwaliteit, Kleur, Verzadiging, Scherpte,
Scherpstelling, Overzicht, Histogram, Opnamemodus, Meting, Zelfontspanner en Interval.
5. Richt de camera op het onderwerp.
6. Druk op de sluiterknop.
In de portretmodus [ ] kunnen de modi [EV], [Witbalans] en [ISO] niet worden ingesteld.
In de portretmodus [ ] wordt de flitsmodus bij een donkere of nachtelijke achtergrond standaard ingesteld
op [ ] flits tegen rode ogen.
De scène-instellingen blijven behouden, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
Macrofotografie kan niet worden gebruikt in de Scènemodus.










