Operation Manual

NL
37
Modus Scène – Pannen [ ]
Als u de modus Pannen [ ] gebruikt, wordt de scherpstelling zo geregeld dat er snel fotos kunnen worden
gemaakt als de sluiterknop ingedrukt wordt. Gebruik de modus Pannen als u geen enkele foto wilt missen maar
niet op voorhand de positie van het onderwerp of de exacte brandpuntafstand kunt bepalen. De brandpuntafstand
wordt vooraf ingesteld op de maximale groothoekinstelling.
1. Draai de modusknop in de modus [ SCENE ] Scène en zet uw camera aan.
2. Scènemodi worden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop
om de modus [ ] Pannen te selecteren.
3. Druk op de knop Menu [ ].
4. U kunt instellingen wijzigen door op de knop / drukken en daarna op
om het submenu te openen. Selecteer de gewenste instellingen met de
knop / en druk op de knop . U sluit het menu door opnieuw op de menuknop [ ] te drukken.
De beschikbare opnamemenus zijn: Beeldformaat, Beeldkwaliteit, Kleur, Verzadiging, Scherpte,
Scherpstelling, Overzicht, Histogram, Opnamemodus, Meting, Zelfontspanner en Interval.
5. Richt de camera op het onderwerp.
6. Druk op de sluiterknop.
In de panmodus [ ] kunnen de modi [EV], [Witbalans] en [ISO] niet worden ingesteld.
De scène-instellingen blijven behouden, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
Macrofotografie kan niet worden gebruikt in de Scènemodus.