Océ Gebruikershandleiding Océ CS193/CS173/CS163 Handleiding - NL
Océ-Technologies B.V. Copyright © 2007, Océ Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gekopieerd, bewerkt of overgedragen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Océ. Océ geeft geen volledigheidsverklaring of garanties met betrekking tot de inhoud van deze handleiding. Océ geeft geen impliciete garantie met betrekking tot de verhandelbaarheid of de geschiktheid voor een bepaald doel.
Inhoud 1 2 Inleiding 1.1 Energy Star®.................................................................................................................................... 1-3 Wat is een ENERGY STAR®-product? ............................................................................................. 1-3 1.2 1.3 Gebruiksrechtovereenkomst software.......................................................................................... Toelichting bij de standaardprocedures m.b.t. de handleiding ........
3 Kopieerbewerkingen 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4 3.7 3.7.1 3.7.2 3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3 3.8.4 3.9 3.10 3.11 3.11.1 3.11.2 3.12 3.12.1 3.12.2 3.12.3 3.12.4 3.12.5 3.13 3.13.1 3.13.2 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.18.1 3.18.2 3.19 3.19.1 3.19.2 3.19.3 3.20 3.20.1 Inhoud-2 Namen van onderdelen en hun functies ........................................................................................ 3-3 Bedieningspaneel ......................
3.20.2 3.20.3 3.20.4 3.20.5 3.20.6 3.20.7 3.21 3.21.1 3.21.2 3.21.3 3.21.4 3.22 3.23 3.24 3.25 3.26 3.27 3.28 3.29 3.30 3.31 3.32 3.33 3.34 3.35 3.36 4 Een papierformaatinstelling selecteren (instelling Formaat)............................................................ 3-85 Een aangepast papierformaat opgeven (instellingen Aangepast formaat)...................................... 3-88 Een aangepast papierformaat opslaan (instellingen Aangepast formaat).......................................
Datum/tijd bewerken ....................................................................................................................... 4-34 Paginanummer bewerken................................................................................................................ 4-34 Koptekst/voettekst bewerken.......................................................................................................... 4-35 5 4.5.9 4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.4 4.6.5 4.7 Quality.................................
6 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7 5.4.8 5.4.9 Beschrijving van het scherm Document.......................................................................................... Wanneer een wachtwoord is opgegeven voor de gebruikersbox................................................... Overzicht van afdruk ....................................................................................................................... Beschrijving van het scherm Afdrukinstelling ............................................
6.2.2 Beschikbare faxfuncties .................................................................................................................... 6-8 G3-faxverzending/ontvangst ............................................................................................................. 6-8 Opvragen ........................................................................................................................................... 6-8 6.2.3 Beschikbare netwerkfaxfuncties............................
Bestandspad ................................................................................................................................... Gebruikersnaam .............................................................................................................................. Wachtwoord .................................................................................................................................... Gedetaill. instellingen ..........................................................
Inbindpositie .................................................................................................................................... 6-57 6.9.10 Toepassing – Scanformaat.............................................................................................................. Standaard ........................................................................................................................................ Aangepast formaat ....................................................
ECM UIT .......................................................................................................................................... V.34 UIT........................................................................................................................................... Contr.best.&verzend........................................................................................................................ Lijninst. ...................................................................
6.14.6 Adresboek – FTP ........................................................................................................................... Nr. .................................................................................................................................................. Naam ............................................................................................................................................. Index ............................................................
Programma.................................................................................................................................... 6-124 7 6.15 6.15.1 6.15.2 Gebruikersinstellingen ................................................................................................................ Het scherm Gebruikersinstelling weergeven................................................................................. Aangepaste weergave inst. – Scan/fax instellingen ...............................
Inhoud-12 CS193/CS173/CS163
1 Inleiding
Inleiding 1 1 Inleiding Hartelijk dank voor uw keuze voor dit apparaat. Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van de diverse functies van het apparaat, voorzorgsmaatregelen bij het gebruik en fundamentele procedures voor het verhelpen van storingen. Om ervoor te zorgen dat deze machine correct en efficiënt wordt gebruikt, moet u deze handleiding zorgvuldig doorlezen zoals nodig. De in deze handleiding gebruikte afbeeldingen kunnen iets afwijken van de aanzichten op de feitelijke apparatuur.
Inleiding 1 1.2 Gebruiksrechtovereenkomst software Dit pakket bevat de volgende materialen die door Océ AG zijn geleverd: software als onderdeel van het afdruksysteem, digitaal gecodeerde, door de machine leesbare gegevens die in een speciaal formaat en in de gecodeerde vorm zijn gecodeerd ("Lettertypeprogramma's"), overige software die werkt op een computersysteem voor het gebruik in combinatie met de afdruksoftware ("Host Software") en verwante verklarende geschreven materialen ("Documentatie").
Inleiding 1.3 1 Toelichting bij de standaardprocedures m.b.t. de handleiding De tekens en tekstformaten die in deze handleiding gebruikt worden, zijn hieronder beschreven. Veiligheidsrichtlijnen 6 GEVAAR Als u de richtlijnen die op deze manier worden gemarkeerd niet naleeft, kan dit leiden tot fatale of kritieke letsels door elektrische stroom. % Houd rekening met alle gevaren om letsels te voorkomen.
Inleiding 1 Speciale tekstmarkeringen De toets [Stop] De namen van de toetsen op het bedieningspaneel worden geschreven zoals hierboven weergegeven. MACHINE-INSTELLING De teksten op het display zijn geschreven zoals hierboven weergegeven. 2 Opmerking De illustraties van de machine in deze handleiding kunnen variëren afhankelijk van de machineconfiguratie. 1.
2 Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 2 Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2.1 Veiligheidsinformatie Dit gedeelte bevat belangrijke instructies met betrekking tot de werking en het onderhoud van dit kopieerapparaat. Voor een optimaal gebruik van dit kopieerapparaat dienen alle gebruikers de instructies in deze handleiding zorgvuldig te lezen en op te volgen. Lees de volgende sectie voordat u het apparaat op het elektriciteitsnet aansluit.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Demonteren en wijzigingen aanbrengen 7 WAARSCHUWING Negeren van deze waarschuwingen kan ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben. % Negeer deze veiligheidsrichtlijnen niet. WAARSCHUWING • Probeer de afdekkappen en panelen die op dit product zijn aangebracht niet te verwijderen. Sommige producten bevatten een gedeelte dat onder hoge spanning staat of een laser en kunnen een elektrische schok of blindheid veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Netspanning 7 WAARSCHUWING Negeren van deze waarschuwingen kan ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben. % Negeer deze veiligheidsrichtlijnen niet. WAARSCHUWING • Gebruik uitsluitend de aangegeven spanning. Doet u dit niet, dan kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. • Steek de voedingsstekker rechtstreeks in een wandcontactdoos met dezelfde opbouw als de stekker.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 7 VOORZICHTIG Negeren van deze waarschuwingen kan persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben. % Negeer deze veiligheidsrichtlijnen niet. VOORZICHTIG • Trek niet aan het netsnoer wanneer u de stekker uittrekt. Indien u aan het snoer trekt, kan dit het snoer beschadigen, hetgeen brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben. • Trek de voedingsstekker meer dan eenmaal per jaar uit de wandcontactdoos en reinig de stekker goed.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Installatie 7 WAARSCHUWING Negeren van deze waarschuwingen kan ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben. % Negeer deze veiligheidsrichtlijnen niet. WAARSCHUWING • Symbool Plaats geen vaas of een ander voorwerp dat water bevat en paperclips of andere kleine metalen voorwerpen op het kopieerapparaat. Gemorst water of metalen objecten die in het product zijn gevallen kunnen resulteren in brand, elektrische schok of uitval.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Acties bij problemen 7 WAARSCHUWING Negeren van deze waarschuwingen kan ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben. % Negeer deze veiligheidsrichtlijnen niet. WAARSCHUWING • Blijf het product niet gebruiken, als het overmatig heet wordt of rook, een ongewone geur of een ongewoon geluid produceert. Zet onmiddellijk de hoofdschakelaar UIT, verwijder de stekker uit de wandcontactdoos en neem contact op met uw leverancier.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Wanneer u het toestel verplaatst 7 VOORZICHTIG Negeren van deze waarschuwingen kan persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg hebben. % Negeer deze veiligheidsrichtlijnen niet. VOORZICHTIG • Zorg dat u het netsnoer en andere kabels heeft verwijderd wanneer u het kopieerapparaat gaat verplaatsen.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 2.2 Informatie over wetgeving en reglementeringen CE-keurmerk (Conformiteitsverklaring) Voor gebruikers binnen de Europese Unie (EU) Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen: 2006/95/EG, 2004/108/EG en 1999/5/EG. Deze verklaring is alleen geldig binnen de Europese Unie. Dit apparaat moet worden gebruikt met een afgeschermde netwerkkabel.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Interne laserstraling Specificatie Maximaal gemiddeld stralingsvermogen CS173/CS163: 7,7 µW bij laserlensopening van de printkopeenheid CS193: 11,6 µW bij laserlensopening van de printkopeenheid Golflengte 775-800 nm 7 WAARSCHUWING Dit product maakt gebruik van een laserdiode van Klasse 3 die een onzichtbare laserstraal uitzendt. % De laserdiode en de polygone scanspiegel zijn geïntegreerd in de printkopeenheid.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Voor Europese gebruikers 7 VOORZICHTIG Gebruik van bedieningselementen, aanpassingen of uitvoeren van procedures die niet in deze handleiding zijn beschreven, kunnen blootstelling aan gevaarlijke straling veroorzaken. % Dit is een halfgeleider laser. Het maximale vermogen van de laserdiode is 30 mW en de golflengte is 775-800 nm. Voor gebruikers in Denemarken 7 ADVARSEL Dette er en halvlederlaser.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Voor gebruikers in Noorwegen 7 ADVARSEL! Dette en halvleder laser. % Dersom apparatet brukes på annen måte enn spesifisert i denne bruksanvisning, kan brukeren utsettes for unsynlig laserstråling som overskrider grensen for laser klass 1. Dette en halvleder laser. Maksimal effekt till laserdiode er 30 mW og bølgelengde er 775-800 nm.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 Ozonuitstoot 7 VOORZICHTIG Plaats de machine in een goed geventileerde ruimte % Er wordt een verwaarloosbare hoeveelheid ozon gegenereerd tijdens de normale werking van deze machine. In slecht geventileerde ruimtes kan echter wel een onaangename geur ontstaan wanneer het kopieerapparaat intensief wordt gebruikt. Het verdient aanbeveling om te zorgen voor voldoende ventilatie met het oog op de gezondheid, de veiligheid en het comfort van de gebruiker.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2.3 2 Waarschuwingsnota's en labels Nota's en labels met betrekking tot de veiligheid zijn op deze machine op de volgende posities aangebracht. Wees voorzichtig dat er geen ongevallen gebeuren wanneer u bewerkingen uitvoert, zoals het verwijderen van vastgelopen papier.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 2.4 Benodigde ruimte Raadpleeg de aanbevolen ruimtevereisten die hieronder zijn weergegeven, zodat u zeker bent dat de bediening van de machine, het bijvullen van verbruiksproducten, het vervangen van onderdelen en regelmatig onderhoud gemakkelijk kan verlopen.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2.5 2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik Om verzekerd te zijn van optimale prestatie van deze machine, dient u rekening te houden met de onderstaande punten: Netspanning De netspanning dient te voldoen aan de volgende eisen. Spanningsschommeling: Maximum ± 10% (bij 220 tot 240 V AC) Frequentieschommeling: maximum ± 3 Hz (bij 50 Hz/60 Hz) – Gebruik een spanningsbron met zo weinig mogelijk voltage- of frequentiefluctuaties.
Voorzorgsmaatregelen bij installatie en bediening 2 2.6 Juridische beperkingen m.b.t. kopiëren Bepaalde types originelen mogen nooit worden gekopieerd met het doel of de intentie om de kopieën van dergelijk originelen te verspreiden alsof het originelen waren. Onderstaande opsomming is geen volledige lijst, maar is bedoeld als richtlijn voor verantwoord kopiëren.
3 Kopieerbewerkingen
Kopieerbewerkingen 3 3 Kopieerbewerkingen 3.1 Namen van onderdelen en hun functies 3.1.1 Bedieningspaneel 1 2 3 4 22 5 21 20 19 6 18 17 7 16 8 15 14 Nr. 13 12 11 10 9 Onderdeelnaam Omschrijving 1 Tiptoetsscherm Toont diverse schermen en meldingen. Vastleggen van de diverse instellingen door rechtstreeks het paneel aan te tippen. 2 Indicator netspanning Licht groen op wanneer de machine wordt ingeschakeld met de hoofdvoedingsschakelaar.
Kopieerbewerkingen 3 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 10 Toets [Start] Indrukken om de kopieer-, scan- of faxbewerking te starten. Wanneer deze machine gereed is om de bewerking te starten, licht de indicator op de toets [Start] blauw op. Als de indicatie op de toets [Start] oranje oplicht, kan het kopiëren niet beginnen. Indrukken voor het opnieuw starten van een gestopte opdracht.
Kopieerbewerkingen 3.1.2 3 Schermen Basisinstellingen Het basisscherm verschijnt wanneer de machine na het inschakelen klaar is om te starten met het maken van kopieën. Druk licht op de gewenste knop op het tiptoetsscherm om een functie te activeren of een instelling te selecteren.
Kopieerbewerkingen 3 Wanneer u op linkerpaneel. Nr. drukt, worden de Kleurinstellingen, [Afwerking] en [Niet roteren] weergegeven in het Naam Omschrijving 1 Berichtenweergavegebied De status van de machine en details over de bewerkingen worden weergegeven. 2 Weergavegebied functies/instellingen Tabbladen en knoppen voor het weergeven selecteren van schermen die diverse functies bevatten, worden weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 2 Opmerking Als de instellingen werden gewijzigd ten opzicht van de fabriekswaarden, wordt het tabblad voor het scherm met de gewijzigde instellingen weergegeven in een kader met een groene lijn. De groene lijn kan in een andere kleur worden weergegeven met de parameter "Kleurselectie instellingen" in het scherm Aangepaste weergave instellingen (wordt weergegeven vanaf het scherm Gebruikersinstelling in de Hulpprogramma-modus).
Kopieerbewerkingen 3 3.1.3 Pictogrammen die op het scherm verschijnen Pictogram Omschrijving Geeft aan dat gegevens van de machine worden verzonden, ongeacht de huidige functie. Geeft aan dat gegevens van de machine zijn ontvangen, ongeacht de huidige functie. Geeft aan dat een fout is opgetreden tijdens een bewerking voor een afbeeldingsstabilisatie, een afdrukbewerking of een scanbewerking. Druk op dit pictogram om een scherm met een waarschuwingscode weer te geven.
Kopieerbewerkingen 3.2 3 De hoofdvoeding en hulpvoeding inschakelen Deze machine heeft voedingsschakelaars: de hoofdvoedingsschakelaar en de [Voedingsknop] (hulpvoeding). 3.2.1 De machine inschakelen De hoofdvoedingsschakelaar schakelt alle functies van de machine in/uit. De hoofdvoedingsschakelaar is normaal ingeschakeld. De [Voedings] schakelaar (hulpvoeding) schakelt de machinebewerkingen in/uit, bijvoorbeeld voor het kopiëren, afdrukken of scannen.
Kopieerbewerkingen 3 3.2.2 Scannen tijdens het opwarmen 1 Druk op de [Voedingsknop] (hulpvoeding). – Raadpleeg "De machine uitschakelen" op pagina 3-11 voor meer informatie over het inschakelen van de machine. De indicator op de toets [Start] licht oranje op. Nadat het opwarmingsbericht is weergegeven, verschijnt het basisscherm. De indicator op de toets [Start] licht blauw op. 2 Controleer of het bericht "Bezig met opwarmen. Gereed om te scannen." verschijnt op het tiptoetsscherm.
Kopieerbewerkingen 3 – Zodra de machine klaar is met opwarmen, worden de opdrachten automatisch afgedrukt. Hoe kan een opdracht die bezig is met afdrukken, worden gestopt? % Druk op de toets [Stop]. Raadpleeg "Scannen/afdrukken tijdelijk stoppen" op pagina 3-68 voor meer informatie.
Kopieerbewerkingen 3 3.2.4 Handmatig energie besparen De machine kan handmatig worden ingesteld in een energiespaarstand (spaarstand of slaapstand). 1 Druk op de toets [Spaarstand] (of druk op de [Voedingsknop] (hulpvoeding)). – In de standaardinstelling gaat de machine naar de Spaarstand. ! Detail Via de Beheerderinstellingen kunt u bepalen of de machine naar de Spaarstand of de Slaapstand gaat wanneer de toets [Spaarstand] wordt ingedrukt.
Kopieerbewerkingen 3.2.5 3 Het gebruik door elke gebruiker van deze machine controleren (Gebruikersauthenticatie) Als er instellingen voor de gebruikersauthenticatie werden opgegeven door de beheerder, kunnen alleen geregistreerde gebruikers deze machine gebruiken. Daarnaast kan het aantal afgedrukte pagina' s voor elke gebruiker worden beheerd.
Kopieerbewerkingen 3 – 3-14 Als de externe serverauthenticatie is geselecteerd als de gebruikersauthenticatiemethode, verschijnt [Servernaam] met de naam van de standaardserver. Druk op [Servernaam] om de namen van de geregistreerde gebruikers weer te geven en selecteer vervolgens de gewenste server. 2 Voer de gebruikersnaam in en druk op [OK]. 3 Druk op [Wachtwoord].
Kopieerbewerkingen 4 Voer het wachtwoord in en druk op [OK]. 5 Druk op [Aanmelden] of druk op de toets [Toegang]. 3 Het basisscherm verschijnt. Als er gebruikersregistratie-instellingen zijn toegepast, verschijnt het scherm Gebruikersregistratie. Als "Synch.gebr.auth.&gebr.reg." echter is ingesteld op "Synchroniseer", verschijnt het gebruikersregistratiescherm niet als de gebruikers en accounts worden gesynchroniseerd. 6 Maak de kopieën met de gewenste kopieerinstellingen.
Kopieerbewerkingen 3 2 Opmerking De instellingen voor de gebruikersauthenticatie kunnen samen met de instellingen voor de gebruikersregistratie worden gebruikt. Als de parameter "Synch.gebr.auth.&gebr.reg." is ingesteld op "Synchroniseer", werkt u de gebruikersauthenticatie af en meldt u zich aan via het scherm voor de gebruikersregistratie.
Kopieerbewerkingen 3.2.6 3 Het gebruik door elke account van deze machine controleren (Gebruikersregistratie) Als er instellingen voor de gebruikersregistratie werden opgegeven door de beheerder, kunnen alleen gebruikers van geregistreerde accounts deze machine gebruiken. Daarnaast kan het aantal gemaakte afdrukken per account worden gecontroleerd. Dit is de gebruikersregistratie of account track.
Kopieerbewerkingen 3 3-18 2 Voer de gebruikersnaam in en druk op [OK]. 3 Druk op [Wachtwoord]. 4 Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
Kopieerbewerkingen 5 3 Druk op [Aanmelden] of druk op de toets [Toegang]. Het basisscherm wordt weergegeven. 6 Maak de kopieën met de gewenste kopieerinstellingen. 7 Druk op de toets [Toegang] wanneer u klaar bent met afdrukken. Een bericht waarin u wordt gevraagd het afmelden te bevestigen, wordt weergegeven. 8 Druk op [Ja] en druk vervolgens op [OK]. Het scherm Gebruikersregistratie wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 3.3 Papier laden in lade 1/2/3/4 De methode voor het plaatsen van papier is dezelfde voor laden 1, 2, 3 en 4. Hieronder vindt u de beschrijving van de procedure voor het laden van papier in lade 1. 0 Lade 3/4 is een optie. 1 Trek lade 1 uit. 2 Pas de zijgeleiders aan het geplaatste papierformaat aan. – 3 3-20 Zijgeleiders Als de zijgeleiders niet correct zijn geplaatst voor het geplaatste papier, zal het papierformaat niet correct worden verwijderd.
Kopieerbewerkingen 3 Hoe wordt gekruld papier geladen? % Strijk het papier glad voordat u het plaatst. ? Hoeveel vellen papier en andere media kunnen worden geladen? % Zorg ervoor dat u niet zoveel papier plaatst dat de bovenkant van de stapel hoger is dan de ,-markering. ? 4 Sluit lade 1. ! Detail Als er speciaal papier is geplaatst, moet de instelling voor het papiertype worden opgegeven. 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt.
Kopieerbewerkingen 3 3.4 Papier plaatsen in de groot volume cassette 0 0 Als de [Voedingsknop] (hulpvoeding) is uitgeschakeld, zelfs als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, kan de papierlade van de groot volume cassette niet worden uitgetrokken, ook niet nadat de knop voor de ladeontgrendeling is ingedrukt. Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld met de [Voedingsknop] (hulpvoeding). Groot-volume cassette is een optie. 1 Druk op de ladeontgrendelingsknop.
Kopieerbewerkingen 3 4 Plaats het papier in de linkerkant van de groot-volume cassette, zodat de afdrukzijde van het papier waarop moet worden afgedrukt (de kant die boven ligt bij het uitpakken) naar boven gericht is. 5 Sluit de groot volume cassette. – , Markering Als er speciaal papier is geplaatst, moet de instelling voor het papiertype worden opgegeven. Raadpleeg "Een instelling voor speciaal papier opgeven" op pagina 3-96 voor meer informatie. 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt.
Kopieerbewerkingen 3 3.5 Papier plaatsen in de handinvoer Papier kan handmatig via de handinvoer worden ingevoerd als u wilt kopiëren op papier dat niet in een papierlade geplaatst is of als u wilt kopiëren op dik papier 4, briefkaarten, enveloppen, OHP-transparanten of etiketvellen. 1 Open de handinvoer. – Trek het verlengstuk van de cassette uit wanneer u papier met groot formaat plaatst.
Kopieerbewerkingen – Om af te drukken op briefpapier, gekleurd papier of enveloppen, drukt u op vervolgens het papiertype. – – Als "A6Card w" is geselecteerd, wordt het papiertype automatisch ingesteld op "Dik 3". Meer informatie over het selecteren van een instelling voor papier met een niet-standaard-formaat vindt u onder "Een aangepast papierformaat opslaan (instellingen Aangepast formaat)" op pagina 3-90.
Kopieerbewerkingen 3 Wanneer u OHP-transparanten laadt, moet u ze in de richting w plaatsen, zoals weergegeven in de afbeelding. Plaats geen OHP-transparanten in de richting v. U kunt maximaal 20 OHP-transparanten plaatsen in de handinvoer. Het afdrukken op OHP-transparanten is alleen mogelijk in het zwart. Voordat u enveloppen plaatst, moet u hier stevig op drukken om ervoor te zorgen, dat alle lucht eruit is.
Kopieerbewerkingen 3 Wanneer u etiketvellen laadt, moet u ze in de richting w plaatsen, zoals weergegeven in de afbeelding. Plaats geen etiketvellen in de richting v. U kunt maximaal 20 etiketvellen plaatsen in de handinvoer. Zijde waarop moet worden afgedrukt Zorg ervoor dat u briefpapier zo laadt dat de afdrukzijde naar boven is gericht. 2 Opmerking De afbeelding wordt afgedrukt op het oppervlak van het papier dat naar beneden ligt, wanneer het papier in de handinvoer geplaatst wordt.
Kopieerbewerkingen 3 3.6 Het origineel invoeren Het origineel kan op een van de volgende twee manieren worden ingevoerd. Zorg ervoor, dat het origineel correct geplaatst wordt overeenkomstig het soort origineel dat wordt gekopieerd. 3.6.1 Originele invoermethode Functies De ADF gebruiken Door de ADF te gebruiken kan een origineel van meerdere pagina's automatisch en per pagina worden ingevoerd. Deze invoermethode kan ook worden gebruikt om automatisch dubbelzijdige originelen te scannen.
Kopieerbewerkingen 3 3 Stel de zijgeleiders in volgens het formaat van het origineel. Zijgeleiders 3.6.2 Het origineel op de glasplaat plaatsen 0 0 0 0 Raadpleeg "Originelen" op pagina 3-100 voor meer informatie over de typen originelen die op de glasplaat kunnen worden geplaatst. Wanneer u het origineel op de glasplaat legt, moet u ervoor zorgen dat u de ADF of de bovenklep minstens 20° optilt.
Kopieerbewerkingen 3 3 Lijn het origineel uit op de -markering in de linkerhoek achteraan van de origineelgeleiders. Origineelschaal – Plaats voor transparante of zeer doorschijnende originelen een blanco vel papier van hetzelfde formaat als het origineel boven het origineel.
Kopieerbewerkingen 3.6.3 3 Het origineel in afzonderlijke stapels scannen (instelling "Afzonderlijk scannen") Een groot origineel kan worden opgesplitst en gescand in een aantal stapels. U kunt maximaal 100 pagina's van originelen tegelijk in de ADF plaatsen. Als u echter kopieert met de instelling "Afzonderlijk scannen", kan een origineel dat meer dan 100 pagina's bevat, als één kopieeropdracht worden gescand en behandeld.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Start]. Nadat het origineel is gescand, verschijnt het volgende bericht. – – Plaats de volgende stapel van het origineel en druk op de toets [Start]. Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", drukt u op [Einde] in het volgende scherm dat verschijnt terwijl het origineel met de ADF is gescand om door te gaan met stap 5. – Als het origineel niet in de ADF kan worden geplaatst, plaats het dan op de glasplaat.
Kopieerbewerkingen – – – 4 3 De knoppen die op het scherm voor het wijzigen van de instellingen verschijnen, verschillen afhankelijk van de opgegeven instellingen. De instellingen voor het volgende kunnen worden gewijzigd. 1-zijdig/2-zijdig, Inbindpositie, Zoom, Kader wissen, Midden wissen, Origineelform. Druk op [Annuleren] om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren. De hoeveelheid beschikbaar geheugen kan worden gecontroleerd naast "Geheugen" in de hoek linksonder van het scherm.
Kopieerbewerkingen 3 5 3-34 Druk op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", drukt u op [Printen] of op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", kunnen de kopieerinstellingen worden gewijzigd. Om de kopieerinstellingen te wijzigen, drukt u op [Wijzig instellingen] en drukt u vervolgens op [OK] nadat de instellingen naar wens zijn gewijzigd.
Kopieerbewerkingen 3.6.4 3 Een origineel met meerdere pagina's scannen vanaf de glasplaat Wanneer u dubbelzijdige of gecombineerde kopieën maakt via de glasplaat, plaats u elke pagina van een origineel met meerdere pagina's op de glasplaat om die pagina te scannen. De volgende procedure beschrijft de manier waarop u enkelzijdige pagina's van originelen moet plaatsen om dubbelzijdige kopieën te maken.
Kopieerbewerkingen 3 3-36 5 Druk op [1-zijdig > 2-zijdig]. 6 Druk op [Inbindpositie], selecteer de inbindpositie voor de kopie en druk vervolgens op [OK]. 7 Druk op [Origineelrichting], selecteer de richting van het geplaatste origineel en druk vervolgens op [OK]. 8 Druk op [OK].
Kopieerbewerkingen 9 3 Druk op de toets [Start]. Het scannen wordt gestart. 10 Plaats de tweede pagina of de tweede zijde van het origineel op de glasplaat en druk vervolgens op de toets [Start]. – – – – CS193/CS173/CS163 Herhaal stap 10 om de resterende pagina's van het origineel te scannen. Druk op [Wijzig instellingen] om de scaninstellingen te wijzigen. De knoppen die op het scherm voor het wijzigen van de instellingen verschijnen, verschillen afhankelijk van de opgegeven instellingen.
Kopieerbewerkingen 3 3-38 11 Druk op [Einde] nadat alle pagina's van het origineel zijn gescand. 12 Druk op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", drukt u op [Printen] of op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", kunnen de kopieerinstellingen worden gewijzigd.
Kopieerbewerkingen 3.7 3 Een papierinstelling selecteren Het papierformaat kan automatisch worden geselecteerd volgens het formaat van het origineel of het kan handmatig worden opgegeven. Geef het papierformaat op volgens de overeenkomende procedure, afhankelijk van de gewenste kopie-instellingen. De instelling "Auto" is standaard geselecteerd.
Kopieerbewerkingen 3 3.7.1 Het papierformaat automatisch selecteren ("Auto" papierinstelling) Het formaat van het geplaatste origineel wordt gedetecteerd en er worden kopieën gemaakt met papier van hetzelfde formaat. Als de zoominstelling "Volledig formaat" is opgegeven, wordt papier van hetzelfde formaat als het origineel geselecteerd. Als de zoomfactor wordt verhoogd of verlaagd, wordt een papierformaat dat overeenkomt met de opgegeven zoomfactor automatisch geselecteerd.
Kopieerbewerkingen 3.7.2 3 Het gewenste papierformaat handmatig selecteren 0 0 Wanneer u ook de instellingen "Auto zoom" selecteert, wordt de meest geschikte zoomfactor geselecteerd op basis van het formaat van het geplaatste origineel en het opgegeven papierformaat. Meer details over de instelling "Auto zoom" vindt u onder "De zoomfactor automatisch selecteren (instelling "Auto zoom")" op pagina 3-42. Plaats vooraf de geschikte papiersoorten in de papierlade. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier].
Kopieerbewerkingen 3 3.8 Een zoominstelling opgeven De zoomfactor kan worden ingesteld om een kopie te maken op papier met een ander formaat dan het origineel of om het formaat van de kopie-afbeelding te vergroten of te verkleinen. De instelling "Volledig formaat" is standaard geselecteerd. De volgende procedures beschrijven hoe u de zoominstelling kunt opgeven. 2 Opmerking De instelling "Auto zoom" kan niet worden gecombineerd met de "Auto" papierinstelling. 3.8.
Kopieerbewerkingen 3.8.2 3 De zoomfactor van het origineel opgeven (instelling "Volledig formaat") Er wordt een kopie gemaakt met hetzelfde formaat als het origineel (100%). 0 Druk op [+] om de zoomfactor te verhogen en druk op [-] om de zoomfactor te verlagen in stappen van 0,1%. 1 Druk op het Basisscherm op [Zoom]. Het scherm Zoom verschijnt. 2 Druk op [Volledig formaat]. 3 Druk op [OK]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 3.8.3 De kopie een weinig verkleinen (instelling "Minimaal") Een origineelafbeelding kan iets kleiner (93%) dan het formaat van het origineel worden afgedrukt en op de kopie worden gecentreerd. 0 De zoomfactor van de instelling "Minimaal" kan worden gewijzigd (tussen 90% en 99,9%). 1 Druk op het Basisscherm op [Zoom]. Het scherm Zoom verschijnt. 2 Druk op [Minimaal]. 3 Druk op [OK]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3.8.4 3 Een vooraf ingestelde zoomfactor selecteren (instellingen Vergroten en Verkleinen) De best geschikte zoomfactoren voor het kopiëren van algemene standaard origineelformaten op standaard papierformaten zijn vooraf ingesteld. 1 Druk op het Basisscherm op [Zoom]. Het scherm Zoom verschijnt. 2 Druk op de knop voor de geschikte zoomfactor naast "Vergroten" en "Verkleinen", afhankelijk van het origineel en de papierformaten. 3 Druk op [OK].
Kopieerbewerkingen 3 3.9 Een instelling voor Origineel > Kopie selecteren De volgende vier instelcombinaties voor Origineel > Kopie zijn mogelijk. Instellingen Origineel > Kopie Omschrijving 1-zijdig > 1-zijdig Selecteer deze instelling om enkelzijdige kopieën te maken van enkelzijdige originelen. 1-zijdig > 2-zijdig Selecteer deze instelling om één dubbelzijdige kopie te maken van twee enkelzijdige originelen.
Kopieerbewerkingen 3.10 3 Een gecombineerde kopie-instelling selecteren Afbeeldingen op een origineel van meerdere pagina's (2, 4 of 8 pagina's) kunnen worden gecombineerd en afgedrukt op één pagina, zodat het papierverbruik wordt beperkt. De volgende drie gecombineerde kopie-instellingen zijn beschikbaar.
Kopieerbewerkingen 3 De volgende procedure beschrijft hoe u een gecombineerde kopie-instelling kunt selecteren. Als een gekopieerde kopie-instelling is geselecteerd, moet u de positie van de inbindmarge en de laadrichting voor het origineel opgeven, anders worden de kopieën mogelijk niet afgedrukt in de gewenste schikking. 1 Druk in het Basisscherm op [Dubbelz./N-in-1]. Het scherm Dubbelz./N-in-1 wordt weergegeven. 2 3-48 Selecteer de gewenste gecombineerde kopie-instelling.
Kopieerbewerkingen – 3 Selecteer de instelling en de paginaschikking volgens de richting en het nummer van de gecombineerde pagina's. Als "4-in-1/8-in-1" is geselecteerd, kunt u op het tiptoetsscherm controleren of "Horizontaal" of "Verticaal" is geselecteerd voor de papierschikking. Dit verschijnt alleen als de parameter "Linkerpaneel standaard weergave" in de modus Gebruikersprogramma is ingesteld op "Functiecontrole". Als "2-in-1" is geselecteerd, worden de pagina's geschikt zoals hieronder weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 3.11 De kwaliteit van het origineel selecteren 3.11.1 Originelen met kleine afdrukken of foto's plaatsen (Instellingen Origineel type) Selecteer de instelling voor het tekst- en afbeeldingstype van het origineel om de kwaliteit van de kopie beter aan te passen. De volgende instellingen Origineel type zijn beschikbaar. 2 Opmerking De instelling "Tekst/foto" is standaard geselecteerd.
Kopieerbewerkingen 3.11.2 3 Een instelling voor origineel type selecteren 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-28 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op het Basisscherm op [Kwal./densit.]. Het scherm Kwaliteit/Densiteit verschijnt. 3 Druk op de knop met de meest geschikte kwaliteitsinstelling voor het geplaatste origineel.
Kopieerbewerkingen 3 – Bij een origineel dat zowel tekst als foto's bevat, drukt u op [Tekst/foto] om het scherm Fototype weer te geven. Druk op de knop voor de gewenste instelling en druk op [OK]. – Bij een origineel dat foto's bevat, drukt u op [Foto] om het scherm Fototype weer te geven. Druk op de knop voor de gewenste instelling en druk op [OK]. – – – Druk voor een origineel dat kaarten bevat op [Landkaart]. Voor een origineel dat alleen zwakke tekst bevat, drukt u op [Dot matrix origineel].
Kopieerbewerkingen 3.12 3 Afwerkingsinstellingen selecteren Er kunnen verschillende instellingen worden geselecteerd voor het sorteren en afwerken van kopieën die worden ingevoerd in de kopie-uitvoerlade. 2 Opmerking De instelling "Groep" is standaard geselecteerd. ! Detail Als er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd en aan alle volgende voorwaarden is voldaan, kunnen de afgedrukte kopieën worden uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruiselings patroon.
Kopieerbewerkingen 3 Instelling Omschrijving Midden binden/vouwen Selecteer deze instelling om kopieën te vouwen. De kopieën kunnen ook tegelijkertijd met nietjes worden gebonden. De instelling "Midden nieten & vouwen" kan worden gebruikt als de rugnieteenheid is geenstalleerd op de optionele afwerkingseenheid. Uitvoerlade Selecteer de uitvoerlade waarnaar de afgewerkte kopieën moeten worden uitgevoerd.
Kopieerbewerkingen 3.12.1 3 Kopieën scheiden volgens set (instelling "Sorteren") 0 0 0 1 De instelling "Groep" is standaard geselecteerd. Als offset sorteren is geselecteerd terwijl er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd, worden afgedrukte kopieën uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruislings patroon w en v als aan de volgende instellingen is voldaan. Er wordt papier op A4- of B5-formaat gebruikt.
Kopieerbewerkingen 3 3.12.2 Kopieën scheiden volgens pagina's (instelling "Groep") 0 0 0 1 De instelling "Groep" is standaard geselecteerd. Als offset sorteren is geselecteerd terwijl er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd, worden afgedrukte kopieën uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruislings patroon w en v als aan de volgende instellingen is voldaan. Er wordt papier op A4- of B5-formaat gebruikt.
Kopieerbewerkingen 3.12.3 3 Selecteer de uitvoerlade 0 De uitvoerlade kan alleen worden geselecteerd als de optionele afwerkingseenheid is geïnstalleerd. 1 Druk op het Basisscherm op [Afwerking]. Het scherm Afwerking verschijnt. 2 Druk op de toets [Uitvoerlade].
Kopieerbewerkingen 3 3 Selecteer de uitvoerlade waarnaar de kopieën moeten worden uitgevoerd en druk vervolgens op [OK]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. 3.12.4 Kopieën nieten (instellingen Nieten) Kopieën kunnen worden uitgevoerd met een nietje in de hoek of nieten op 2 posities. 2 Let op De kopieën kunnen alleen worden uitgevoerd met een nietje in de hoek of met nieten op twee posities als de afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
Kopieerbewerkingen 1 3 Druk op het Basisscherm op [Afwerking]. Het scherm Afwerking verschijnt. 2 Druk onder "Nieten" op [Hoek] of [2 positie]. – 3 Druk op [Geen] om de nietinstelling te annuleren. Druk op [Positie instel.].
Kopieerbewerkingen 3 – – Selecteer de nietpositie en druk vervolgens op [OK]. Wanneer de instelling nieten "2 posities" is geselecteerd. – Wanneer de instelling nieten "Hoek" is geselecteerd. – Druk op [Auto] om de nietpositie automatisch vast te stellen volgens de richting van het geplaatste origineel. Als de lengte van het origineel 297 mm of minder is, wordt de lange zijde van het papier geniet. Als de lengte van het origineel meer is dan 297 mm, wordt de korte zijde van het papier geniet.
Kopieerbewerkingen 3.12.5 3 Gaatjes perforeren in kopieën (instellingen Perforeren) ! Detail Om gaatjes te perforeren in de kopieën, moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan. De papierbreedte moet tussen 182 mm en 297 mm liggen. De papierlengte moet tussen 182 mm en 432 mm liggen. Als een Perforeerinstelling moet worden geselecteerd, selecteert u de richting waarin het origineel is geplaatst.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Positie instel.]. – Selecteer de positie van de perforatiegaten en druk vervolgens op [OK]. – Druk op [Auto] om de positie van de geperforeerde gaatjes automatisch vast te stellen volgens de richting van het geplaatste origineel. Als de lengte van het origineel 297 mm of minder is, worden de gaatjes geperforeerd langs de langste zijde van het papier. Als de lengte van het origineel meer is dan 297 mm, worden de gaatjes geperforeerd langs de kortste zijde van het papier.
Kopieerbewerkingen 3.13 3 Een vouwinstelling selecteren Als de afwerkingseenheid is geïnstalleerd met de rugnieteenheid, kunnen de kopieën worden gevouwen voordat ze worden uitgevoerd. De volgende vouwinstellingen zijn beschikbaar. Instelling Omschrijving Half-vouw Selecteer deze instelling om kopieën in twee te vouwen voordat ze worden uitgevoerd. (Zie pagina 3-63.
Kopieerbewerkingen 3 1 Druk op het Basisscherm op [Afwerking]. Het scherm Afwerking verschijnt. 2 Druk op [Midden binden/vouwen]. Het scherm Midden inbinden/vouwen wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 Druk op [Ja] onder "Half-vouw". – – 4 3 De functie "Boekje" wordt standaard automatisch opgegeven wanneer Half-vouw is geselecteerd. Om de instelling "Half-vouw" te annuleren, drukt u op [Nee] of op de knop voor een andere instelling. Druk op [OK] en druk vervolgens opnieuw op [OK].
Kopieerbewerkingen 3 3.13.2 Kopieën in het midden inbinden (instelling "Midden nieten & vouwen") Papiergewicht Papierformaten Maximum aantal gevouwen vellen Normaal papier (60 g/m2 tot 90g/m2) B5 w, A4 w, B4 w, A3 w 200 vellen of 20 sets Aantal gebonden pagina's Voorbeelden van het mogelijk aantal gebonden pagina's worden hieronder weergegeven.
Kopieerbewerkingen 2 3 Druk op [Midden binden/vouwen]. Het scherm Midden inbinden/vouwen wordt weergegeven. 3 Geef de instellingen op voor de bindpagina's. – – – – – – 4 Om kopieën op twee plaatsen in het midden te nieten, drukt u op [Ja] onder "Midden nieten" en op [Nee] onder "Half-vouw". Om kopieën in het midden te binden, drukt u op [Ja] onder "Midden nieten" en op [Nee] onder "Half-vouw".
Kopieerbewerkingen 3 3.14 Scannen/afdrukken tijdelijk stoppen Volg de onderstaande procedure om het scannen van een origineel tijdelijk te stoppen en het afdrukken te stoppen. 0 Als een origineel wordt gescand voor een opdracht, kunt u op de toets [Stop] drukken om het scannen te stoppen. 1 Druk op de toets [Stop] terwijl het origineel wordt gescand of terwijl een opdracht wordt afgedrukt. Het scannen/afdrukken wordt gestopt. Het scherm Afgebroken opdrachten wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3.15 3 Een kopieertaak onderbreken (Interruptiemodus) De huidige taken kunnen tijdelijk worden onderbroken zodat een origineel kan worden gekopieerd met verschillende kopie-instellingen. Dit is handig wanneer u snel een kopie wilt maken. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel in de ADF plaatsen" op pagina 3-28 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op de toets [Interruptie].
Kopieerbewerkingen 3 3.16 Kopieerprogramma's registreren (Geheugenfunctie) Vaak gebruikte kopieerinstellingen kunnen samen worden opgeslagen als een programma zodat ze gemakkelijk opnieuw kunnen worden opgeroepen. Er kunnen maximaal 30 programma's worden geregistreerd. U kunt een naam van maximaal 16 tekens opgeven voor de geregistreerde kopieerprogramma's.
Kopieerbewerkingen 4 Gebruik de cijfertoetsen op het bedieningspaneel en het toetsenbord dat op het tiptoetsscherm verschijnt om de naam van het kopieerprogramma in te voeren. – – 5 3 De programmanaam kan maximum 16 tekens bevatten. Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 8-3 voor meer informatie over het typen van tekst. Druk op [OK] nadat u de naam hebt ingevoerd. – U kunt het kopieerprogramma dezelfde naam geven als een kopieerprogramma dat reeds werd geregistreerd.
Kopieerbewerkingen 3 ? % Kan de naam van het kopieerprogramma worden gecorrigeerd? Als u de opgegeven naam van het kopieerprogramma wilt wijzigen, drukt u op de knop waarvan de naam moet worden gewijzigd en drukt u vervolgens op [Naam bewerken]. Het scherm Bewerk naam wordt weergegeven. Keer terug naar stap 4 en herhaal de procedure om de naam van het kopieerprogramma te wijzigen.
Kopieerbewerkingen 3.17 3 Kopiëren met geprogrammeerde kopie-instellingen (Geheugenfunctie) U kunt geprogrammeerde kopie-instellingen die u opnieuw wilt gebruiken voor het kopiëren, opvragen. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-28 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op de toets [Geheugenfunctie]. Het scherm Roep kopieerprogramma op wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 4 Druk op de toets [Functiecontrole]. – De kopieerinstellingen kunnen niet worden gewijzigd via de schermen Functiecontrole. Het scherm Functiecontrole wordt weergegeven. Er zijn zes schermen Functiecontrole. Het getal rechts van de schermtitel geeft het nummer aan van het momenteel weergegeven scherm. Om het vorige scherm weer te geven, drukt u op [ Achter]. Druk op [Doorst ] om het volgende scherm weer te geven.
Kopieerbewerkingen 3 2 Opmerking Om het oproepen van een kopieerprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Reset], de toets [Geheugenfunctie] of op [Annuleren].
Kopieerbewerkingen 3 3.18 Functiebeschrijvingen weergeven (Help) U kunt beschrijvingen van de verschillende functies en details van de bewerkingen weergeven. De schermen van Help kunnen op twee manieren worden weergegeven. De hoofdschermen van het Help-menu (vanaf het Basisscherm) Help-schermen voor instellingen (vanaf andere schermen dan het Basisscherm) 3.18.1 Overzicht van de Help-schermen De volgende items zijn voorzien in het scherm Menu Help.
Kopieerbewerkingen 3 Help-scherm (2de niveau) (Bijvoorbeeld: Functie) Item Omschrijving [Kopie], [Scan/Fax], [Gebruikersbox], [Opdr. lijst] Geeft het eerste Help-scherm voor elke beschrijving weer. ! Detail De items die in het Help-menu zijn weergegeven voor de naam en de functie van elk onderdeel, zijn verschillend afhankelijk van de geïnstalleerde opties.
Kopieerbewerkingen 3 Help-scherm (laagste niveau) (Bijvoorbeeld: Zoeken op bewerking % Kopiëren % Kleur afgedr. kopie selecteren % Kopiëren in zelfde kleur als orig.doc.) Druk op [Deze functie instellen] om de geselecteerde functie in te stellen. Scherm Functiemap (Bijvoorbeeld: Kopie) Een tabel met beschikbare functies en instellingen worden weergegeven in de Functie-overzichten. Selecteer een item in de tabel voor het Help-scherm dat u wilt weergeven.
Kopieerbewerkingen 3.18.2 3 De hoofdschermen van de helpfunctie weergeven Als voorbeeld beschrijft de volgende procedures de Help-schermen die worden weergegeven voor de kopieerbewerkingen door middel van "Functie". 1 Druk op de toets [Help] terwijl het Basisscherm wordt weergegeven. Het scherm Menu Help wordt weergegeven. 2 Druk op [Functie] of druk op de cijfertoetsen op [1]. Het Help-scherm voor "Functie" wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 4 Druk op [Openen] rechts van de gewenste informatie of druk op de toets op de cijfertoetsen voor het cijfer links van de gewenste informatie om het overeenkomende Help-scherm weer te geven. 5 Nadat u de Help-informatie hebt gecontroleerd, drukt u op [Einde] of drukt u opnieuw op de toets [Help]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3.19 3 Kopieerpapier Gebruik papier dat voldoet aan de volgende voorwaarden. 3.19.
Kopieerbewerkingen 3 3.19.2 Papiersoorten en capaciteiten Papiersoort Normaal papier Dik papier 1 Dik papier 2 Dik papier 3 Dik papier 4 Gewicht (g/m2) 60 g/m2 tot 90 g/m2 91 g/m2 tot 150 g/m2 151 g/m2 tot 209 g/m2 210 g/m2 tot 256 g/m2 257 g/m2 tot 271g/m2 Handinvoer 150 vellen 20 vellen 20 vellen 20 vellen 20 vellen Cassette 1 en 2 500 vellen 150 vellen 150 vellen 150 vellen – Enkelvoudige/dubbele papierinvoereenheden 500 vellen 150 vellen 150 vellen 150 vellen – LCT 2.
Kopieerbewerkingen 3 Papiersoort Pictogram Beschrijvingen Dik 2 Selecteer deze instelling wanneer het dik papier dat is geplaatst een gewicht heeft van 151 g/m2 tot 209 g/m2. Een papierlade met deze instelling wordt niet automatisch geselecteerd wanneer de instelling "Auto papier" is opgegeven. Dik 3 Selecteer deze instelling wanneer het dik papier dat is geplaatst een gewicht heeft van 210 g/m2 tot 256 g/m2.
Kopieerbewerkingen 3 3.20 De papierinstellingen selecteren Deze sectie beschrijft de procedures voor het opgeven van het formaat en het type papier dat in elke papierlade wordt geplaatst. ! Detail Raadpleeg "Papier laden in lade 1/2/3/4" op pagina 3-20 voor meer informatie over het plaatsen van het papier in lade 1/2/3/4. Raadpleeg voor meer informatie over het plaatsen van het papier in de handinvoer "Papier plaatsen in de handinvoer" op pagina 3-24. 3.20.
Kopieerbewerkingen 4 3 Druk op [Auto detectie]. De instelling "Auto detectie" is standaard geselecteerd. 5 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. 3.20.2 Een papierformaatinstelling selecteren (instelling Formaat) Het papierformaat kan worden ingesteld voor de handinvoer zodat deze kan worden gebruikt met het opgegeven papierformaat.
Kopieerbewerkingen 3 2 Selecteer de knop voor de handinvoer. 3 Druk op [Wijzig lade-instellingen]. 4 Druk op [Formaatinst.]. Het scherm Standaard formaat wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 5 3 Druk tweemaal op – – 6 en druk vervolgens op [A6Cardw]. Druk op en tot de knop voor het gewenste papierformaat wordt weergegeven. Als "A6Cardw" is geselecteerd, wordt "Dik 3" automatisch geselecteerd. Als er ander papier dan briefkaarten is geplaatst, moet de instelling voor het papiertype worden gewijzigd. Raadpleeg "Een instelling voor speciaal papier opgeven" op pagina 3-96 voor meer informatie over de instellingen voor het papiertype.
Kopieerbewerkingen 3 3.20.3 Een aangepast papierformaat opgeven (instellingen Aangepast formaat) Papier met aangepast formaat kan in de handinvoer worden geladen. Als u oversized papier plaatst, dient u het papierformaat op te geven. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier]. Het scherm Papier verschijnt. 3-88 2 Selecteer de knop voor de handinvoer. 3 Druk op [Wijzig lade-instellingen].
Kopieerbewerkingen 4 3 Druk op [Aangepast formaat]. Het scherm Aangepast formaat verschijnt. 5 Geef de lengte (X) en breedte (Y) van het papier op. – Zorg ervoor dat [X] is geselecteerd en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde X in te voeren (tussen 139,7 mm en 457,2 mm). – Druk op [Y] om deze instelling te selecteren gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde Y in te voeren (tussen 90,0 mm en 311,1 mm).
Kopieerbewerkingen 3 3.20.4 Een aangepast papierformaat opslaan (instellingen Aangepast formaat) U kunt vijf aangepaste papierformaten opslaan. Opslaan van vaak gebruikte papierformaten maakt het mogelijk, het papierformaat snel te selecteren zonder dat u de instelling opnieuw hoeft in te voeren. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier]. Het scherm Papier verschijnt. 3-90 2 Selecteer de knop voor de handinvoer. 3 Druk op [Wijzig lade-instellingen].
Kopieerbewerkingen 4 3 Druk op [Aangepast formaat]. Het scherm Aangepast formaat verschijnt. 5 Geef de X- en Y-randen op van het papier en druk vervolgens op [Opslaan]. – Zorg ervoor dat [X] is geselecteerd en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde X in te voeren (tussen 139,7 mm en 457,2 mm). – Druk op [Y] om deze instelling te selecteren gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde Y in te voeren (tussen 90,0 mm en 311,1 mm).
Kopieerbewerkingen 3 6 Druk op de geheugenknop waaronder het papierformaat moet worden opgeslagen. – Om de naam van een geheugentoets te wijzigen, drukt u op [Aangepaste naam wijzigen] en drukt u vervolgens op de toets waarvan de naam moet worden gewijzigd. Gebruik het toetsenbord dat wordt weergegeven om de naam van de toets te typen, druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit]. Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 8-3 voor meer informatie over het typen van tekst.
Kopieerbewerkingen 3.20.5 3 Een instelling voor oversized papier selecteren (instellingen Breed papier) Breed papier kan in lade 1/2/3/4 of in de handinvoer worden geladen. Breed papier is een maat groter dan het standaard formaat en biedt de mogelijkheid kopieën van originelen op standaard formaat af te drukken zodat er geen verlies is bij de randen.
Kopieerbewerkingen 3 4 Druk op [Breed papier]. Het scherm Oversized papier wordt weergegeven. 5 Selecteer het formaat van het papier dat geplaatst moet worden. – – 6 Druk op en tot de knop voor het gewenste papierformaat wordt weergegeven. Als lade 1/2/3/4 is ingesteld voor breed papier, kan het formaat niet worden gewijzigd. Druk op [Wijzig formaat] om het formaat te wijzigen. Het scherm Wijzig formaat voor oversized papier wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 7 3 Geef de X- en Y-randen op van het papier en druk vervolgens op [OK]. – Druk op [X] of [Y] en druk op de toets [C] (wissen) om de huidige instelling te wissen. Gebruik vervolgens de cijfertoetsen om het formaat op te geven. – Om een papierformaat van 12 e 18 w op te slaan, drukt u op [12 e 18 w]. Voer de waarden in voor "X" en "Y". – Als een waarde buiten het toegelaten bereik is opgegeven, verschijnt het bericht "Invoerfout". Voer een waarde binnen het toegelaten bereik in.
Kopieerbewerkingen 3 3.20.6 Een instelling voor speciaal papier opgeven Als ander papier dan normaal papier, zoals OHP-transparanten of speciaal papier, in een papierlade is geladen, moet u de instelling voor het papiertype voor die lade wijzigen. De volgende procedure beschrijft hoe u de instelling kunt opgeven voor speciaal papier dat in lade 1 is geplaatst. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier]. Het scherm Papier verschijnt. 2 Druk op de knop voor lade 1.
Kopieerbewerkingen 4 3 Selecteer de geschikte instelling voor het type speciaal papier dat is geplaatst. – Druk op de knop voor het gewenste papiertype. Welke papiertypen kunnen in de papierlade worden geplaatst? % Er zijn beperkingen op de papiersoorten die in een papierlade kunnen worden geplaatst. Raadpleeg "Kopieerpapier" op pagina 3-81, voor meer informatie over het papiertype dat kan worden geplaatst. ? % Als er briefkaarten zijn geplaatst, selecteert u "Dik 3".
Kopieerbewerkingen 3 3.20.7 Dubbelzijdige kopieën handmatig afdrukken De instelling "2e zijde" wordt gebruikt om dubbelzijdige kopieën af te drukken op papier dat niet kan worden uitgevoerd via de automatische duplexeenheid. Het papier dat moet worden gebruikt om op de tweede zijde af te drukken, kan in de handinvoer worden geplaatst. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier]. Het scherm Papier verschijnt. 2 Druk op de knop voor de handinvoer.
Kopieerbewerkingen 4 Selecteer het type papier dat moet worden geplaatst. 5 Druk op [Duplex zijde 2]. 6 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 3 Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 3.21 Originelen Wanneer u kopieën wilt maken, plaatst u het origineel in de ADF of op de glasplaat. Als u originelen wilt kopiëren die niet in de ADF kunnen worden geplaatst, kunt u ze op de glasplaat leggen. 3.21.1 Originelen die in de ADF kunnen worden geplaatst Er zijn drie methoden om de automatische documenteninvoer te gebruiken.
Kopieerbewerkingen 3.21.2 3 Voorzorgsmaatregelen voor het plaatsen van originelen in de ADF De volgende typen originelen mogen niet in de ADF worden geladen, aangezien het papier anders kan vastlopen of het origineel kan worden beschadigd.
Kopieerbewerkingen 3 3.22 Papier tussen OHP-transparanten invoegen (functie "Schutblad transparant") Om te vermijden dat kopieën die op OHP-transparanten worden afgedrukt aan elkaar plakken ten gevolge van de warmte die wordt geproduceerd tijdens het kopiëren, kan papier (schutbladen) worden ingevoegd tussen de transparanten. 0 Er kan geen afwerkingsinstelling worden gebruikt. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Kopieerbewerkingen 5 3 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Vel/omslag/hfdstk invoegen]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Vel/omslag/hoofdstuk invoegen verschijnt. 6 Druk op [Schutblad transparant]. Het scherm OHP schutbladen verschijnt.
Kopieerbewerkingen 3 7 Selecteer de papierlade die met het schutbladpapier is geplaatst. – – 8 Druk op [OK]. 9 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – 10 3-104 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Schutblad transparant" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het aantal kopieën is ingesteld op "1" en kan niet worden gewijzigd. Druk op de toets [Start].
Kopieerbewerkingen 3.23 3 Omslagpagina's toevoegen (functie "Omslagfunctie") U kunt kopieën maken op ander papier dan dat van het hoofdgedeelte van het origineel (waarbij de omslagpagina's worden uitgesloten) en u kunt omslagpagina's toevoegen met ander papier dan dat van de kopie. De volgende instellingen voor de omslagpagina's en voor- en dekbladen zijn beschikbaar. Instelling Voorblad Achterblad 1 De eerste pagina van het origineel wordt gekopieerd op papier voor het voorblad.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Vel/omslag/hfdstk invoegen]. – – Raadpleeg "Papiersoorten en capaciteiten" op pagina 3-82, "Papier plaatsen in de handinvoer" op pagina 3-24 voor meer informatie over het gebruik van dik papier voor de omslagvellen en over het laden van het papier. Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd.
Kopieerbewerkingen 5 Selecteer de gewenste instellingen voor de omslag. – – – 6 3 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Omslag" te annuleren, drukt u op [Nee]. De standaardinstelling voor de papierlade waarin de omslagpagina's zijn geplaatst, kan worden opgegeven in de modus Utility. Druk desgewenst op [Papier] onder "Voorblad" of "Achterblad". Het overeenkomende scherm voor het omslagpapier wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 3.24 Verschillende soorten papier invoegen in kopieën (functie "Vel invoegen") U kunt verschillende papiersoorten (zoals gekleurd papier) invoegen voor specifieke pagina's in de kopieën. Er zijn instellingen ("Kopie" en "Blanco") waarmee u kunt selecteren of er wordt afgedrukt op de ingevoegde vellen. Wanneer de instellingen worden gecombineerd met enkelzijdig of dubbelzijdig kopiëren, worden de kopieën afgedrukt zoals hieronder weergegeven.
Kopieerbewerkingen 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-28 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Raadpleeg "Het origineel in afzonderlijke stapels scannen (instelling "Afzonderlijk scannen")" op pagina 3-31 voor een origineel dat meer dan 100 pagina's bevat. Plaats het papier dat moet worden gebruikt voor de invoegvellen en voor het hoofdgedeelte van het origineel in de gewenste papierladen.
Kopieerbewerkingen 3 5 Druk op een knop voor een paginanummer en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om het nummer van de pagina te typen waar het papier moet worden ingevoegd. – – – – – 6 Er zijn twee schermen Vel invoegen. Druk op en om een ander scherm weer te geven. Om de paginanummers in volgorde te schikken, te beginnen vanaf het laagste nummer, drukt u op [Sorteren].
Kopieerbewerkingen 3.25 3 Kopieën van een ander origineel voor een opgegeven pagina invoegen (functie "Afbeelding invoegen") Een origineel van meerdere pagina's dat later vanaf de glasplaat wordt gescand, kan op de opgegeven locatie in een origineel dat eerst met de ADF werd gescand, worden ingevoegd. Het ingevoegde origineel wordt toegevoegd na de opgegeven pagina's. ! Detail Een afzonderlijk origineel kan op maximaal 30 locaties in een origineel van maximaal 999 pagina's worden ingevoegd.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Afbeelding invoegen]. – – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Afbeelding invoegen" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Afbeelding invoegen wordt weergegeven. 4 Gebruik de cijfertoetsen om de pagina's op te geven waar de afbeelding moet worden ingevoegd. – – – – – – – – 5 3-112 Er zijn twee schermen Afbeelding invoegen. Druk op en om een ander scherm weer te geven.
Kopieerbewerkingen 3 6 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 7 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 8 Druk op de toets [Start]. Het scannen wordt gestart. 9 Leg het origineel dat moet worden ingevoegd op de glasplaat. – 10 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-28 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op de toets [Start]. Het scannen wordt gestart. 11 Druk op [Einde].
Kopieerbewerkingen 3 3.26 Pagina's die op de voorzijde moeten worden afgedrukt, opgeven (functie "Hoofdstuk") Wanneer u dubbelzijdige kopieën maakt, kunnen de pagina's die zijn opgegeven als de eerste pagina van een hoofdstuk op de voorzijde van het papier worden gedrukt. Als het origineel zo werd geschikt dat de opgegeven pagina op de rugzijde van een pagina wordt afgedrukt, blijft de pagina leeg en wordt de opgegeven pagina afgedrukt op de voorzijde van de volgende pagina.
Kopieerbewerkingen 2 3 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Vel/omslag/hfdstk invoegen]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Vel/omslag/hoofdstuk invoegen verschijnt. 3 Druk op [Hoofdstuk]. Het scherm Hoofdstuk (om te bewerken) wordt weergegeven. 4 Gebruik de cijfertoetsen om de eerste pagina van de hoofdstukken op te geven.
Kopieerbewerkingen 3 – – – – – – 5 3-116 Er zijn twee schermen Hoofdstuk. Druk op en om een ander scherm weer te geven. Om de paginanummers in volgorde te schikken, te beginnen vanaf het laagste nummer, drukt u op [Sorteren]. Om een opgegeven paginanummer te verwijderen, drukt u op de knop van de pagina die moet worden verwijderd en druk vervolgens op de toets [C] (wissen). Selecteer "Origineel > Kopie" en selecteer "1-zijdig > 2-zijdig".
Kopieerbewerkingen 3.27 3 Tegelijkertijd originelen met verschillende instellingen scannen en kopieën afdrukken (functie "Opdrachten programmeren") De geplaatste originele pagina's kunnen worden gescand met verschillende instellingen en hun kopieën kunnen samen worden afgedrukt.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Opdrachten programmeren] en vervolgens op [OK]. 4 Selecteer de gewenste kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [Start]. – Om één kopie af te drukken om deze te controleren, drukt u op [Testkopie]. Het scannen wordt gestart. 5 Druk op [Herstel] en vervolgens op [OK]. – – 3-118 Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, drukt u op [Einde] in het scherm dat verschijnt waarin u wordt gevraagd te bevestigen of het scannen van het document is voltooid.
Kopieerbewerkingen 6 Plaats het volgende origineel en druk vervolgens op [Wijzig instellingen]. 7 Selecteer de gewenste kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [Start]. 3 – – Om één kopie af te drukken om deze te controleren, drukt u op [Testkopie]. Herhaal stappen 5 tot 7 tot alle originelen zijn gescand. De hoeveelheid beschikbaar geheugen kunt u controleren naast "Geheugen" in de linkerbenedenhoek van het scherm.
Kopieerbewerkingen 3 9 Druk op [Ja] en druk vervolgens op [OK]. – 10 Als "Nee" is geselecteerd, drukt u op [Wijzig instellingen] om de kopieerinstellingen te wijzigen. Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – Druk op [Lijst afdrukken] en geef vervolgens de afdrukmethode op voor het volledige gescande origineel. Is er meer informatie over de instellingen beschikbaar? % Raadpleeg de overeenkomende sectie raadplegen.
Kopieerbewerkingen 3 11 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 12 Druk op [Start] of druk op de toets [Start]. – CS193/CS173/CS163 Als u op [Annuleren] drukt, verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd te bevestigen dat de gegevens moeten worden verwijderd. Om het afdrukken te stoppen, druk u op [Ja] en drukt u vervolgens op [OK].
Kopieerbewerkingen 3 3.28 Afzonderlijke kopieën van elke pagina in een opengespreide pagina maken (functie "Boek kopie") Een open boek of catalogus kan worden gekopieerd met de linker- en rechterpagina's op afzonderlijke vellen papier. De volgende kopieermethoden zijn beschikbaar en er zijn instellingen voor het toevoegen van voor- en achterbladen. Instelling Omschrijving Boek open Beide pagina's van de opengespreide pagina worden op dezelfde pagina afgedrukt.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Boek kopie/Herhaal]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Boek kopie/Herhaal wordt opnieuw weergegeven. 4 Druk op [Boek kopie]. – [Boekje origineel] verschijnt niet als de optionele afwerkingseenheid niet is geïnstalleerd. Het scherm Boek kopie wordt weergegeven.
Kopieerbewerkingen 3 5 Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – – – Als "Separeren", "Voorblad" of "Voor- en achterblad" is geselecteerd, verschijnt [Inbindpositie]. Selecteer de inbindpositie van het origineel. Geef desgewenst een functie Boek wissen op. Druk op de knop voor de methode voor het wissen, druk op [-] en [+] om de breedte van het te wissen gebied op te geven en druk vervolgens op "OK".
Kopieerbewerkingen 3 7 Druk in het Basisscherm op [Papier] en selecteer vervolgens de papierlade waarin het papier is geplaatst. 8 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. 9 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 10 Druk op de toets [Start].
Kopieerbewerkingen 3 – 12 3-126 Als u "Voorblad" hebt geselecteerd, worden alle uitgespreide pagina's na het voorblad in volgorde gescand. Druk op de toets [Start].
Kopieerbewerkingen 3.29 3 Kopieafbeeldingen verdelen (functie "Afbeelding herhalen") Een originele afbeelding kan herhaald worden afgedrukt op één vel papier. Het aantal afbeeldingen dat mogelijk kan worden herhaald, wordt automatisch geselecteerd op basis van het formaat van het geplaatste origineel, het opgegeven papierformaat en de zoomfactor. De volgende formaten en instellingen voor het herhalen zijn beschikbaar.
Kopieerbewerkingen 3 4 Druk op [Afbeelding herh.]. – [Boekje origineel] verschijnt niet als de optionele afwerkingseenheid niet is geïnstalleerd. Het scherm Afbeelding herhalen wordt weergegeven. 5 3-128 Druk onder "Richting" op [Met marge] of [Zonder marge] of druk op [2/4/8 herhalen]. – Om de functie "Afbeelding herhalen" te annuleren, drukt u op [Nee].
Kopieerbewerkingen 6 3 Controleer het scanformaat onder "Scanbereik", druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. – – Als het origineelformaat niet verschijnt onder "Scanbereik" of als u het scangebied wilt opgeven, drukt u op [Stel bereik in] en geeft u vervolgens het scangebied op via een van de schermen. Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven. Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Kopieerbewerkingen 3 ? % Kunnen formaten in inches worden weergegeven? Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? % U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven. (Om een waarde in te voeren, drukt u op de toets [C] (wissen) en gebruikt u de cijfertoetsen om de nieuwe waarde in te voeren.
Kopieerbewerkingen 3.30 3 Een vergrote afbeelding op meerdere pagina's kopiëren ("Posterfunctie") Een originele afbeelding kan in delen worden gesplitst en elk deel van de afbeelding kan vergroot worden afgedrukt. Het doelformaat kan worden opgegeven volgens de afbeeldingsgrootte, de zoomfactor of het papierformaat. 1 Plaats het origineel op de glasplaat. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-28 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel.
Kopieerbewerkingen 3 4 3-132 Druk onder "Uitvoerformaat" op [Afbeeldingsformaat], [Papierformaat] of [Zoom]. – De standaardinstelling voor het doelformaat is "A2". – – – Druk op [Afbeeldingsformaat], selecteer het doelformaat van de afbeelding en druk vervolgens op [OK]. Druk op of om een andere lijst met standaardformaten weer te geven. Wanneer u op [Aangepast formaat] drukt, wordt het scherm Aangepast formaat weergegeven.
Kopieerbewerkingen – 5 3 Druk op [Zoom], gebruik de cijfertoetsen om de gewenste waarde in te voeren en druk vervolgens op [OK]. Controleer het origineelformaat en druk vervolgens op [OK]. – – Als het origineelformaat niet automatisch kan worden gedetecteerd of als u het origineelformaat wilt opgeven, drukt u op [Origineelform.] en geeft u vervolgens het documentformaat op via een van de schermen. Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven.
Kopieerbewerkingen 3 Het scherm Fotoformaat Kunnen formaten in inches worden weergegeven? % Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. ? ? % Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven.
Kopieerbewerkingen 3.31 3 Boekjes kopiëren (functie "Boekje origineel") Een boekje waarvan de nietjes zijn verwijderd, kan worden gekopieerd en met nietjes in het midden worden gebonden om kopieën van het originele boekje te maken. Nietjes ! Detail Raadpleeg "Kopieën in het midden inbinden (instelling "Midden nieten & vouwen")" op pagina 3-66 voor meer informatie over het nieten.
Kopieerbewerkingen 3 2 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Boek kopie/Herhaal]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Boek kopie/Herhaal wordt opnieuw weergegeven. 3 Druk op [Boekje origineel]. 4 Druk op [Sluit]. 5 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 6 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op.
Kopieerbewerkingen 3.32 3 De afbeelding aanpassen aan het papier (instellingen Afbeelding aanpassen) Wanneer het kopieerpapier groter is dan het originele document, kunnen kopieën worden gemaakt waarbij de originele afbeelding wordt gecentreerd en vergroot om het papier te vullen. De afbeelding kan op een van de volgende manieren worden aangepast. Instelling Omschrijving Volledig formaat Het gebied dat de volledige afbeelding bevat, wordt gecentreerd en vergroot volgens het formaat van het papier.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – 4 Om de instellingen voor Afbeelding aanpassen te annuleren, drukt u op [Nee]. Als een origineel met een niet-standaard formaat is geplaatst, wordt het origineelformaat niet gedetecteerd. Geef daarom het origineel formaat op in het scherm Aangepast formaat en druk vervolgens op de toets [Start]. Controleer het origineelformaat en druk vervolgens op [OK].
Kopieerbewerkingen – 3 Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven. Het scherm Fotoformaat Kunnen formaten in inches worden weergegeven? % Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. ? Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? % U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven.
Kopieerbewerkingen 3 3.33 Kopiëren met de pagina-opmaak van een boekje (functie "Boekje") De paginavolgorde van het gescande origineel wordt automatisch geschikt om dubbelzijdige kopieën te maken in een paginaopmaak waarbij in het midden wordt ingebonden, zoals voor een tijdschrift. Nieten is alleen mogelijk als de optionele rugnieteenheid op de afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
Kopieerbewerkingen 3 3 Druk op [Links inbinden] of [Rechts binden]. – – – Als het origineel alleen pagina' s in liggende richting bevat, zullen ze bovenaan worden gebonden, ongeacht de geselecteerde instelling. Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Boekje" te annuleren, drukt u op [Nee]. 4 Druk op [OK]. 5 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 6 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op.
Kopieerbewerkingen 3 3.34 De datum/tijd of het paginanummer afdrukken op de kopieën (functies Stempel/compositie) De datum/tijd of het paginanummer kunnen op een specifieke locatie op de kopieën worden toegevoegd. U kunt ook een distributienummer toevoegen wanneer meerdere kopieën worden gemaakt. De volgende functies voor Stempel/compositie zijn beschikbaar en kunnen worden gecombineerd. Functie Omschrijving Datum/tijd Selecteer een notatie en druk de datum of de tijd af op de opgegeven pagina's.
Kopieerbewerkingen 3.35 3 Het gescande origineel opslaan in een gebruikersbox (functie "Opslaan in mailbox") Een gescand origineel kan in een gebruikersbox worden opgeslagen. Documenten die in gebruikersboxen zijn opgeslagen, kunnen worden afgedrukt wanneer dat nodig is. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. 2 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Opslaan in mailbox]. 3 Druk op [Gebruikersbox]. Een scherm voor het selecteren van een gebruikersbox verschijnt.
Kopieerbewerkingen 3 4 Selecteer de gebruikersbox op waar de gegevens moeten worden opgeslagen. – – – – 5 3-144 Druk op het tabblad dat de gewenste gebruikersbox bevat en druk vervolgens op de knop voor de gebruikersbox. Druk op [Gebruikersboxnr. instellen] om een gebruikersboxnummer te typen om de gebruikersbox op te geven. U hoeft geen wachtwoord in te voeren wanneer u gegevens opslaat, zelfs niet als een wachtwoord werd opgegeven voor de box.
Kopieerbewerkingen 3 6 Controleer de naam van het document dat u wilt opslaan. Om de naam die automatisch is opgegeven te wijzigen, drukt u op [Documentnaam]. 7 Druk op [OK] nadat u de naam hebt ingevoerd. – 8 Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 8-3 voor meer informatie over het typen van tekst. Selecteer of er ook al dan niet een kopie moet worden afgedrukt wanneer de gegevens worden opgeslagen. Om een kopie af te drukken, drukt u op [Ja] naast "Opslaan & afdrukken".
Kopieerbewerkingen 3 9 Druk op [OK]. – Om de functie "Opslaan in mailbox" te annuleren, drukt u op [UIT]. Het scherm Toepassing wordt opnieuw weergegeven. 10 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 11 Druk op de toets [Start]. Als [Ja] is geselecteerd naast "Pagina afdrukken", wordt het gescande origineel gekopieerd en worden de documentgegevens opgeslagen in de opgegeven gebruikersbox.
Kopieerbewerkingen 3.36 3 Overzicht van de parameters in de modus Hulpprogramma Deze sectie beschrijft de knoppen die beschikbaar zijn wanneer u op de toets [Hulpprogramma] drukt. 2 Opmerking De knoppen die in de parameters van de modus Hulpprogramma verschijnen, verschillen afhankelijk van de opgegeven instellingen.
Kopieerbewerkingen 3 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau [2] Gebruikersinst. [3] Kop.app.inst. Auto boekje sel. in rugnieteenheid Auto zoom voor Comb./Boekje Auto sorteren/groep selectie Standaard kopieerinst. Bij verboden AMS richting Methode afzonderlijk scannen Vergroting rotatie Auto zoom (glasplaat) Auto zoom (ADF) Kies cass.wanneer APS UIT Kies cassette voor invoegvel Afdr.opdr.tijdens kop.
Kopieerbewerkingen 3 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau [3] Beheerderinstelling [1] Systeeminst. [1] Energiespaarinstelling [2] Uitvoerinst.
Kopieerbewerkingen 3 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau [3] Beheerderinstelling [5] Netwerkinstelling [1] TCP-socketinstellingen [2] Netwerkfaxinstellingen [3] WebDAV client-instellingen [4] Webservice-instellingen [5] Detailinstel. [6] Kop.app.inst. Auto zoom (glasplaat) Auto zoom (ADF) Kies cass.wanneer APS UIT Kies cassette voor invoegvel Afdr.opdr.tijdens kop. Auto rotatie afbeelding [7] Afdrukinstel.
4 Afdrukbewerkingen
Afdrukbewerkingen 4 4 Afdrukbewerkingen 4.1 Algemene instellingen (PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows) Hieronder vindt u de beschrijving van de algemene instellingen en de knoppen die op alle tabbladen worden weergegeven. Item Omschrijving OK Klik op deze knop om het dialoogvenster te sluiten en eventueel gewijzigde instellingen toe te passen. Annuleren Klik op deze knop om eventueel gewijzigde instellingen te annuleren en het dialoogvenster af te sluiten.
Afdrukbewerkingen 4 4.2 Parameterdetails (PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows) Het scherm Afdrukinstelling is het scherm voor het instellen van de functies van het printerstuurprogramma. Klik op de knop [Eigenschappen] of [Voorkeursinstellingen] in het dialoogvenster Afdrukken of klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram van het venster "Printers" of het venster "Printers en faxapparaten" en geef vervolgens "Afdrukinstelling" ("Standaardwaarden document" voor Windows NT 4.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Optie Omschrijving Uitvoermethode Afdr. Drukt onmiddellijk af. Afdruk beveiligen Slaat het document dat moet worden afgedrukt op in "Beveiligd afdrukken gebruikersbox" (Secure Print User Box) van deze machine. Wanneer u wilt afdrukken, wordt u gevraagd de ID en het wachtwoord in te voeren op het bedieningspaneel van de machine. Selecteer deze optie wanneer u zeer vertrouwelijke documenten afdrukt. Opslaan in gebr.
Afdrukbewerkingen 4 4.2.2 4-6 Tabblad Opmaak Functienaam Optie Omschrijving Combinatie 2 in 1, 4 in 1, 6 in 1, 9 in 1, 16 in 1, 2 e 2, 3 e 3, 4 e 4 Drukt meerdere pagina's af op één pagina of drukt één vel van een origineel document opgesplitst over meerdere pagina's af. Met [Combinatiedetails] kunt u de paginavolgorde en de aanwezigheid van het grenskader opgeven. [Combinatiedetails] Combinatie Selecteer de voorwaarden voor de combinatie. Opmaakvolgorde Bepaalt de opmaakvolgorde.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Optie Omschrijving [Instellingen inbindmarge] Verschuiffunc. Selecteert hoe de afbeelding moet worden verwerkt om de inbindmarge voor te bereiden. Voorzijde/Achterzijde Definieert de waarden van de inbindmarge. Bij 2-zijdig afdrukken kunt u door het uitschakelen van het selectievakje "Dezelfde waarde voor voor- en achterpagina" verschillende waarden instellen voor de voor- en achterzijde. Eenh. Selecteert de maateenheid die het formaat definieert.
Afdrukbewerkingen 4 4.2.3 Tabblad Afwerken Functienaam Optie Omschrijving Nieten AAN/UIT Definieert de instellingen voor het nieten. Geef het aantal nietjes en de nietpositie op via de vervolgkeuzelijst. Midden nieten en vouwen AAN/UIT Bepaalt of een afgedrukt document een rugniet moet krijgen. Perfor. AAN/UIT Definieert de instellingen voor het perforeren. Geef het aantal perforatiegaatjes en de perforatiepositie op via de vervolgkeuzelijst. Vouwen AAN/UIT Bepaalt het vouwen.
Afdrukbewerkingen 4.2.4 4 Tabblad Omslagfunctie Functienaam Optie Omschrijving Voorblad AAN/UIT, B Leeg/Afdruk Voegt een pagina als voorblad toe. U kunt dit opgeven wanneer "Auto" niet is geselecteerd voor de papierlade. Voorbladlade Lade1-4, LCT, Handinvoer Selecteert de papierlade voor de omslag. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd. Achterblad AAN/UIT, B Leeg/Afdruk Voegt een pagina als achterblad toe.
Afdrukbewerkingen 4 4-10 Functienaam Optie Omschrijving Schutblad transparanten AAN/UIT, Leeg Voert schutbladen uit en voegt ze in wanneer u OHP-transparanten afdrukt. U kunt dit opgeven wanneer "Transparant" niet is geselecteerd voor de papiersoort. Schutbladlade Lade1-4, LCT Selecteert de papierlade voor schutbladen voor transparanten. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd.
Afdrukbewerkingen 4.2.5 4 Tabblad Stempel/Samenstelling Functienaam Optie Omschrijving Watermerk AAN/UIT Drukt een watermerk (tekststempel) af op de pagina die wordt afgedrukt. Met [Bewerken] kunt u watermerken toevoegen, wijzigen en verwijderen. [Bewerken] — Raadpleeg "Watermerk bewerken" op pagina 4-13 voor meer informatie. Overlaybestand maken AAN/UIT Maak overlaygegevens door deze optie te controleren om het origineel af te drukken.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Optie Omschrijving [Bewerken] Distributiebeheernummer Drukt het aantal kopieën in de koptekst en voettekst af wanneer meerdere kopieën worden afgedrukt. [Bewerken] Definieert de voorwaarden voor het distributiecontrolenummer. Pagina's Definieert de pagina' s die moeten worden afgedrukt. Tekstkleur Definieert de tekstkleur die wordt gebruikt voor het afdrukken.
Afdrukbewerkingen 4 Watermerk bewerken Functienaam Omschrijving Watermerknaam Voer de naam in van het watermerk. Watermerktekst Voer de tekst in die als watermerk moet worden afgedrukt. [Toev.] Klik hier om een nieuw watermerk te maken. [Wissen] Klik op deze knop om het geselecteerde watermerk te verwijderen. Positie Definieert de verticale en horizontale positie. De watermerkpositie kan ook worden opgegeven met de horizontale en verticale schuifregelaars in het dialoogvenster.
Afdrukbewerkingen 4 Kopieerbeveiliging bewerken 4-14 Functienaam Omschrijving Tekens integreert de geselecteerde tekenreeks in een patroon. U kunt een vooraf geregistreerde tekenreeks (algemene stempel) opgeven of een tekenreeks die op deze machine is geregistreerd (geregistreerde stempel). Datum/tijd integreert de geselecteerde datum en tijd in een patroon. Door op de knop [Bewerken] onder "Formaat" te klikken, kunt u het weergavetype of de tijdnotatie opgeven.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Omschrijving Kopieerbeveiliging Integreert een verborgen patroon dat op kopieën verschijnt. Stempel herhalen Drukt een tekstpatroon af. De volgende instellingen zijn beschikbaar wanneer "Kopieerbeveiliging" is geselecteerd. Functienaam Omschrijving Patroon Definieert de integratiemethode van een patroon. Patroon overschrijven Definieert de volgorde voor het afdrukken van een patroon op het origineel. Achtergrondpatroon Definieert de achtergrond van het patroon.
Afdrukbewerkingen 4 Datum/tijd en paginanummer bewerken 4-16 Functienaam Omschrijving Formaat Toont de notatie voor de datum en tijd die moeten worden afgedrukt. Door op de knop [Bewerken] te klikken, kunt u het weergavetype of de tijdnotatie opgeven. Pagina's Hiermee geeft u de pagina's op waarop de datum en tijd moeten worden -afgedrukt. Tekstkleur Definieert de tekstkleur die wordt gebruikt voor het afdrukken. Afdrukpositie Definieert de afdrukpositie.
Afdrukbewerkingen 4.2.6 4 Tabblad Kwaliteit Functienaam Optie Omschrijving Kies kleur Full color, Grijswaarden, 2 kleur Definieert de kleur die moeten worden afgedrukt. Aanpassing v. kwaliteit — Past de afbeeldingskwaliteit aan. U kunt "Eenvoudig" selecteren om volledige documenten aan te passen en "Detail" om tekst, foto's, afbeeldingen en grafieken in het origineel aan te passen.
Afdrukbewerkingen 4 2 Opmerking De optie "2 kleur" onder "Selecteer kleur" is alleen geldig voor het PCL-stuurprogramma. Met de optie "2 kleur" kunt u combinatie van 2 kleuren opgeven. De functies "Patroon" en "Afbeeldingscompressie" zijn alleen geldig voor het PCL-stuurprogramma. Met het PS-stuurprogramma kun u het profiel beheren via "Aanpassing van kwaliteit". 4.2.
Afdrukbewerkingen 4.3 4 Algemene instellingen (Mac OS X) Hieronder vindt u de beschrijving van de algemene instellingen die worden weergegeven door de specifieke bewerkingen (Output Method, Layout/Finish, Paper Tray/Output Tray, Cover Sheet/OHP Interleave, Per Page Setting, Stamp/Composition en Quality) voor deze machine die in het dialoogvenster Print zijn opgegeven.
Afdrukbewerkingen 4 4.4 Een aangepast formaat toevoegen (Mac OS X) Om op andere papierformaten dan het standaard formaat af te drukken, registreert u het aangepaste papierformaat. 1 Selecteer in het menu [File] de optie "Page Setup" (of "Paper Setup"). 2 Selecteer voor Mac OS 10.4 de optie "Manage Custom Sizes" in de lijst "Paper Size". – Selecteer voor Mac OS 10.2/10.3 de optie "Custom Paper Sizes" onder "Settings". 3 Klik op de knop [+] (OS 10.4) of de knop [Add] (OS 10.2/10.3).
Afdrukbewerkingen 4.5 4 Parameterdetails (Mac OS X) De functies van het printerstuurprogramma worden opgegeven in de volgende dialoogvensters: in "Page Attributes" van het dialoogvenster Page Setup; in "Output Method", "Layout/Finish", "Paper Tray/Output Tray", "Cover Sheet/OHP Interleave", "Per Page Setting", "Stamp/Composition" en "Quality" in het dialoogvenster Print. 4.5.1 Page Attributes % Selecteer in het menu [File] de optie "Page Setup" (of "Paper Setup").
Afdrukbewerkingen 4 4.5.2 Copies & Pages % 4-22 Selecteer in het menu [File] de opdracht "Print". Functienaam Optie Omschrijving Copies 1 tot 999 Bepaalt het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt. Collated AAN/UIT Geef deze functie niet op. Selecteer "Output Method" en geeft vervolgens "Collate" op. Pages — Definieert het bereik dat moet worden afgedrukt.
Afdrukbewerkingen 4.5.3 4 Output Method Functienaam Optie Omschrijving Collate AAN/UIT Bepaalt of meerdere kopieën moeten worden afgedrukt door ze te sorteren. Offset AAN/UIT Verschuift de uitvoerpositie van elke set wanneer meerdere exemplaren worden afgedrukt. Output Method Print: Drukt onmiddellijk af. Secure Print Slaat het document dat moet worden afgedrukt op in "Beveiligd afdrukken gebruikersbox" van deze machine.
Afdrukbewerkingen 4 De insteldetails van de uitvoermethode controleren Door op de knop [Detail Settings] te klikken, worden de functies "Output Method" waarvoor gedetailleerde instellingen werden opgegeven, weergegeven. De instellingen kunnen worden weergegeven door op de knop [Expand All] te klikken. Door een functie te selecteren en te klikken op de knop [Settings], wordt het dialoogvenster voor het opgeven van gedetailleerde instellingen voor de geselecteerde functie weergegeven.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Omschrijving Popup Authentication Dialog when printing Toont het dialoogvenster User Authentication en Account Track wanneer een afdrukopdracht is opgegeven en controleert telkens de invoer van een gebruikersnaam en een afdelingsnaam. Encryption Passphrase Definieert een codeerwachtwoord om de door de gebruiker gedefinieerde sleutel te gebruiken om met deze machine te communiceren. De codeersleutel voor de ingevoerde tekens wordt automatisch gemaakt.
Afdrukbewerkingen 4 4.5.4 Layout/Finish U kunt schakelen tussen het dialoogvenster Layout en het dialoogvenster Finish. 2 Opmerking Wanneer u een opdracht afdrukt die pagina's van verschillende formaten en met verschillende afdrukrichtingen bevat, waarbij de instelling "Poster Mode" is opgegeven, kunnen de afbeeldingen ontbreken of elkaar overlappen wanneer het document wordt afgedrukt.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Optie Omschrijving Print Type 1-Side, 2-Sided, Booklet Definieert dubbelzijdig afdrukken en boekje afdrukken. Binding Position Left stitch, right stitch, top stitch Definieert de inbindpositie. Poster Mode 2 e 2, 3 e 3, 4 e 4 Drukt één vel van een origineel af opgesplitst over meerdere pagina's. Met "Poster Mode Overlap" kunt u een grenskader aangeven. Overlap width line AAN/UIT Bepaalt de aanwezigheid van een overlapping in de posterfunctie.
Afdrukbewerkingen 4 4.5.5 Paper Tray/Output Tray Functienaam Optie Omschrijving Paper Tray Auto, Tray1-4, LCT, Bypass Tray Selecteert de papierlade die moet worden gebruikt. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd. Paper Type De papiersoort die op deze machine beschikbaar is. Selecteert de papiersoort voor het afdrukken. Kan alleen worden gewijzigd wanneer de papierlade is ingesteld op "Auto".
Afdrukbewerkingen 4.5.6 4 Cover Mode/Transparency Interleave U kunt schakelen tussen het dialoogvenster Cover Mode en het dialoogvenster Transparency Interleave.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Optie Omschrijving Front Cover Off, Print, Blank Voegt een pagina als voorblad toe. U kunt dit opgeven wanneer "Auto" niet is geselecteerd voor de papierlade. Tray 1-4, LCT, manual paper feed Selecteert de papierlade voor de omslagpagina. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd. Off, Print, Blank Voegt een pagina als achterblad toe. U kunt dit opgeven wanneer "Auto" niet is geselecteerd voor de papierlade.
Afdrukbewerkingen 4.5.8 4 Stamp/Composition Functienaam Optie Omschrijving Copy Protect AAN/UIT Drukt een speciaal patroon af om kopiëren te voorkomen. U kunt items, posities en de compositie die moeten worden afgedrukt, opgeven door op de knop [Settings] te klikken. [Settings] — Raadpleeg "Kopieerbeveiliging bewerken" op pagina 4-32 voor meer informatie. Date/Time AAN/UIT U kunt de datum en tijd op een document afdrukken.
Afdrukbewerkingen 4 Kopieerbeveiliging bewerken 4-32 Functienaam Omschrijving Characters integreert de geselecteerde tekenreeks in een patroon. U kunt een vooraf geregistreerde tekenreeks (algemene stempel) opgeven of een tekenreeks die op deze machine is geregistreerd (geregistreerde stempel). Date/Time integreert de geselecteerde datum en tijd in een patroon. Door op de knop [Edit] onder "Format" te klikken, kunt u het weergavetype of de tijdnotatie opgeven.
Afdrukbewerkingen 4 De volgende instellingen zijn beschikbaar wanneer "Copy Protect" is geselecteerd. Functienaam Omschrijving Copy Protect Integreert een verborgen patroon dat op niet-toegelaten kopieën verschijnt. Pattern Definieert de integratiemethode van een patroon. Pattern Overwrite Definieert de volgorde voor het afdrukken van een patroon op het origineel. Background Pattern Definieert de achtergrond van het patroon. Adjust Color Definieert de kleur van het patroon.
Afdrukbewerkingen 4 Datum/tijd bewerken Functienaam Omschrijving Format Toont de notatie voor de datum en tijd die moeten worden afgedrukt. Pages Hiermee geeft u de pagina's op waarop de datum en tijd moeten worden -afgedrukt. Text Color Definieert de tekstkleur die wordt gebruikt voor het afdrukken. Print Position Definieert de afdrukpositie. Paginanummer bewerken 4-34 Functienaam Omschrijving Starting Page Definieert de pagina waarop het afdrukken van het paginanummer moet worden gestart.
Afdrukbewerkingen 4 Koptekst/voettekst bewerken Functienaam Omschrijving Recall Header/Footer Selecteert de koptekst-/voettekstinstellingen die in deze machine zijn geregistreerd. Distribution Control Number Drukt het aantal kopieën in de koptekst en voettekst af wanneer meerdere kopieën worden afgedrukt. Het startnummer of het aantal cijfers dat wordt weergegeven, kan worden opgegeven. Pages Definieert de pagina's waarop de koptekst en voettekst moeten worden afgedrukt.
Afdrukbewerkingen 4 4.5.9 4-36 Quality Functienaam Optie Omschrijving Select Color Full Color, Gray Scale Definieert de kleur die moeten worden afgedrukt. Glossy Mode AAN/UIT Drukt af met een glanzende afwerking. Toner Save AAN/UIT Beheert de afdrukdensiteit en bespaart het tonerverbruik. Edge Enhancement AAN/UIT Markeert de rand van tekens, grafieken en afbeeldingen om kleine tekens zichtbaarder te maken. U kunt dit opgeven wanneer "Gray Scale" is geselecteerd voor de kleur.
Afdrukbewerkingen 4.6 4 Parameterdetails (Mac OS 9.2) De functies voor het printerstuurprogramma worden opgegeven in het dialoogvenster Page Attributes dat wordt opgeroepen vanaf het dialoogvenster Page Setup of in het dialoogvenster Layout/Finish dat wordt opgeroepen vanaf het dialoogvenster Print. 4.6.1 Page Attributes % Selecteer in het menu [File] de optie "Page Setup" (of "Paper Setup"). Functienaam Omschrijving Paper Stelt het papierformaat voor de uitvoer in.
Afdrukbewerkingen 4 4.6.2 Custom Page Size instellen Selecteer "Custom Paper Size" in het dialoogvenster Page Setting. 1 Selecteer in het menu [File] de optie "Paper Setup" (of "Page Setup"). 2 Selecteer "Custom Page Sizes". 3 Klik op [Add]. 4 Geef de instellingen op voor het volgende: – – – – 5 Paper size: definieert het bedoelde papierformaat. Printer Margins: definieert de papiermarges.
Afdrukbewerkingen 4.6.3 General % 4.6.4 4 Selecteer in het menu [File] de opdracht "Print". Functienaam Omschrijving Copies Definieert het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt. Collated Bepaalt of meerdere kopieën moeten worden afgedrukt door ze te sorteren. Pages Definieert het bereik dat moet worden afgedrukt. Paper Source Selecteert de papierlade die moet worden gebruikt Layout (Pages per sheet) % U kunt opgeven om meerdere pagina's op één pagina afdrukken.
Afdrukbewerkingen 4 4.6.5 Printerspecifieke opties (Finishing Options 1 tot 5) Definieert de printerspecifieke opties. Deze opties worden opgegeven wanneer functies van deze machine, zoals nieten en perforeren, moeten worden gebruikt. 4-40 Functienaam Omschrijving Offset Definieert de verschuiving. Output Tray Selecteert de uitvoerlade. Binding Direction Selecteert de inbindrichting. Print Type Performs 2-sided printing. Combination Drukt een boekje af. Staple Voert het nieten uit.
Afdrukbewerkingen 4 Functienaam Omschrijving Color Settings (Graphic) Past de kleurkwaliteit van een tabel en grafiek in het origineel aan de tekst- en fotoinstellingen aan. Smoothing (Graphic) Past het verzachten van een tabel en grafiek in het origineel aan de tekst- en fotoinstellingen aan. Toner Save Beheert de afdrukdensiteit en bespaart het tonerverbruik. Edge Enhancement Markeert de rand van tekens, grafieken en afbeeldingen om kleine tekens zichtbaarder te maken.
Afdrukbewerkingen 4 4.7 Een fax verzenden Faxbewerkingen 2 Let op Om de faxfunctie te gebruiken, moet u de optionele faxkit op deze machine installeren. Daarnaast moet u na de installatie, de faxkit inschakelen op het tabblad Configureren. 1 Maak de gegevens die u wilt verzenden met een willekeurige toepassing. 2 Selecteer in het menu [File] de opdracht "Print". 3 Selecteer onder "Printernaam" de optie "xxxxxxx Fax".
Afdrukbewerkingen – 7 – Herhaal stappen 6 en 7 om meerdere ontvangers toe te voegen. U kunt tot 100 ontvangers toevoegen. Om een ontvanger uit de lijst te verwijderen, klikt u op de knop [Verwijderen uit lijst]. Klik indien nodig op [Details instellingen faxfunctie] om de details op te geven voor de instellingen van de faxfunctie of schakel het selectievakje "Fax voorblad" in om een faxvoorblad te maken.
Afdrukbewerkingen 4 Een ontvanger in het telefoonboek selecteren ! Detail Om het telefoonboek te gebruiken, moeten de namen en faxnummers van de ontvangers eerst aan het telefoonboek worden toegevoegd. Raadpleeg "Een ontvanger toevoegen aan het telefoonboek" op pagina 4-53 voor meer informatie. 1 Wanneer u een fax verzendt, klik dan op de knop [Toevoegen vanaf telefoonboek] in het dialoogvenster Pop-up FAX-verzending.
Afdrukbewerkingen 3 4 4 Selecteer de naam van de ontvanger naar wie u een fax wilt verzenden en klik vervolgens op de knop [Toevoegen ontvangers]. – – U kunt meerdere ontvangers op dezelfde manier toevoegen. U kunt tot 100 ontvangers toevoegen. Klik op de knop [Wissen] om een ontvanger te verwijderen. – Als er ontvangers werden toegevoegd aan een groep, kunnen alle leden van de groep worden toegevoegd aan de "Ontv.
Afdrukbewerkingen 4 De verzendinstellingen opgeven Wanneer u een fax verzendt, kunt u de verzendinstellingen opgeven in het dialoogvenster Gegevens fax modus dat verschijnt wanneer u in het dialoogvenster Pop-up FAX-verzending de knop [Details instellingen faxfunctie] hebt geklikt. Item Functie Printen ontvangstbestand Drukt het document af nadat een fax is verzonden. Timer verzenden Stelt de verzendtijd in.
Afdrukbewerkingen 4 Een faxvoorblad maken Wanneer u een fax verzendt, kunt u een voorblad toevoegen aan het faxbericht door het selectievakje "Fax voorblad" in te schakelen in het dialoogvenster Pop-up FAX-verzending. U kunt de voorbladen bewerken via het dialoogvenster Fax-voorbladinstellingen dat verschijnt door te klikken op de knop [Instellingen] in het dialoogvenster Pop-up FAX-verzending.
Afdrukbewerkingen 4 5 Voer de ontvangergegevens in op het tabblad Ontvanger. – – – – – – – – – – 4-48 Standaard: definieert de standaard tekst. Details: definieert de details die zijn beschreven onder "Details ontvangerinstellingen". Laden met naam: toont de ontvanger met gemeenschappelijke namen. De items die worden weergegeven onder "Ontv.lijst" in het dialoogvenster Pop-up FAX-verzending. Wijzig iedere ontvanger: wijzigt de beschrijving voor elke ontvanger.
Afdrukbewerkingen 4 6 Voer de afzenderinformatie in op het tabblad Afzender door het selectievakje van de informatie die moet worden weergegeven, in te schakelen en vervolgens de informatie in te voeren. 7 Om afbeeldingen, zoals het bedrijfslogo of een kaart op een omslagpagina te plaatsen, moet u het afbeeldingsbestand op het tabblad Afbeelding opgeven. – 8 Controleer de opgegeven instellingen. Klik op de knop [Controle] om een vergrote voorbeeldafbeeldingen te controleren.
Afdrukbewerkingen 4 4.8 Het faxstuurprogramma voor Windows instellen Algemene instellingen Hieronder vindt u de beschrijving van de algemene instellingen en de knoppen die op alle tabbladen worden weergegeven. Knop Functie OK Klik op deze knop om het dialoogvenster te sluiten en eventueel gewijzigde instellingen toe te passen. Annuleren Klik op deze knop om eventueel gewijzigde instellingen te annuleren en het dialoogvenster af te sluiten.
Afdrukbewerkingen 4 Tabblad Fax Item Functie Resolutie Definieert de faxresolutie. Printen ontvangstbestand Drukt het document af nadat de fax is verzonden. Timer verzenden Stelt de verzendtijd in. Wanneer u op [Toon actuele tijd] klikt, wordt de huidige tijd die op de computer is ingesteld, weergegeven in de vakken "Verzendtijd". SUB-adres definieert het subadres voor het verzenden van vertrouwelijke faxen met F-codes.
Afdrukbewerkingen 4 Tabblad Instellingen Item Functie Display beperkingsmelding Toont een bericht wanneer functies die niet tegelijk kunnen worden opgegeven, zijn ingeschakeld via het printerstuurprogramma. Papierset weergeven in afdrukservereigenschappen Gebruik het papier dat werd toegevoegd in [Servereigenschappen] van de printermap. Inst.
Afdrukbewerkingen 4.9 4 Een telefoonboek gebruiken Een ontvanger toevoegen aan het telefoonboek Wanneer u een fax verzendt, kunt u de faxnummers die vaak worden gebruikt oproepen door ze toe te voegen aan een telefoonboek. Een telefoonboek kan worden toegevoegd vanaf het tabblad Fax in het dialoogvenster FAX-afdrukvoorkeuren. 1 Klik in het dialoogvenster FAX-afdrukvoorkeuren op de knop [Tel.boek.invoer] op het tabblad Fax. Het dialoogvenster Tel.boek invoer wordt weergegeven.
Afdrukbewerkingen 4 – – 4 Om een ontvanger toe te voegen aan een groep, schakelt u het selectievakje in van de groep die moet worden toegevoegd. – – – 5 U kunt maximaal 38 tekens (cijfers van 0 tot 9, koppeltekens (-), spaties, #, *, E, P en T) invoeren in het tekstvak "Faxnummer". Om een fax naar het buitenland te verzenden, moet u eerst de landcode invoeren. Wijzig de verzendmodus zoals vereist. ECM: definieert de ECM (Error Correction Mode = foutcorrectiemodus). Als het selectievakje "V.
Afdrukbewerkingen 8 4 Geef de opslaglocatie op, voer de bestandsnaam in en klik vervolgens op de knop [Opslaan]. Het telefoonboek wordt opgeslagen als een bestand. – – – – CS193/CS173/CS163 Het dialoogvenster Opslaan als verschijnt wanneer een telefoonboek voor de eerste keer wordt geregistreerd. Het dialoogvenster Opslaan als verschijnt niet vanaf de tweede keer dat het telefoonboek wordt gewijzigd. Daarna wordt het telefoonboekbestand automatisch overschreven.
Afdrukbewerkingen 4 Een telefoonboek bewerken U kunt de persoonlijke informatie die werd geregistreerd, gemakkelijk wijzigen, de groepsnamen wijzigen, bewerken of de telefoonboeken organiseren. % Om de persoonlijke informatie te wijzigen, selecteert u de naam die u wilt wijzigen onder "Persoonlijke lijst" aan de linkerzijde van het dialoogvenster en klikt u vervolgens op de knop [Bewerken] aan de rechterzijde.
Afdrukbewerkingen 4 Een geregistreerde ontvanger opslaan in een groep: % Selecteer de naam die u wilt wijzigen in de "Persoonlijke lijst" aan de linkerzijde van het dialoogvenster en selecteer of wis het selectievakje van de groep in de vervolgkeuzelijst "Groep selecteren". 2 Opmerking Een ontvanger kan zelfs worden toegevoegd aan een groep door de naam van de ontvanger te slepen van de "Persoonlijke lijst" aan de linkerzijde van het dialoogvenster naar de gewenste groep.
4 4-58 Afdrukbewerkingen CS193/CS173/CS163
5 Mapbewerkingen
Mapbewerkingen 5 5 Mapbewerkingen 5.1 Gebruikersboxfuncties Met de gebruikersboxfuncties kunt u documentgegevens opslaan naar de interne harde schijf van de machine en deze later afdrukken. Documenten die u kunt opslaan, zijn gegevens die zijn gescand om te kopiëren en opgeslagen scangegevens. Om gegevens op te slaan naar een box, maakt u de box en slaat u de gegevens vervolgens op naar de opgegeven box.
Mapbewerkingen 5 Documentgegevens gebruiken Het document dat in de boxen is opgeslagen, kan als volgt worden gebruikt: Box Omschrijving Openbare/persoonlijke/ groepsgebruikersboxen Opgeslagen documenten kunnen worden afgedrukt of verzonden. Er kunnen meerdere documenten worden geselecteerd voor het afdrukken/verzenden.
Mapbewerkingen 5 Fax Computers FTP-server, enz. E-mail, enz. Afdrukken Extern geheugen Documentgegevens schikken Documenten kunnen worden georganiseerd door de opgeslagen documentnaam te hernoemen, de box waarin ze zijn opgeslagen te wijzigen of ze te dupliceren of te verwijderen.
Mapbewerkingen 5 5.1.2 Instelling voor gebruikersboxfuncties Voordat u de gebruikersboxfuncties gebruikt, moet u de volgende instellingen opgeven. Gebruikersboxregistratie Maak en sla de gebruikersboxen op waar de documenten zullen worden opgeslagen. U kunt de boxen registreren via het tiptoetsscherm van de machine of met de hulp van Web Connection vanaf een computer op het netwerk. U kunt de volgende boxen maken. Openbare/persoonlijke/groepsgebruikersboxen (p.
Mapbewerkingen 5 5.2 Gebruikersboxregistratie 5.2.1 Gebruikersboxregistratie Er kunnen nieuwe gebruikersboxen worden geregistreerd. Dit zijn de beschikbare gebruikersboxtypes: Item Omschrijving Openbare gebruikersbox Gedeelde box die toegankelijk is voor elke gebruiker. Pers. gebr.box Gebruikersbox voor persoonlijk gebruik die alleen toegankelijk is voor de gebruiker die is aangemeld wanneer de machine wordt beheerd met gebruikersauthenticatie.
Mapbewerkingen 5 Openbare/persoonlijke/groepsgebruikersboxen % Wanneer u registreert of bewerkt, moet u de volgende items opgeven. ! Detail Om de instellingen voor een geregistreerde gebruikersbox te wijzigen, selecteert u de gebruikersbox en drukt u op [Bewerken]. Nadat u op [Bewerken] hebt gedrukt, kan het gebruikersboxnummer niet worden gewijzigd. Om een geregistreerde gebruikersbox te verwijderen, selecteert u de gebruikersbox en drukt u op [Verwdr.].
Mapbewerkingen 5 Scherm (2/2) Item Omschrijving Tijd automatisch verwijderen document Geef de duur op dat de documenten moeten worden bewaard voordat ze worden verwijderd vanaf het ogenblik van de registratie. Vertrouwelijk RX Deze toets verschijnt wanneer de optionele faxkit is geïnstalleerd. Selecteer de optie om de functie voor de vertrouwelijke ontvangst toe te voegen aan de gebruikersbox.
Mapbewerkingen 5 Bulletin Board gebruikersbox % U kunt tot 10 bulletin board gebruikersboxen registreren. Wanneer u registreert of bewerkt, moet u de volgende items opgeven. ! Detail Om de instellingen voor een geregistreerde gebruikersbox te wijzigen, selecteert u de gebruikersbox en drukt u op [Bewerken]. Nadat u op [Bewerken] hebt gedrukt, kan het gebruikersboxnummer niet worden gewijzigd. Om een geregistreerde gebruikersbox te verwijderen, selecteert u de gebruikersbox en drukt u op [Verwdr.].
Mapbewerkingen 5 Scherm (2/2) Item Omschrijving Tijd automatisch verwijderen document Geef de duur op dat de documenten moeten worden bewaard voordat ze worden verwijderd vanaf het ogenblik van de registratie. Relay gebr.box % Er kunnen maximaal vijf relay-gebruikersboxen worden geregistreerd. Wanneer u registreert of bewerkt, moet u de volgende items opgeven. ! Detail Om de instellingen voor een geregistreerde gebruikersbox te wijzigen, selecteert u de gebruikersbox en drukt u op [Bewerken].
Mapbewerkingen 5 5.3 Documenten opslaan in gebruikersboxen 1 Druk op de toets [Box]. 2 Druk op [Document opslaan]. 3 Selecteer de gebruikersbox waarin de documenten moeten worden opgeslagen en druk vervolgens op [OK].
Mapbewerkingen 4 5 Geef de documentnaam, de scaninstellingen en de origineelinstellingen op. – Druk op [Documentnaam] om de naam van het document te wijzigen. – Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen op te geven. – Druk op [Origineel instellingen] om de origineelinstellingen op te geven.
Mapbewerkingen 5 5-14 5 Plaats het origineel. 6 Druk op de toets [Start] of raak [Start] aan.
Mapbewerkingen 5.3.1 5 Beschikbare bewerkingen in het scherm Document opslaan % Om documenten in de gebruikersboxfunctie op te slaan, geeft u rechtstreeks de gebruikersbox op waar het document moet worden opgeslagen. – Documenten die moeten worden opgeslagen, kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als opgeslagen scangegevens. Openbare/persoonlijke/groepsgebruikersboxen Documentgegevens (kopieën en scans) die met deze machine zijn gemaakt, kunnen allemaal in boxen worden opgeslagen.
Mapbewerkingen 5 5.3.2 Startscherm van Document opslaan Openbare/persoonlijke/groepsgebruikersbox Wanneer u het tabblad Openbare/persoonlijke/groepsgebruikersbox selecteert, worden de boxen waarin documenten kunnen worden opgeslagen, weergegeven. % Selecteer een box waarin u documenten wilt opslaan. Systeem Wanneer u het tabblad Systeem selecteert, worden de boxen waarin documenten kunnen worden opgeslagen, weergegeven. % 5-16 Selecteer een box waarin u documenten wilt opslaan.
Mapbewerkingen 5.3.3 5 Beschrijving van het scherm Document opslaan In het scherm Document opslaan kunt u de volgende instellingen opgeven. Item Omschrijving [Gebruikersbox] Voor openbare, persoonlijke, groeps- en annotatiegebruikersboxen kunt u de gebruikersbox waarin documenten worden opgeslagen, wijzigen. Om dit te wijzigen, drukt u op [Gebruikersbox] om de gewenste gebruikersbox te selecteren. Het is niet mogelijk een gebruikersbox te selecteren om documenten van een extern geheugen op te slaan.
Mapbewerkingen 5 5.4 5-18 Documenten in gebruikersboxen afdrukken 1 Druk op de toets [Box]. 2 Druk op [Document]. 3 Selecteer de gewenste gebruikersbox en druk vervolgens op [OK].
Mapbewerkingen 4 5 Selecteer een of meerdere documenten. Eén document geselecteerd Meerdere documenten geselecteerd – – Als er één document is geselecteerd, drukt u op [Printen]. Druk op [Combineren] als er meerdere documenten zijn geselecteerd. Geef een afdrukvolgorde op (combinatievolgorde).
Mapbewerkingen 5 5.4.1 5 Geef de basis- en toepassingsinstellingen op. 6 Druk op de toets [Start] of raak [Start] aan. Beschikbare bewerkingen in het scherm Document gebruiken Printen Documenten die via de functie Kopie, Fax/Scan, Afdrukken of Fax RX in gebruikersboxen zijn opgeslagen, kunnen worden afgedrukt. Afwerkingsinstellingen, zoals het aantal kopieën en dubbelzijdig afdrukken, kunnen worden toegevoegd wanneer het document wordt afgedrukt.
Mapbewerkingen 5.4.2 5 Eerste scherm van Document Openbare/persoonlijke/groepsgebruikersbox 1 Selecteer de lijsten op het tabblad Openbaar/Persoonlijk/Groep in om de beschikbare boxen weer te geven. 2 Selecteer een box die u wilt gebruiken. Systeem 1 Selecteer de lijsten op het tabblad Systeem om de beschikbare systeemboxen weer te geven. 2 Selecteer een box die u wilt gebruiken. – – – CS193/CS173/CS163 Wanneer u [Bulletin gebruikersbox] selecteert, moet u een andere box selecteren.
Mapbewerkingen 5 5.4.3 Beschrijving van het scherm Document Wanneer u een box selecteert die u wilt afdrukken en verzenden, wordt het volgende scherm weergegeven. Als voorbeeld beschrijft de volgende procedure de openbare gebruikersbox. 1 2 3 4 5 6 7 11 Nr. 5-22 10 98 Onderdeelnaam Omschrijving 1 - Toont het nummer en de naam van de gebruikersbox. 2 [ 3 [Printen] Definieert de afdrukinformatie van het geselecteerde document. (p.
Mapbewerkingen 5.4.4 5 Wanneer een wachtwoord is opgegeven voor de gebruikersbox Wanneer een wachtwoord wordt opgegeven in de gebruikersbox, verschijnt een scherm voor het invoeren van een wachtwoord. 5.4.5 1 Voer het wachtwoord in. 2 Druk op de knop [OK]. Overzicht van afdruk De volgende functies kunnen worden toegevoegd in Afdrukken. Item Omschrijving Kopieën Bepaalt het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt. Printen Bepaalt of 1-zijdige of 2-zijdige kopieën moeten worden afgedrukt.
Mapbewerkingen 5 5.4.6 Beschrijving van het scherm Afdrukinstelling % Druk op [Printen] om het volgende scherm weer te geven. 1 Nr. 5.4.7 2 Onderdeelnaam Omschrijving 1 [Basis] Definieert de basisinstellingen zoals het aantal kopieën en 1-zijdig/2-zijdig. 2 [Toepassing] Definieert meer complexe instellingen zoals paginamarge, invoegvel en stempel. Kopieën % Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. – Het aantal exemplaren kan worden ingesteld tussen 1 en 999.
Mapbewerkingen 5.4.8 1-zijdig/2-zijdig % 5.4.9 5 Selecteer of er 1-zijdige of 2-zijdige kopieën van het document moeten worden afgedrukt. Afwerking ! Detail De toevoermethode wanneer een afwerkingseenheid is geïnstalleerd, kan worden gewijzigd via de Beheerderinstelling. Sorteren/Groeperen % Selecteer "Sorteren" om het document volgens kopieën uit te voeren. – Selecteer "Groep" om het document volgens pagina's uit te voeren.
Mapbewerkingen 5 Nieten – Positie instelling Wanneer u een type nietfunctie selecteert, kunt u de positie opgeven. Perforeren % Selecteer de instelling om gaten te perforeren om ze te ordenen. Perforeren – Positie instelling % 5-26 Geef de perforeerpositie op.
Mapbewerkingen 5 Midden nieten/vouwen Wanneer [Midden binden/vouwen] wordt weergegeven door de geïnstalleerde afwerkingseenheid, kunnen de volgende items worden opgegeven. Item Omschrijving Midden nieten Selecteer deze optie om kopieën om twee plaatsen in het midden te nieten en vouw vervolgens de kopieën in twee voordat u ze uitvoert. Half-vouw Selecteer deze optie om kopieën in twee te vouwen voordat ze worden uitgevoerd.
Mapbewerkingen 5 5.4.10 Combineervolgorde Er kunnen meerdere documenten tegelijk worden geselecteerd en afgedrukt. U kunt maximaal 10 documenten selecteren om ze tegelijk af te drukken. U kunt extra instellingen opgeven voor de afwerking, zoals het aantal kopieën voor het geselecteerde document. U kunt de instellingen voor de volgende items definiëren. Item Omschrijving Kopieën Bepaalt het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt.
Mapbewerkingen 5.5 5 Documenten in gebruikersboxen verzenden De volgende toelichtingen zijn de stappen voor het verzenden van documenten die in openbare gebruikersboxen zijn opgeslagen. 1 Druk op de toets [Box]. 2 Druk op [Document]. 3 Selecteer de gewenste gebruikersbox en druk vervolgens op [OK].
Mapbewerkingen 5 4 Selecteer een of meerdere documenten. Eén document geselecteerd Meerdere documenten geselecteerd – – Als er één document is geselecteerd, drukt u op [Verzenden]. Druk op [Inbinden TX] als er meerdere documenten zijn geselecteerd. Geef een afdrukvolgorde op (combinatievolgorde).
Mapbewerkingen 5 5 Geef een geadresseerde op. – Selecteren uit het adresboek – Selecteren uit Directe invoer – Selecteren uit Opdr.
Mapbewerkingen 5 6 Geef de bestandstypes, de communicatie-instellingen en de toepassingsinstellingen op.
Mapbewerkingen 5 – Vanaf Opdrachthistorie en Adres zoeken Bestandstype Communicatie-instellingen Toepassing 7 Druk op de toets [Start] of raak [Start] aan.
Mapbewerkingen 5 5.5.1 Overzicht van Verzenden Documentgegevens die in gebruikersboxen zijn opgeslagen, kunnen met de volgende methoden worden verzonden. De gegevens kunnen eenvoudig worden gerouteerd door met deze machine een bestemming te registreren in plaats van de gegevens via verschillende computers te verzenden. 5.5.2 Item Omschrijving Fax Verzendt de gegevens in het document als fax. E-mailadres De documentgegevens kunnen als bijlage bij een e-mail worden verzonden.
Mapbewerkingen 5.6 5 Gebruikersboxdocumenten organiseren De volgende toelichtingen zijn de stappen voor het organiseren van documenten die in openbare gebruikersboxen zijn opgeslagen. 1 Sluit een extern geheugen aan op de machine en druk vervolgens op de toets [Box]. 2 Druk op [Document opnieuw ordenen]. 3 Selecteer de gewenste gebruikersbox en druk vervolgens op [OK].
Mapbewerkingen 5 4 Selecteer de documenten en kies een actie. 5 Geef de basisinstellingen op. 2 Opmerking Raadpleeg "Een document verwijderen" op pagina 5-39 voor de werkwijze voor het verwijderen van documenten. Raadpleeg "Naam bewerken" op pagina 5-39 voor de werkwijze voor het wijzigen van de naam van een opgeslagen document Raadpleeg "Verplaats" op pagina 5-40 voor de werkwijze voor het verplaatsen van documenten naar een andere gebruikersbox.
Mapbewerkingen 5.6.1 5 Openbaar/Persoonlijk/Groep Voor de documenten die in een openbare, persoonlijke of groepsgebruikersbox zijn opgeslagen, kunnen de volgende bewerkingen worden gebruikt: Item Omschrijving Verwijderen Verwijdert documenten die niet langer nodig zijn nadat ze zijn afgedrukt of verzonden. Naam bewerken Wijzigt de naam van een opgeslagen document.
Mapbewerkingen 5 5.6.2 Beschrijving van het scherm Document opnieuw ordenen Openbaar/Persoonlijk/Groep Selecteer het tabblad Openbaar, Persoonlijk of Groep en selecteer vervolgens een gebruikersbox. Een scherm zoals het volgende, wordt weergegeven. 1 2 3 4 5 6 7 11 Nr. 5-38 Item 10 9 8 Omschrijving 1 - 2 [ Toont het nummer en de naam van de gebruikersbox. 3 [Verwijderen] Verwijdert geselecteerde documenten. 4 [Naam bewerken] Wijzigt de naam van het geselecteerde document.
Mapbewerkingen 5 Systeem 1 Selecteer het tabblad Systeem. Een lijst van de beschikbare systeemboxen verschijnt. 2 Selecteer een box voor het ordenen van documenten. – – – Wanneer u [Bulletin gebruikersbox] selecteert, moet u ook een box binnen die box selecteren voor het ordenen van documenten. Wanneer u [Beveiligd afdrukken gebruikersbox] selecteert, voert u de ID en het wachtwoord in voor een document dat met beveiligd afdrukken is afgedrukt.
Mapbewerkingen 5 5.6.5 Verplaats Verplaatst de gegevens van de documenten die in de gebruikersbox zijn opgeslagen naar een andere gebruikersbox. U kunt een bestemmingsbox selecteren vanaf een openbare, persoonlijke of groepsgebruikersbox. 1 Selecteer de bestemmingsgebruikersbox en controleer de inhoud van het document. 2 Druk op [OK]. ! Detail De weergave van de inhoud van verschillen voor de persoonlijk en groepsgebruikersboxen volgens de gebruiker die is aangemeld.
Mapbewerkingen 5.6.7 5 Document details Hiermee kunt u de details van een opgeslagen document controleren vanaf het tiptoetsscherm. Weergave van gedetailleerde informatie % Selecteer een document en druk op [Document details] om de volgende items te selecteren: Item Omschrijving Tijd opgesl. Toont de datum en het tijdstip waarop het document werd opgeslagen. Gebruikersnaam Toont de modus (scannen, kopiëren of afdrukken) en de naam van de gebruiker die het document heeft opgeslagen.
Mapbewerkingen 5 Voorbeeld 1 Druk op het scherm Document details op [Voorbeeld] om een voorbeeld van het opgeslagen document weer te geven. – Het document kan op volledig formaat worden weergegeven of op een formaat dat 2, 4 of 8 keer groter is dan het normale formaat. 2 Selecteert de weergavegrootte. 3 Gebruik de schuifbalken rechts en onder de afbeelding om het gewenste gedeelte van de afbeelding te bekijken.
Mapbewerkingen 5.7 5.7.1 5 Beveiligd afdrukken gebruikersbox (Systeemgebruikersbox) Wat is Beveiligd afdrukken gebruikersbox? In deze box worden documenten opgeslagen die worden verzonden voor afdrukopdrachten terwijl ze worden beveiligd met een ID en wachtwoord. De ID en het wachtwoord moeten worden ingevoerd om een document af te drukken.
Mapbewerkingen 5 5.7.4 Printen U kunt verschillende functies toevoegen aan documenten die zijn opgeslagen in Beveiligd afdrukken gebruikersbox wanneer u ze afdrukt. 5.7.5 Functie Omschrijving Kopieën Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. Het invoerbereik is 1 tot 999. 1-zijdig > 2-zijdig Selecteer "1-zijdig" of "2-zijdig". Afwerking Selecteer "Sorteren/Groep", "Offset" of "Nieten". Vel/omslag/hfdstk invoegen Select "Omslagpagina", "Vel invoegen" of "Hoofdstuk".
Mapbewerkingen 5.8 5.8.1 5 Gebruikersbox gecodeerde PDF (Systeemgebruikersbox) Wat is Gebruikersbox gecodeerde PDF? Als het wachtwoordbeveiligde PDF-bestand wordt opgeslagen met Web Connection of Direct Print, worden de documenten automatisch opgeslagen in de Gebruikersbox gecodeerde PDF. ! Detail De opdracht voor de afdruk wordt gegeven via de Gecodeerde PDF-box om een Gecodeerde PDF-bestand af te drukken met een extern geheugen. 5.8.2 5.8.3 5.8.
5 5-46 Mapbewerkingen CS193/CS173/CS163
6 Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6 Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 2 Opmerking De fax- en netwerkfaxfuncties zijn alleen beschikbaar als de optionele faxkit is geïnstalleerd. 6.1 Transmissiefuncties Functietype Deze machine kan gescande afbeeldingen via het netwerk of de telefoonlijn verzenden of ontvangen. Deze handleiding bevat beschrijvingen van de volgende functies. Functietype Opties Netwerkscanfuncties • • • • • • Scan naar E-mail FTP TX SMB TX Opslaan in gebr.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van internetfax De volgende voorwaarden zijn vereist voor het gebruik van de internetfaxfunctie. Deze machine is verbonden met een netwerk en maakt het mogelijk e-mails te verzenden en te ontvangen. In "Inst. netwerk- faxfuncties" van Beheerderinstelling, is de functie Netwerkfax ingesteld op "AAN". Wanneer een e-mailbericht wordt verzonden, kan het bestand in bijlage worden beschadigd afhankelijk van de netwerkomstandigheden.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.2 6.2.1 6 Overzicht Beschikbare netwerkscanfuncties "Scannen" verwijst naar de bewerking waarbij de afbeeldingen worden ingelezen van een origineel dat via de ADF wordt ingevoerd of op de glasplaat is geplaatst. De scanfuncties kunnen worden gebruikt om de scangegevens tijdelijk op te slaan in het interne geheugen van de machine en de gegevens via het netwerk te verzenden.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 SMB TX De gescande gegevens kunnen naar een gedeelde map op een specifieke computer worden verzonden. % Voer de hostnaam, het bestandspad en andere informatie in via het tiptoetsscherm van de machine. Origineel Machine Scangegevens Opslaan naar een gedeelde map Geheugen Opslaan in gebr.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 WebDAV TX De gescande gegevens kunnen naar een opgegeven server worden geüpload. % Voer het adres van de server, het aanmeldingswachtwoord en overige informatie in via het tiptoetsscherm van de machine. – De gegevens die naar de server zijn geüpload, kunnen vanaf een computer op het netwerk worden gedownload.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.2.2 Beschikbare faxfuncties G3-faxverzending/ontvangst Deze machine kan G3 fax verzenden/ontvangen. % Selecteer de bestemmingen via het tiptoetsscherm van de machine om de gegevens te verzenden. – U kunt ook gegevens toevoegen met de bewerkingsfunctie die beschikbaar is met de functie Scannen. Ontvanger Afzender Opvragen Door een opdracht voor opvragen te verzenden, kunt u originele gegevens ontvangen van andere faxmachines (Opvragen RX).
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.2.3 6 Beschikbare netwerkfaxfuncties Internetfax De internetfaxfunctie verzendt en ontvangt gescande originelen als een bestand in bijlage (TIFF-indeling) via het intranet (bedrijfsnetwerken) of het internet. Deze communicatie via intranet of internet zorgt voor een aanzienlijke verlaging van de communicatiekosten in vergelijking met algemene faxberichten. % Geef het e-mailadres voor de bestemming op om het e-mailbericht te verzenden.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.3 Adresregistratie % 6.3.1 Om een bestemming (adres) van gescande/gefaxte gegevens te verzenden, moet u een van de volgende registratiemethoden gebruiken. – Via het tiptoetsscherm van de machine. – Met Web Connection vanaf een computer op het netwerk. Adresboek De volgende types bestemmingsinformatie kunnen worden geregistreerd in het Adresboek.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.5 6 Webservices gebruiken U kunt een scanopdracht opgeven vanaf een computer (Windows Vista) op het netwerk om het scannen uit te voeren volgens het doel van de machine en de gescande gegevens naar de computer te verzenden. Dit hoofdstuk beschrijft de instellingen die vooraf op de computer moeten worden opgegeven. 6.5.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.6 Bewerkingsstroom 6.6.1 Scan/netwerkfax Dit gedeelte beschrijft de stappen die moeten worden ondernomen voor het verzenden van gescande gegevens en het gebruik van internetfaxbewerkingen. 6-12 1 Druk op de toets [Fax/Scan]. 2 Geef een geadresseerde op. – Op het tabblad Adresboek (p. 6-33) – Op het tabblad Directe invoer (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen – 3 6 Op het tabblad Adres zoeken (p. 6-43) Geef de Scaninstellingen (p. 6-46), Origineel instellingen (p. 6-72) en Communicatie-instellingen (p. 6-76) op. – Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen op te geven. – Druk op [Origineel instellingen] om de origineelinstellingen op te geven.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 – 6-14 Druk op [Comm.-instellingen] om de communicatie-instellingen op te geven. 4 Plaats het origineel. 5 Druk op de toets [Start].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.6.2 6 Fax (G3) Dit gedeelte beschrijft de stappen die moeten worden ondernomen voor het gebruik van G3 faxbewerkingen. 1 Druk op de toets [Fax/Scan]. 2 Geef een geadresseerde op. – Op het tabblad Adresboek (p. 6-33) – Op het tabblad Directe invoer (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 – 3 6-16 Op het tabblad Opdr.historie (p. 6-43) Geef de Scaninstellingen (p. 6-46), Origineel instellingen (p. 6-72) en Communicatie-instellingen (p. 6-76) op.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen – Druk op [Comm.-instellingen] om de communicatie-instellingen op te geven 4 Plaats het origineel. 5 Druk op de toets [Start].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.6.3 Een programma oproepen Dit gedeelte beschrijft de stappen die moeten worden ondernomen om een geregistreerd fax/scanprogramma op te roepen. 6-18 1 Druk op de toets [Fax/Scan]. 2 Druk op de toets [Geheugenfunctie]. 3 Selecteer een programma en druk vervolgens op [OK].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 4 6 Geef de Scaninstellingen (p. 6-46), Origineel instellingen (p. 6-72) en Communicatie-instellingen (p. 6-76) op. – Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen op te geven. – Druk op [Origineel instellingen] om de origineelinstellingen op te geven. – Druk op [Comm.-instellingen] om de communicatie-instellingen op te geven.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 5 Plaats het origineel. 6 Druk op de toets [Start]. 2 Opmerking Raadpleeg "Scan/Faxprogramma registreren" op pagina 6-118 voor meer informatie en de procedure van de programmaregistratie.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.6.4 6 Verzenden Dit hoofdstuk beschrijft de procedure voor het verzenden van gegevens naar meerdere ontvangers tegelijk. 1 Druk op de toets [Fax/Scan]. 2 Geef twee of meer ontvangers op. – Op het tabblad Adresboek (p. 6-33) – Op het tabblad Directe invoer (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6-22 – Op het tabblad Opdr. historie (p. 6-42) – Op het tabblad Adres zoeken (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 3 6 Geef de Scaninstellingen (p. 6-46), Origineel instellingen (p. 6-72) en Communicatie-instellingen (p. 6-76) op. – Druk op [Scaninstellingen] om de scaninstellingen op te geven. – Druk op [Origineel instellingen] om de origineelinstellingen op te geven. – Druk op [Comm.-instellingen] om de communicatie-instellingen op te geven.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6-24 4 Plaats het origineel. 5 Druk op de toets [Start].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.7 6 Menustructuur in de Fax/Scan-functie De functies en instellingen die kunnen worden gebruikt in de Fax/scan-functie zijn gestructureerd zoals hieronder weergegeven. Tabblad Adresboek 2 Opmerking Raadpleeg "Adresboek" op pagina 6-33 voor meer informatie. De volgende bewerkingen zijn beschikbaar op het tabblad Adresboek: ! Detail Raadpleeg p. 6-33 voor meer informatie over het zoeken. Raadpleeg p. 6-46 voor meer informatie over scaninstellingen. Raadpleeg p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Tabblad Directe invoer De volgende bewerkingen zijn beschikbaar op het tabblad Directe invoer: ! Detail Raadpleeg p. 6-35 voor meer informatie over Directe invoer. Raadpleeg p. 6-35 voor meer informatie over Fax. Raadpleeg p. 6-35 voor meer informatie over E-mail. Raadpleeg p. 6-36 voor meer informatie over de gebruikersbox. Raadpleeg p. 6-37 voor meer informatie over Internetfax. Raadpleeg p. 6-38 voor meer informatie over IP-adresfax. Raadpleeg p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Tabblad Opdr. historie De volgende bewerkingen zijn beschikbaar op het tabblad Opdr.historie: ! Detail Raadpleeg p. 6-42 voor meer informatie over de Opdrachthistorie. Raadpleeg p. 6-46 voor meer informatie over scaninstellingen. Raadpleeg p. 6-72 voor meer informatie over origineelinstellingen. Zie p. 6-76 voor meer informatie over Communicatie-instellingen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Tabblad Hoorn van haak 2 Opmerking Raadpleeg "Hoorn van haak (G3)" op pagina 6-45 voor meer informatie. Scaninstellingen 2 Opmerking Raadpleeg "Scaninstellingen" op pagina 6-46 voor meer informatie. De volgende bewerkingen zijn beschikbaar op het tabblad Scaninstellingen: Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau Origineeltype (p. 6-46) Enkelz./Dubbelz. (p. 6-47) Resolutie (p. 6-47) Bestandstype (p. 6-48) Bestandstype (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen Menu eerste niveau Menu tweede niveau Toepassing Scanformaat (p. 6-58) 6 Menu derde niveau Menu vierde niveau Annotatie (p. 6-59) Stempel/compositie Datum/tijd (p. 6-60) Datumtype Tijdtype Pag. Tekstformaat Tekstkleur Afdrukpositie Paginanummer (p. 6-62) Startpaginanummer Starthoofdstuknr. Paginanummertype Tekstkleur Tekstformaat Afdrukpositie Stempel (p. 6-64) Stempeltype/Vooringestelde stempels Pag.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Orig. inst. 2 Opmerking Raadpleeg "Origineel instellingen" op pagina 6-72 voor meer informatie. De volgende bewerkingen zijn beschikbaar op het tabblad Origineelinstellingen: Menu eerste niveau Menu tweede niveau Speciaal origineel (p. 6-72) Gemengd origineel (p. 6-72) Menu derde niveau Menu vierde niveau Z-vouw origineel (p. 6-72) Lang origineel (p. 6-72) Geef richting op (p. 6-73) Origineelrichting (p. 6-73) Inbindpositie (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Communicatie-instellingen 2 Opmerking Raadpleeg "Comm.instelling" op pagina 6-76 voor meer informatie. De volgende bewerkingen zijn beschikbaar op het tabblad Communicatie-instellingen: Menu eerste niveau Menu tweede niveau Lijninstellingen (p. 6-76) Overzee TX (p. 6-76) Menu derde niveau Menu vierde niveau ECM UIT (p. 6-76) V.34 UIT (p. 6-77) Contr.best. & verzend. (p. 6-77) Selecteer lijn (p. 6-77) E-mailinstellingen (p. 6-78) Documentnaam (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.8 6.8.1 Basisscherm voor fax-/scanbewerkingen Schermlayout % Druk op [Fax/Scan] om het volgende scherm weer te geven. 1 2 8 3 7 4 5 6 ! Detail Als een handmatige adresinvoer is beperkt door "Beveiligingsinstellingen" in de Beheerdersfunctie, verschijnen [Directe invoer] en [Adres zoeken] niet. Nr. Item Omschrijving Zie 1 [Adresboek] Selecteer een ontvanger uit de geregistreerde bestemmingen. p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.8.2 6 Adresboek U kunt het gewenste bestemmingsadres zoeken. % Zoek de geregistreerde bestemming volgens de onderstaande methode. Zoeken – Adrestype De bestemmingstypen kunnen gezocht worden op basis van het type dat werd opgegeven op het ogenblik dat de bestemming werd geregistreerd. ! Detail Deze knop verschijnt als [Standaard adresboek] (wordt weergegeven door op [Aangepaste weergave inst.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Zoeken – Index De index wordt weergegeven op basis van de index die werd opgegeven wanneer de bestemming werd geregistreerd. ! Detail Deze knop verschijnt als [Standaard adresboek] (wordt weergegeven door op [Aangepaste weergave inst.] [Fax/scaninstellingen] te drukken onder [Gebruikersinst.]) is ingesteld op "Adrestype". (Raadpleeg "Standaard adresboek" op pagina 6-127 voor meer informatie.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.8.3 Directe invoer % 6.8.4 Geef een niet-geregistreerde bestemming op door deze rechtstreeks in te voeren. Directe invoer – Fax % 6.8.5 6 Voer een faxnummer in via het tiptoetsscherm. Directe invoer – E-mail % Voer een e-mailadres in via het tiptoetsscherm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.8.6 6-36 Directe invoer – Gebruikersbox 1 Selecteer een gebruikersboxtype. 2 Geef een gebruikersbox op voor het opslaan van het document.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.8.7 6 Directe invoer – Internetfax % Voer een e-mailadres in via het tiptoetsscherm. RX-capaciteit (bestemming) % Selecteer een ontvangbare instelling op de Internetfaxbestemming. U kunt meerdere ontvangbare instellingen selecteren. Item Omschrijving Compressietype MMR, MR en MH kunnen worden geselecteerd. Papierformaat A3, B4 en A4 kunnen worden geselecteerd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.8.8 Directe invoer – IP-adres fax % 6.8.9 Geef de IP-adres faxbestemming op. Item Omschrijving IP-adres Geef de hostnaam of het IP-adres voor de bestemming op. Poortnummer Voer het poortnummer in dat moet worden gebruikt voor het verzenden via de cijfertoetsen (bereik: 1 tot 65535). Type machinebestemming Selecteer [Kleur] als het machinetype van de bestemming een kleurenmachine is. [Volg.bestem.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Wachtwoord % Voer het aanmeldingswachtwoord in via het tiptoetsscherm. Referentie U kunt de structuur van de mappen op de doelcomputer controleren. Deze functie kan worden gebruikt om de doelbox direct op te geven. Volg.bestem. % 6.8.10 Druk op deze knop om andere bestemmingen toe te voegen. Directe invoer – FTP % Geef het FTP-adres rechtstreeks op. Hostnaam % Geef de hostnaam of het IP-adres voor de bestemming op via het tiptoetsscherm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Wachtwoord % Voer het aanmeldingswachtwoord in via het tiptoetsscherm. Gedetaill. instellingen % Meer gedetailleerde instellingen opgeven. Item Omschrijving Poortnummer Geef het poortnummer op. PASV modus Selecteer of de PASV-modus al dan niet wordt gebruikt. Proxy Selecteer of u al dan niet een proxyserver wilt gebruiken. Volg.bestem. % 6.8.11 Druk op deze knop om andere bestemmingen toe te voegen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Gebruikersnaam % Voer de gebruikersnaam in om aan te melden vanaf het tiptoetsscherm. Wachtwoord % Voer het aanmeldingswachtwoord in via het tiptoetsscherm. Gedetaill. instellingen % Meer gedetailleerde instellingen opgeven. Item Omschrijving Poortnummer Geef het poortnummer op. Proxy Selecteer of u al dan niet een proxyserver wilt gebruiken. SSL-instellingen Bepaal of SSL wordt gebruikt voor de verzending. Volg.bestem.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.8.12 Directe invoer – Webservice Deze functie verzendt de scangegevens naar een computer die vooraf op het netwerk is geregistreerd. ! Detail Raadpleeg "Webservices gebruiken" op pagina 6-11 voor meer informatie over de instellingen die vooraf kunnen worden opgegeven. Het is ook mogelijk om vanaf de computer een scanopdracht te geven voor de machine en de gegevens op te slaan.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.8.14 6.8.15 6 Adres zoeken – Zoeken 1 Voer een trefwoord in voor de zoekactie. 2 Druk op [Zoeken starten] om in de gegevens van de opgegeven LDAP-server te zoeken naar het relevante adres. Adres zoeken – Geavanceerd zoeken % Geef meerdere zoekvoorwaarden op om het bestemmingsadres te zoeken. Naam % Voer de naam in via het tiptoetsscherm. E-mailadres % Voer het e-mailadres in via het tiptoetsscherm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Faxnummer % Voer het faxnummer in via het tiptoetsscherm. Achternaam % Voer de achternaam in via het tiptoetsscherm. Voornaam % Voer de voornaam in via het tiptoetsscherm. Plaats % Voer de plaatsnaam in via het tiptoetsscherm. Bedrijfsnaam % Voer de bedrijfsnaam in via het tiptoetsscherm. Afdeling % Voer de afdelingsnaam in via het tiptoetsscherm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.8.16 6 Hoorn van haak (G3) % Gebruik deze knop voor handmatig verzenden. ! Detail Wanneer u de bewerking Hoorn van haak gebruikt, wordt de geheugenverzending uitgeschakeld. Handmatige verzending 1 Leg het origineel op zijn plaats. 2 Geef de instellingen op voor het scannen, zoals nodig. 3 Druk op [Hoorn op haak] om een scherm weer te geven voor het opgeven van de bestemming. 4 Druk op [Verzend]. 5 Geef de bestemming op. 6 Druk op [Start].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9 Scaninstellingen % 6.9.1 Druk op [Scaninstellingen] om gedetailleerde instellingen voor het scannen op te geven. Basis – Origineeltype % Selecteer het type overeenkomstig de inhoud van het origineel. – Voor het origineeltype hebt u de keuze uit de volgende opties. Tekst % Selecteer deze instelling voor een origineel dat alleen uit tekst bestaat.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Foto % Selecteer deze instelling voor originelen die alleen uit foto's bestaan (halftoon). Dotmatrix origineel % Selecteer deze instelling voor originelen die bestaan uit tekst die onduidelijk is. Gekop. papier % 6.9.2 Selecteer deze instelling voor originelen met een gelijkmatige densiteit die wordt geproduceerd wanneer een kopieerapparaat of printer wordt gebruikt. Basis – 1-zijdig/2-zijdig.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.4 Bestandstype % Selecteer het bestandstype voor het opslaan van de scangegevens. Bestandstype U hebt de keuze uit de volgende bestandstypen. Item Omschrijving PDF Slaat gegevens op in PDF-indeling. Compact PDF Slaat de gegevens op door op een hoger niveau te comprimeren dan in de PDF-indeling. Dit wordt gebruikt met scangegevens in 4 kleuren. TIFF Slaat gegevens op in TIFF-indeling. JPEG Slaat gegevens op in JPEG-indeling.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Scaninstellingen Daarnaast kan het groeperen van opgeslagen gegevens worden opgegeven. Item Omschrijving Iedere pagina Maakt een bestand in een indeling waarmee gegevens kunnen worden opgeslagen voor elke pagina tijdens het downloaden van gegevens. Meerdere pagina Maakt één bestand van het volledige gescande document. Deze instelling kan niet worden geselecteerd als "JPEG" is geselecteerd voor [Bestandstype].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Codering – Detailinstel. – Afdrukken toegestaan/Kopiëren van tekst, afb. en overig mogelijk Wanneer "Documentmachtigingen" is geselecteerd onder "Codering", kunnen details voor de machtiging worden opgegeven. Selecteer onder "Afdrukken toegestaan" of de gegevensafdruk moet worden toegestaan. Wanneer u [Hoog] opgeeft voor het coderingsniveau, verschijnt [Lage resolutie]. Selecteer onder [Kopiëren van tekst, afb.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Codering – Detailinstellingen – Wijzigen toegestaan Druk in het scherm Detailinstellingen op [Doorst ] om details van de toegelaten wijzigingen te selecteren. Selecteer onder "Wijzigen toegestaan" het geschikte machtigingsniveau voor documentwijzigingen, inclusief gegevenshandtekeningen, gegevens en opmerkingen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Stempel- compositie % Selecteer een methode voor het samenstellen van inhoud die moet worden toegevoegd door stempel/pagina afdrukken. Item Omschrijving Afbeelding Voegt de tekst in als een afbeelding. Tekst Voegt de tekst als tekst in. ! Detail Datum/tijd, Paginanummer en Koptekst/voettekst kunnen worden gecombineerd als tekst. Stempels worden gecombineerd als afbeeldingen. 6.9.5 Scaninstellingen – Densiteit 1 Pas de densiteit voor het scannen aan.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.9.6 6 Scaninstellingen – Afzonderlijk scannen De scanbewerking kan worden opgesplitst in meerdere sessies voor verschillende typen documenten, bijvoorbeeld wanneer niet alle pagina's van een document in de ADF kunnen worden geladen, wanneer u het document op de glasplaat legt of wanneer enkelzijdige documenten zijn gecombineerd met dubbelzijdige documenten. % 6.9.7 Om deze instelling op te geven, drukt u op [Afzonderl. scannen] om het toetslabel te markeren.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Auto kleur Deze optie bepaalt automatisch het kleurtype van het origineel en scant het overeenkomstig. Full color Deze optie scant in vier kleuren. Grijswaarden % Selecteer deze instelling voor originelen met veel halftonen, zoals in zwart-witfoto's. Zwart % Selecteer deze instelling voor originelen met afzonderlijke zwarte en witte gebieden, zoals in lijntekeningen. Achtergr. verwijd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.9.8 6 Wissen Een gebied rond de rand van het origineel kan worden gewist. Kader wissen % Selecteer deze instelling om het wissen van een kader op te geven. – Om dezelfde breedte aan alle zijden te wissen, drukt u op [Kader] en geeft u een waarde op (bereik: 0,1 tot 50 mm). – Om verschillende breedten op te geven voor boven, links, rechts en onder, drukt u op de knop voor de gewenste locatie en geeft u vervolgens een waarde op.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Boek open % Selecteer deze instelling om een opengespreide pagina te scannen als één pagina. Separeren % Selecteer deze instelling om een opengespreide pagina te scannen als twee afzonderlijke pagina's (links en rechts). Voorblad % Selecteer deze instelling om de eerste pagina te scannen als het voorblad.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Boek wissen – Midden wissen 1 Selecteer deze instelling om de schaduwen langs de inbindpositie in het midden van het origineel te wissen. 2 Voer de breedte voor het wissen van het kader in met de cijfertoetsen of met de toetsen [-] en [+] (bereik: 0,1 tot 30 mm). Inbindpositie % Als "Separeren", "Voorblad" of "Voor + Rugblad" is geselecteerd, drukt u op [Inbindpositie] en selecteert u vervolgens de inbindpositie.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.10 Toepassing – Scanformaat % Geef het papierformaat voor het scannen op. Standaard % Om het formaat van het eerste vel van het origineel automatisch te detecteren bij het scannen, drukt u op [Auto]. – Om een origineel van een vooraf ingesteld papierformaat (zoals A4 of B5) te scannen, selecteert u het relevante papierformaat. Aangepast formaat % 6-58 Voer de afmetingen in van een aangepast formaat dat niet beschikbaar is als vooraf ingesteld formaat.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Fotoformaat % 6.9.11 Selecteer het formaat (zoals 9 e 13, 10 e 15 of 13 e 18 cm). Toepassing – Annotatie Documentgegevens die in de scanfunctie zijn opgeslagen, kunnen worden afgedrukt of verzonden met een afbeelding van de datum/tijd of een annotatienummer. Een Annotatie gebruikersbox selecteren Om een annotatienummer te gebruiken, moeten de gescande gegevens eerst in een annotatie gebruikersbox worden opgeslagen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.12 Toepassing – Stempel/Compositie – Datum/tijd Drukt de afdrukdatum en -tijd af op de pagina's. Datumtype % Selecteer de notatie voor het weergeven van de datum. Tijdtype % Selecteer of de tijd moet worden toegevoegd en kies de notatie. Pagina's % Selecteer [Alle pagina's] of [Alleen voorb.] voor het afdrukken. Tekstkleur % 6-60 Selecteer een afdrukkleur. U hebt de keuze tussen [Zwart], [Rood], [Blauw], [Groen], [Geel], [Cyaan] en [Magenta].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Tekstformaat % Selecteer een tekengrootte voor het afdrukken. U hebt de keuze tussen [Minimaal] en [Standaard]. Afdrukpositie – Afdrukpositie % Selecteer de gewenste afdrukpositie. Afdrukpositie – Fijnafstelling 1 Om fijne aanpassingen uit te voeren, drukt u op [Positie aanpassen] 2 Geef de aanpassing voor de verticale/horizontale positie op met een waarde tussen 0,1 en 50 mm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.13 Toepassing – Stempel/Compositie – Paginanummer De paginanummers kunnen aan alle pagina's van het document worden toegevoegd. Startpaginanr. % Geef het startpaginanummer op. Starthoofdstuknr. % Geef het starthoofdstuknummer op. Paginanummertype % Selecteer het formaat voor de paginanummers. Tekstkleur % 6-62 Selecteer een afdrukkleur. U hebt de keuze tussen [Zwart], [Rood], [Blauw], [Groen], [Geel], [Cyaan] en [Magenta].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Tekstformaat % Selecteer een tekengrootte voor het afdrukken. U hebt de keuze tussen [Minimaal] en [Standaard]. Afdrukpositie – Afdrukpositie % Selecteer de gewenste afdrukpositie. Afdrukpositie – Fijnafstelling 1 Om fijne aanpassingen uit te voeren, drukt u op [Positie aanpassen]. 2 Geef de aanpassing voor de verticale/horizontale positie op met een waarde tussen 0,1 en 50 mm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.14 Toepassing – Stempel/compositie – Stempel % Voeg vooraf ingestelde tekst, zoals "DRINGEND" toe aan de pagina's. Stempeltype/Vooringestelde stempels % Selecteer een stempel, zoals "DRINGEND", "ANTWOORD AUB" of "GEEN REPRODUCTIE". Pag. % Selecteer de pagina's waarop moet worden afgedrukt ([Alle pagina's] of [Alleen voorb.]). Tekstkleur % 6-64 Selecteer een afdrukkleur.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Tekstformaat % Selecteer een tekengrootte voor het afdrukken. U hebt de keuze tussen [Minimaal] en [Standaard]. Afdrukpositie – Afdrukpositie % Selecteer de gewenste afdrukpositie. Afdrukpositie – Fijnafstelling 1 Om fijne aanpassingen uit te voeren, drukt u op [Positie aanpassen]. 2 Geef de aanpassing voor de verticale/horizontale positie op met een waarde tussen 0,1 en 50 mm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.15 Toepassing – Stempel/Compositie – Koptekst/Voettekst Voegt kopteksten of voetteksten toe aan alle pagina's. De inhoud van de koptekst/voettekst moet vooraf zijn geregistreerd in "Beheerderinstelling". Druk op [Controle/Tijd. wijzigen] om hetgeen dat werd geregistreerd te wijzigen en af te drukken. Koptekst/voettekst oproepen % Selecteer een koptekst/voettekst die moet worden afgedrukt in de geregistreerde lijst. Controle/Tijd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Controle/Tijd. wijzigen – Koptekstinstellingen/Voettekstinstellingen 1 Selecteer of een koptekst/voettekst moet worden afgedrukt. 2 Druk op [Printen] om een tekst, de datum/tijd of andere informatie (Distributienummer, Opdrachtnummer of Serienummer) op te geven. Controle/Tijd. wijzigen – Koptekstinstellingen/Voettekstinstellingen – Tekst % Geef de koptekst/voettekst op via het tiptoetsscherm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Controle/Tijd. wijzigen – Koptekstinstellingen/Voettekstinstellingen – Datum/tijd % Geef de datum/tijd op in de koptekst/voettekst. Controle/Tijd. wijzigen – Koptekstinstellingen/Voettekstinstellingen – Overige Het distributiecontrolenummer, het opdrachtnummer en het serienummer kunnen in koptekst/voettekst worden opgenomen. ! Detail Het hier ingestelde serienummer geeft het serienummer van de machine aan.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Controle/Tijd. wijzigen – Tekstkleur % Selecteer een afdrukkleur. U hebt de keuze tussen [Zwart], [Rood], [Blauw], [Groen], [Geel], [Cyaan] en [Magenta]. Controle/Tijd. wijzigen – Tekstformaat % Selecteer een tekengrootte voor het afdrukken. U hebt de keuze tussen [Minimaal] en [Standaard].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.9.16 Toepassing – Verzenden & afdrukken Pagina afdrukken Bepaal of een document moet worden afgedrukt wanneer het wordt verzonden. Daarnaast kunt u ook verschillende instellingen opgeven voor het afdrukken. Kopieën % Geef met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal kopieën op. Het invoerbereik is 1 tot 999. Enkelz./Dubbelz. % Selecteer 1-zijdig of 2-zijdig. Nieten % Bepaalt of de afdrukken moeten worden geniet.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.9.17 6 Toepassing – TX stempel (G3/IP/I-FAX) TX stempel Wanneer u een document verzendt met behulp van de ADF, kunt u een TX stempel afdrukken op het origineel nadat het werd gescand. Hierdoor kan worden gecontroleerd of het scannen voor alle pagina's is gelukt Wanneer u een dubbelzijdig origineel verzendt, wordt de TX stempel alleen op de voorzijde afgedrukt.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.10 Origineel instellingen % Geef het type origineelinstelling op. ! Detail De functies voor Speciaal origineelinstellingen en richtingsinstellingen kunnen samen worden gebruikt. Het origineel kan bijvoorbeeld pagina's van verschillende formaten of zigzag gevouwen pagina's bevatten. 6.10.1 Speciaal origineel – Gemengd orig. % 6.10.2 Speciaal origineel – Z-vouw origineel % 6.10.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.10.4 Geef richting op – Origineelrichting % 6.10.5 6 Selecteer de richting van het origineel. Na het scannen worden de gegevens verwerkt zodat de richting juist is. Geef richting op – Inbindpositie % Selecteer de inbindposities, zoals de perforeer- of nietposities op het origineel. ! Detail Deze functie corrigeert ook de richting wanneer een dubbelzijdig origineel wordt gescand, zodat de inbindpositie niet wordt omgekeerd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.10.6 Totaal Aantal pagina’s (# originelen) (Snel Geheugen TX) (G3) Wanneer u de functie Snel Geheugen TX wordt gebruikt, geeft u het totale aantal pagina's op in het veld "___ Pagina's" voor de bronverzendingsinformatie. Daarna wordt het document verzonden waarbij de paginanummers worden afgedrukt in het formaat "paginanummer/totaal aantal pagina's". 1 Selecteer de functie Snel Geheugen TX. 2 Druk p [# originelen].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.10.7 6 Ontvlekken % Selecteer deze instelling om het effect dat stof op het linkergedeelte van het glas heeft op afbeelding te beperken wanneer het origineel in de ADF is geplaatst. ! Detail De scansnelheid zal afnemen als de instelling "Ontvlekken" is geselecteerd. Reinig het linkergedeelte van de glasplaat wanneer deze bijzonder vuil wordt.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.11 Comm.instelling 6.11.1 Lijninstellingen (G3) % Geef de instellingen op voor een faxverzendingslijn. Overzee TX % Om een fax te verzenden naar een gebied met een zwak communicatievermogen, moet u een langzame verzendsnelheid opgeven. ! Detail Deze functie kan niet tegelijk met de volgende functies worden gebruikt: Opvragen TX Opvragen RX Bulletin ECM UIT % Annuleer de ECM-modus om gegevens te verzenden.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 V.34 UIT V.34 is een communicatiemodus die wordt gebruikt voor de super G3 faxcommunicatie. Er zijn gevallen waarin de communicatie niet mogelijk is in de super G3-modus, afhankelijk van de telefoonlijntoestand wanneer de machine van de ontvanger of deze machine is aangesloten op een telefoonlijn via een privé telefooncentrale. Wij raden u aan V.34 in te stellen op UIT voordat u een fax verzendt. Deze machine keert automatisch terug naar de V.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.11.2 E-mailinstelingen (E-mail/I-fax) Over E-mailinstellingen % Geef de documentnaam, het onderwerp, het Van-adres en de inhoud van het bericht op voor het verzenden van berichten. Documentnaam Toont de naam van het bestand dat u wilt opslaan. De documentnaam die later is opgegeven, verschijnt als de documentnaam, zelfs als de documentnaam was opgegeven in het scherm Document opnieuw ordenen. U kunt maximaal 30 tekens invoeren.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Van Toont het e-mailadres van de beheerder dat in de toepassingsfunctie is opgegeven. % Druk op [Directe invoer] om de tekst te wijzigen. ! Detail Voor Internetfax wordt het e-mailadres van de machine gebruikt. Als u "Wijzig het adres Van" hebt ingesteld (wordt weergegeven door in het scherm Beheerderinstelling te drukken op [Systeeminst.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.11.3 URL-notificatie adresinstelling (Gebruikersbox/FTP/SMB/WebDAV) URL notif. adres % Geef het e-mailadres op waarnaar de notificaties over het voltooien van de opdracht moeten worden verzonden. ! Detail De bestemmingen die kunnen worden opgegeven voor URL-notificatie adresinstelling omvatten FTP-, SMB- en WebDAV-bestemmingen. Zelfs als u deze functie hebt opgegeven, zal deze niet werken voor de functies Scan naar E-mail, Internetfax of G3 FAX.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.11.4 6 Communicatiemethodeinstellingen (G3) % Geef een communicatiemethode op. Snel Geheugen TX Bij deze methode wordt de faxverzending gestart zodra één pagina van het origineel is gescand. Zelfs wanneer er meer pagina's in het origineel zijn, maakt deze functie verzending mogelijk zonder de geheugencapaciteit te overbelasten. Als de lijn bezet is, begint de verzending nadat de lijn opnieuw beschikbaar is.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Opvragen RX – Normaal Met deze functie kan een document dat is opgegeven voor verzending of die is gepland voor Opvragen verzending op de machine van de afzender, worden verzonden na een opdracht van de ontvanger. Dit is handig wanneer de ontvanger de communicatiekosten wil dragen. % Selecteer [Normaal] en kies een ontvanger.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 ! Detail Voor het bulletinboardnummer kan een nummer van maximaal 20 tekens worden ingevoerd. Deze functie kan niet tegelijk met de volgende functies worden gebruikt: Snel geheugen TX Geheugenverzending Kader wissen Scanformaat Totaal aantal pagina's Gemengd origineel Z-vouw origineel Lang origineel Inbindpositie Opvragen TX Overzees TX ECM UIT Wachtwoord TX F-Code TX V. 34 UIT Afzonderlijk scannen Timer TX De verzendingstijd kan worden opgegeven.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Wachtwoord TX Verzendt gegevens met een wachtwoord. Als de faxmachine van de ontvanger is ingesteld voor gesloten netwerkontvangsten, moet de faxmachine van de afzender een fax verzenden met een wachtwoord dat hetzelfde is als dat van de gesloten netwerkontvangst. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de machine van de ontvanger over de functie voor een gesloten netwerkontvangst (wachtwoord) beschikt. % Voer het wachtwoord in via de cijfertoetsen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Opvragen TX – Bulletin Deze functie registreert een document in een Bulletin Board gebruikersbox zodat het kan worden verzonden vanaf het bulletinboard na een opdracht van de kant van de ontvanger. 1 Selecteer [Bulletin]. 2 Voer een bulletinboardnummer in met de cijfertoetsen. 3 Start het scannen van het origineel. Het document wordt automatisch opgeslagen in de Bulletin Board gebruikersbox die vooraf werd gemaakt.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 F-code TX Verzendt gegevens naar de opgegeven gebruikersbox van de ontvanger door het SUB-adres en de AfzenderID in te voeren. U kunt de volgende twee types gebruikersboxen opgeven. Vertrouwelijke verzendingen – Verzendt gegevens naar de vertrouwelijke verzendgebruikersbox van de ontvanger. Voer het gebruikersboxnummer in als SUB-adres en het vertrouwelijke verzendwachtwoord als Afzender-ID.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.11.7 6 Instellingen faxkoptekst (G3/IP/I-fax) 1 Bepaal of de afzendergegevens moeten worden toegevoegd voor de verzending. 2 Selecteer een afzender in de lijst met afzendernamen. ! Detail Gebruik "Koptekstinformatie" in "Beheerderinstelling" om het detail dat aan het origineel werd toegevoegd als afzenderinformatie, te registreren. Gebruik "TTI/RTI" in "Beheerderinstelling" om te bepalen hoe de afzenderinformatie moet worden toegevoegd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.12 Opnieuw kiezen (G3/IP) Opnieuw kiezen bewijst naar de actie waarbij dezelfde ontvanger opnieuw wordt gebeld. Opnieuw kiezen wordt uitgevoerd na een bepaalde periode wanneer de lijn bezet is of wanneer een verzending is mislukt. 6.12.1 Opnieuw kiezen Als het verzenden is mislukt omdat de lijn bezet is, wordt het nummer van de ontvanger automatisch zo vaak opnieuw gekozen als is opgegeven in het scherm Telefoonlijninstellingen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.12.3 6 Bestand opnieuw verzenden (G3) Een opdracht wordt opgeslagen in een gebruikersbox voor opnieuw verzenden nadat de instelling voor het automatisch opnieuw kiezen die in het scherm Telefoonlijninstellingen is opgegeven, werd overschreden zonder gelukte verzending. Open de gebruikersbox voor opnieuw verzenden om handmatig opnieuw te kiezen. 1 Selecteer de opdracht die opnieuw moet worden verzonden. 2 Druk op [Fax].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.13 Menustructuren in de gebruikersfunctie U kunt de volgende items opgeven in de gebruikersinstellingen. Deze menustructuur bevat items die betrekking hebben op netwerkscan, G3 fax en netwerkfax. 6.13.1 Adres/gebruikersbox Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau [1] Scan/Faxadres registreren [1] Adresboek [1] E-mail (p. 6-94) Nr. Naam Index E-mailadr. [2] Gebruikersbox (p. 6-96) Nr. Naam Index Box [3] Fax (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Menu vierde niveau [1] Scan/Faxadres registreren [1] Adresboek [5] FTP (p. 6-104) Nr. Naam Index Hostadres Bestandspad Gebr.-ID Wachtwoord Anoniem PASV modus Proxy Poortnummer [6] WebDAV (p. 6-107) Nr. Naam Index Gebr.-ID Wachtwoord Hostadres Bestandspad Proxy SSL-instellingen Poortnummer [7] IP-adres fax (p. 6-110) Nr. Naam Index Hostadres Poortnummer Type machinebestemming [8] Internetfax (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.13.2 Gebruikersinst. Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau [2] Aangepaste weergave inst. [2] Scan/fax instellingen Standaard tab (p. 6-125) Menu vierde niveau Std. programma (p. 6-126) Adresboek standaard index (p. 6-126) Sneltoets 1 (p. 6-127) Sneltoets 2 (p. 6-127) Standaard adresboek (p. 6-127) [4] Fax actief scherm TX weergave (p. 6-128) RX weergave (p. 6-128) [4] Scan/fax instellingen JPEG compressie niveau (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.13.3 6 Scan/Faxprogramma oproepen Menu eerste niveau Menu tweede niveau Kopieerprogr. reg. Naam (p. 6-118) Menu derde niveau Menu vierde niveau Adres (p. 6-119) URL notif. adres (p. 6-119) Functiecontrole Controleer adres (p. 6-120) Scaninstellingen controleren (p. 6-120) Controleer orig. instellingen (p. 6-121) Communicatie-instellingen (p. 6-121) E-mailinstellingen controleren (p. 6-121) Controleer URL- notif.adresinst. (p.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14 Adres/gebruikersbox U kunt maximaal 2.000 bestemmingen registreren voor het adresboek. ! Detail Als "Adres registreren en wijzigen" in Beheerdersinstelling is beperkt, geeft u deze instellingen op met "Sneltoets/Gebruikersboxregistratie" in het scherm Beheerderinstelling. 6.14.1 Het scherm Adres/gebruikersbox weergeven. 1 Om het scherm Adres/Gebruikersbox weer te geven, drukt u op de toets [Hulpprogramma] op het bedieningspaneel.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 ! Detail Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken]. Het registratienummer kan niet worden gewijzigd in het scherm Bewerken. Om een geregistreerd adres te verwijderen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Verwdr.]. Nr.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.3 Adresboek – Gebruikersbox U kunt bestemmingen voor de gebruikersbox registreren. % Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren. ! Detail Om een gebruikersbox te registreren als een bestemming, moet de gebruikersbox eerst worden geregistreerd. Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Index % Selecteer de indextekens. – Vaak gebruikte bestemmingen kunnen samen worden opgegeven in de [Favorieten]. Deze instelling versnelt de zoekacties. Gebruikersbox % Selecteer één gebruikersbox waar de gegevens moeten worden opgeslagen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.4 Adresboek – Fax Faxbestemmingen registreren. % Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren. ! Detail Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken]. Het registratienummer kan niet worden gewijzigd in het scherm Bewerken.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Index % Selecteer de indextekens. – Vaak gebruikte bestemmingen kunnen samen worden opgegeven in de [Hoofd]. Deze instelling versnelt de zoekacties. Adres % Voer het faxnummer van de bestemming in met maximaal 38 cijfers. Voer het nummer in met behulp van de cijfertoetsen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Lijn inst. % Geef de verzendinstellingen op voor de lijn. Item Omschrijving Overzee TX Geeft een langzame verzendsnelheid op om een fax te verzenden naar een gebied met een slechte communicatie. ECM UIT Annuleert de ECM-functie en vermindert de communicatietijd om gegevens te verzenden. De ECM-modus is een communicatie met een methode voor het herhalen van foutaanvragen, dat door ITU-T (International Telecommunication Union) is gedefinieerd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.14.5 6 Adresboek – PC (SMB) % Geef het PC (SMB)-adres rechtstreeks op. Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren. 1/2 scherm 2/2 scherm 2 Opmerking Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Nr. % Druk op [Nr.] en voer vervolgens het registratienummer van het adresboek in tussen 1 en 2.000. Wanneer het scherm verschijnt, is het weergegeven nummer het laagste beschikbare nummer. Naam % Voer de registratienaam van het adresboek in met maximaal 24 tekens via het tiptoetsscherm. Index % Selecteer de indextekens. – Vaak gebruikte bestemmingen kunnen samen worden opgegeven in de [Favorieten]. Deze instelling versnelt de zoekacties. Gebr.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Hostadres % Voer het hostadres in voor de doelcomputer in het formaat van een hostnaam, IPv4-adres of IPv6-adres. – Voer maximaal 255 tekens in voor een hostnaam. ! Detail Wanneer het invoerformaat wordt geschakeld naar de IP-adres invoerfunctie nadat de hostnaam is opgegeven, wordt de hostnaam gewist. Als u op [Hostnaam invoeren] drukt nadat het IP-adres is ingevoerd, wordt het ingevoerde IP-adres gewist. Voer de hostnaam en het bestandspad in hoofdletters in.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.6 Adresboek – FTP % Geef het FTP-adres rechtstreeks op. Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren. 1/2 scherm 2/2 scherm ! Detail Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Nr. % Druk op [Nr.] en voer vervolgens het registratienummer van het adresboek in tussen 1 en 2.000. Wanneer het scherm verschijnt, is het weergegeven nummer het laagste beschikbare nummer. Naam % Voer de registratienaam van het adresboek in met maximaal 24 tekens via het tiptoetsscherm. Index % Selecteer de indextekens. – Vaak gebruikte bestemmingen kunnen samen worden opgegeven in de [Hoofd]. Deze instelling versnelt de zoekacties.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Hostadres % Voer het hostadres in voor de doelserver in het formaat van een hostnaam, IPv4-adres of IPv6-adres. – Voer maximaal 63 tekens in voor een hostnaam. ! Detail Wanneer het invoerformaat wordt geschakeld naar de IP-adres invoerfunctie nadat de hostnaam is opgegeven, wordt de hostnaam gewist. Wanneer u op [Hostnaam invoeren] drukt nadat het IP-adres is ingevoerd, wordt het IP-adres voor de invoer behouden en wordt het in het tekeninvoerscherm weergegeven.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.14.7 6 Adresboek – WebDAV % Geef het WebDAV-adres rechtstreeks op. Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 ! Detail Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken]. Het registratienummer kan niet worden gewijzigd in het scherm Bewerken. Om een geregistreerd adres te verwijderen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Verwdr.]. Nr.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Gebr.-ID % Voer via het tiptoetsscherm de gebruikers-ID in voor het aanmelden bij de bestemmingscomputer met maximaal 47 tekens. Wachtwoord % Voer via het tiptoetsscherm het wachtwoord in voor het aanmelden bij de bestemmingscomputer met maximaal 31 tekens. Hostadres % Voer het hostadres in voor de doelserver in het formaat van een hostnaam, IPv4-adres of IPv6-adres. – Voer maximaal 63 tekens in voor een hostnaam.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.8 Adresboek – IP-adres fax % Registreer de IP-adres faxbestemming. Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren. ! Detail Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken]. Het registratienummer kan niet worden gewijzigd in het scherm Bewerken.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Index % Selecteer de indextekens. – Vaak gebruikte bestemmingen kunnen samen worden opgegeven in de [Favorieten]. Deze instelling versnelt de zoekacties. Hostadres % Voer het hostadres in voor het doelapparaat in het formaat van een hostnaam, IPv4-adres of IPv6-adres. – Voer maximaal 63 tekens in voor een hostnaam. ! Detail Wanneer het invoerformaat wordt geschakeld naar de IP-adres invoerfunctie nadat de hostnaam is opgegeven, wordt de hostnaam gewist.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.9 Adresboek – Internetfax % Registreer het internetfaxadres. Druk op [Nieuw] om een nieuw adres te registreren. ! Detail Om een geregistreerd adres te controleren, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole]. Om geregistreerde adresinstellingen te wijzigen, selecteert u de gewenste registratienaam en drukt u vervolgens op [Bewerken]. Het registratienummer kan niet worden gewijzigd in het scherm Bewerken.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Index % Selecteer de indextekens. Vaak gebruikte bestemmingen kunnen samen worden opgegeven in de [Hoofd]. Deze instelling versnelt de zoekacties. E-mailadr. % Voer het e-mailadres van de bestemming in via het tiptoetsscherm. RX-capaciteit (bestemming) % Selecteer de items die de doelmachine kan ontvangen via "Compressietype", "Papierformaat" en "Resolutie".
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.10 Groep 1 Registreer meerdere adressen als een groepsbestemming door ze te groeperen. – – 2 U kunt maximaal 100 groepen (00 tot 99) registreren met de Fax/Scan-functie. U kunt per groep maximaal 500 adressen uit het adresboek registreren. Druk op [Nieuw] om een nieuwe groep te registreren. Naam % Voer de registratienaam van het adresboek in met maximaal 24 tekens via het tiptoetsscherm.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Functiecontrole % Controleer de adresboeklijst die in de groep is geregistreerd.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.11 E-mailinstel. – E-mail onderwerp (E-mail/I-fax) U kunt maximaal 10 onderwerpen voor e-mail en internetfax registreren. Tijdens het verzenden kan een geregistreerd onderwerp worden geselecteerd. % Druk op [Nieuw] om een nieuw onderwerp te registreren. ! Detail Om een geregistreerd onderwerp te controleren, selecteert u de gewenste onderwerpnaam en drukt u vervolgens op [Functiecontrole].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.14.12 6 E-mailinstel. – E-mail tekst (E-mail/I-fax) U kunt maximaal 10 teksten voor e-mail en internetfax registreren. Tijdens het verzenden kan een geregistreerd onderwerp worden geselecteerd. % Druk op [Nieuw] om een nieuwe tekst te registreren. ! Detail Om een geregistreerde tekst te controleren, selecteert u de gewenste tekst en drukt u vervolgens op [Functiecontrole].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.14.13 Scan/Fax-programma Registreer in het programma een combinatie van bestemmingen waarnaar vaak gegevens worden verzonden, een scaninstelling, een origineelinstelling en een communicatie-instelling. Als deze items in een programma zijn geregistreerd, kunt u de geregistreerde bestemming en de Scaninstelling, Origineelinstelling en Communicatie-instelling oproepen door op de toets [Modus Geheugen] te drukken.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Kopieerprogr. reg. – Adres % Selecteer een adres. Selecteer een adres via [Geregistreerd adres] of [Directe invoer]. Kopieerprogr. reg. – URL notif. adres Wanneer u meldt dat de opdracht in de functie FTP, SMB, WebDAV of Gebruikersbox is voltooid, wordt dit item ingeschakeld. % Selecteer een adres via [Geregistreerd adres] of [Directe invoer].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Functiecontrole 1 Om de instellingen van een reeds geregistreerd programma te controleren, drukt u op [Functiecontrole]. 2 Druk op [Sluit] nadat u de instellingen hebt gecontroleerd. Functiecontrole – Controleer adres % Controleer het opgegeven adres. Functiecontrole – Scaninstellingen controleren % 6-120 Controleer de opgegeven scaninstellingen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Functiecontrole – Controleer orig. instellingen % Controleer de opgegeven origineelinstellingen. Functiecontrole – Communicatie-instellingen % Controleer de opgegeven communicatie-instellingen. Functiecontrole – E-mailinstellingen controleren % Controleer de opgegeven e-mailinstellingen.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Functiecontrole – Controleer URL- notif.adresinst. % Controleer de opgegeven instellingen voor het URL-meldingsadres. Verwijderen 6-122 1 Druk op deze toets om het reeds geregistreerde programma te verwijderen. 2 Als u zeker bent dat u het programma wilt verwijderen, drukt u op [Ja] en vervolgens op [OK].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.14.14 Gebruikersbox – Vertrouwelijke gebruikersbox (G3) % 6.14.15 6 Voor de gebruikersbox voor niet-gemachtigde verzending, geeft u de instellingen op voor nietgemachtigde verzending wanneer u openbare en persoonlijke gebruikersboxen registreert. Gebruikersbox – Bulletin board gebruikersbox (G3) Raadpleeg hoofdstuk "5 Mapbewerkingen" voor de registratie van een Bulletin Board gebruikersbox. 6.14.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Groep 1 Selecteer een adres waarvan het niveau moet worden gewijzigd. 2 Druk op [Ref. permissie instellingen] of [Adresniveauinstelling]. Programma 6-124 1 Selecteer een adres waarvan het niveau moet worden gewijzigd. 2 Druk op [Ref. permissie instellingen] of [Adresniveauinstelling].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.15 Gebruikersinstellingen 6.15.1 Het scherm Gebruikersinstelling weergeven 1 Om het scherm Gebruikersinstellingen weer te geven, drukt u op de toets [Toepassing] op het bedieningspaneel. 2 Druk op [Gebruikersinst.]. 6 ! Detail In het scherm Toepassing kunt u ook een instelling selecteren door met de cijfertoetsen het cijfer naast de gewenste knop in te voeren. Druk voor [2 Gebruikersinst.] op de toets [2] van de cijfertoetsen. 6.15.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Std. programma % Geef de instellingen op voor het standaardscherm van de Fax/Scanfunctie (Standaard: PAGE1). Adresboek standaard index % 6-126 Selecteer de indextekens die standaard verschijnen in het [Adresboek] (Standaard: Hoofd).
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Sneltoets 1/Sneltoets 2 U kunt maximaal twee sneltoetsen registreren. Elk van deze toetsen is voor de Scan/fax instellingen, Origineel instellingen of Communicatie-instellingen die onderaan op het scherm worden weergegeven. ! Detail Er kunnen twee sneltoetsen worden geprogrammeerd. Voor een machine die is uitgerust met de optionele image controller IC-409, kan één sneltoets worden opgegeven. Om de sneltoets te annuleren, drukt u op [UIT].
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 6.15.3 Aangepaste weergave inst. – Fax actief scherm (G3/IP/I-fax) Het Fax actief scherm kan worden aangepast. TX weergave % Bepaal of de berichten die worden verzonden, moeten worden weergegeven (Standaard: Nee). RX weergave % 6-128 Bepaal of de berichten die worden ontvangen, moeten worden weergegeven (Standaard: Nee).
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6.15.4 6 Scan/fax instellingen JPEG compressie niveau (E-mail/Box/SMB/FTP/WebDAV/Webservice/IP) % Geef het compressieniveau op voor het opslaan van gegevens in JPEG-indeling. – [Hoge kwaliteit]: biedt afbeeldingen van hogere kwaliteit, maar het gegevensformaat wordt groter. – [Standaard (std)]: biedt afbeeldingen met een gemiddelde gegevensgrootte en kwaliteit tussen "Hoge kwaliteit" en "Hoge compressie".
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 TWAIN vergr.tijd % Geef de duur op tot de bewerkingen van de machine worden ontgrendeld tijdens het scannen (behalve bij PUSH scannen). (Standaardinstelling: 120 sec) ! Detail Om de machine te gebruiken als een scanner vanaf toepassingen die TWAIN gebruiken, moet u het GENERIC TWAIN-stuurprogramma installeren dat voor dit doel is ontwikkeld. Raadpleeg de TWAINhandleiding op de cd-rom CS193 Series voor meer informatie.
Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen 6 Compact PDF-compressieniveau (E-mail/Box/SMB/FTP/WebDAV) % Geef de compressiemethode op voor het opslaan van gegevens in compact PDF-indeling. – [Hoge kwaliteit]: biedt afbeeldingen van hogere kwaliteit, maar het gegevensformaat wordt groter. – [Standaard (std)]: biedt afbeeldingen met een gemiddelde gegevensgrootte en kwaliteit tussen "Hoge kwaliteit" en "Hoge compressie".
6 6-132 Netwerk scan/fax/ Netwerkfaxbewerkingen CS193/CS173/CS163
7 Gebruik van Web Connection
Gebruik van Web Connection 7 7 Gebruik van Web Connection Door in de gebruikersfunctie aan te melden bij Web Connection, kunnen de volgende functies worden opgegeven. ! Detail Raadpleeg Web Connection help op de cd-rom Utilities voor overige informatie over de gebruikersfunctie. 7.1 Information Dit is de eerste pagina die verschijnt wanneer u Web Connection opent.
Gebruik van Web Connection 7 7.2 7-4 Job Item Omschrijving Current Jobs In deze lijst kunt u de momenteel actieve opdrachten en de opdrachten in wachtrij controleren. Job History In deze lijst kunt u de voltooide opdrachten controleren. Communication List In deze lijst kunt u ontvangen of verzonden opdrachten controleren.
Gebruik van Web Connection 7.3 7 Box Item Omschrijving Open User Box Een momenteel gemaakte openbare, persoonlijke of groepsgebruikersbox kan worden geopend om op een opgeslagen document te werken of om de instellingen van de gebruikersbox te wijzigen. Create User Box Er kunnen nieuwe gebruikersboxen worden gemaakt. Open System User Box Geeft aan of de optionele faxkit is geïnstalleerd.
Gebruik van Web Connection 7 7.4 7-6 Direct Print Item Omschrijving Direct Print Bestanden die op een computer zijn opgeslagen, kunnen met deze machine worden opgegeven en afgedrukt.
Gebruik van Web Connection 7.5 7 Store Address Item Omschrijving Address Book De lijst van de adresboeken die momenteel in de machine zijn geregistreerd, kan worden weergegeven. Daarnaast kunnen bestemmingen worden geregistreerd of kunnen hun instellingen worden gewijzigd. Group De lijst van de groepsbestemmingen die op de machine zijn geregistreerd, kan worden weergegeven. Daarnaast kunnen bestemmingen worden geregistreerd of kunnen hun instellingen worden gewijzigd.
7 7-8 Gebruik van Web Connection CS193/CS173/CS163
8 Bijlage
Bijlage 8 8 Bijlage 8.1 Tekst invoeren De volgende procedure beschrijft hoe u het toetsenbord dat verschijnt op het tiptoetsscherm kunt gebruiken om naam van geregistreerde gebruikers en aangepaste papierformaten te typen. U kunt ook de cijfertoetsen gebruiken om getallen te typen. Een van de volgende toetsenborden kan worden weergegeven.
Bijlage 8 % Druk op [Versch.] om de toetsenbordweergave te schakelen tussen kleine letters (cijfers) en hoofdletters (symbolen). Het toetsenbord vergroten Het toetsenbord kan groter worden weergegeven, zodat het gemakkelijker leesbaar is. 1 Druk, terwijl het toetsenbord wordt weergegeven, op [Verg. AAN]. Het toetsenbord wordt vergroot weergegeven.
Bijlage 8 2 Om het vergroot display te annuleren en het toetsenbord opnieuw op normaal formaat weer te geven, drukt u op [Vergr. UIT] terwijl het toetsenbord vergroot wordt weergegeven. 2 Opmerking Het toetsenbord wordt op dezelfde manier gebruikt, zelfs wanneer het vergroot is weergegeven. Tekst typen % Druk op de knop voor het gewenste teken van het toetsenbord dat is weergegeven. – Druk op [Versch.] om hoofdletters of symbolen te typen. – U kunt ook getallen typen met de cijfertoetsen.
Bijlage 8 8.2 Woordenlijst De woorden die in de Kopiemodus worden gebruikt, zijn hieronder beschreven. Afkorting ADF Automatische documenteninvoer; kan worden gebruikt om het origineel automatisch te scannen A Achtergrondkleur Stel deze functie in om het origineel te kopiëren met een van de 18 beschikbare kleuren als achtergrondkleur (blanco gebieden).
Bijlage 8 D Densiteit Selecteer een instelling om de densiteit van de afgedrukte afbeelding aan te passen volgens een van de negen niveaus. Dik origineel Selecteer deze instellingen wanneer u dikke originelen of origineelpagina's die samen zijn geplakt, in de ADF te plaatsen. Als deze instelling is geselecteerd wanneer dikke originelen met de ADF worden gescand, bestaat er minder kans dat er een papierstoring optreedt.
8 Bijlage Kopieerbeveiliging Stel deze functie in om verborgen tekst af te drukken om ongeoorloofd kopiëren te verhinderen. Wanneer een origineel waarop kopieerbeveiligingstekst wordt afgedrukt, wordt gekopieerd, verschijnt de verborgen tekst duidelijk en herhaaldelijk op alle pagina's van de kopieën zodat de lezer weet dat het een kopie is.
Bijlage 8 M Marge Selecteer de instelling voor de positie van de bindmarge voor het geplaatste origineel. Als u de correcte instelling selecteert, voorkomt u dat de kopie ondersteboven wordt afgedrukt wanneer u dubbelzijdige kopieën maakt van enkelzijdige originelen of als u enkelzijdige kopieën maakt van dubbelzijdige originelen. Minimaal Selecteer deze instelling om een kopie te maken waarbij de originele afbeelding een weinig is verkleind. N Neg-/Pos.
Bijlage 8 Verzadiging Stel deze parameter in om de mate van levendigheid van de kleuren in de afbeelding aanpassen. Voorbeeldkopie Druk op de deze toets om één voorbeeldkopie af te drukken en de machine te stoppen, zodat u de afdruk kunt controleren voordat u een groter aantal kopieën afdrukt. Hierdoor kunt u vermijden dat er kopieerfouten optreden in grote aantallen kopieën. Vouwen & nieten Stel deze functie in om de kopieën in twee te vouwen en samen te nieten in het midden.
Bijlage 8.3 8 Handelsmerken en auteursrechten - - - - Netscape is een gedeponeerd handelsmerk van Netscape Communications Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Mozilla en Firefox zijn handelsmerken van de Mozilla Foundation. Novell en Novell NetWare zijn gedeponeerde handelsmerken van Novell, Inc in de Verenigde Staten en andere landen. Microsoft, Windows en Windows NT zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Bijlage 8 OpenSSL-verklaring OpenSSL-licentie Copyright © 1998-2004 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden. Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vormen met of zonder wijziging, zijn toegelaten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. Herdistributie van broncode moet de hierboven vermelde auteursrechtelijke verklaring, deze lijst voorwaarden en de volgende disclaimer behouden. 2.
Bijlage 8 3. 4. Alle advertentiematerialen die functies of het gebruik van deze software vermelden, moeten de volgende erkenning weergeven: "Dit product bevat cryptografische software, geschreven door Eric Young (eay@crypt-soft.com)" Het woord 'cryptografisch' mag worden weggelaten als de routines van de bibliotheek die worden gebruikt, geen cryptografisch verband hebben.
Bijlage 8 DEZE SOFTWARE WORDT GELEVERD DOOR DE AUTEURSRECHTHOUDERS EN MEDEWERKERS "ZOALS ZE IS" EN ELKE UITDRUKKELIJKE OF IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN AFGEWEZEN.
Bijlage 8 DEZE SOFTWARE WORDT GELEVERD DOOR DE AUTEURSRECHTHOUDERS EN MEDEWERKERS "ZOALS ZE IS" EN ELKE UITDRUKKELIJKE OF IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN AFGEWEZEN.
Bijlage 8 Copyright © 2007 Océ AG. Alle rechten voorbehouden. Opmerking Deze gebruiksaanwijzing mag noch gedeeltelijk, noch volledig worden gereproduceerd zonder toelating. Océ AG is niet aansprakelijk voor enige problemen die worden veroorzaakt door het gebruik van het afdruksysteem of de handleiding. De informatie die in deze gebruiksaanwijzing is vermeld, is onderhevig aan wijzigingen zonder kennisgeving. Océ AG behoudt het auteursrecht van de printerstuurprogramma's.
Bijlage 8.4 8 Over het Adobe-kleurenprofiel ADOBE SYSTEMS INCORPORATED LICENTIEOVEREENKOMST KLEURPROFIEL MEDEDELING AAN GEBRUIKERS: LEES DIT CONTRACT AANDACHTIG. DOOR ALLES OF EEN GEDEELTE VAN DE SOFTWARE TE GEBRUIKEN, ACCEPTEERT U ALLE BEPALINGEN EN VOORWAARDEN VAN DEZE OVEREENKOMST. ALS U DE VOORWAARDEN VAN DEZE OVEREENKOMST NIET ACCEPTEERT, MAG U DEZE SOFTWARE NIET GEBRUIKEN. 1.
Bijlage 8 5. 6. 7. 8. 9. 10. 8-18 BEPERKING VAN AANSPRAKELIJKHEID IN GEEN GEVAL ZAL ADOBE OF HAAR LEVERANCIERS AANSPRAKELIJK ZIJN TEGENOVER U VOOR ENIGE SCHADE, CLAIMS OF KOSTEN OF VOOR ELKE INDIRECTE, INCIDENTELE EN GEVOLGSCHADE OF VOOR WINSTDERVING OF VERLOREN INKOMSTEN, ZELFS ALS EEN ADOBE-VERTEGENWOORDIGER OP DE HOOGTE WERD GESTELD VAN DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJK VERLIES, SCHADE, CLAIMS OF KOSTEN VOOR ELKE CLAIM VAN DERDEN.
Bijlage 8.5 8 ICC-profiel voor TOYO INK standaard kleur op gecoat papier (TOYO Offset Coated 2.0) Dit ICC-profiel (TOYO Offset Coated 2.0) kenmerkt de Japanse offsetdrukpers op gecoat papier en is volledig compatibel met het formaat van het ICC-profiel. Over "TOYO INK standaardkleur op gecoat papier" Dit is de standaard voor de kleurreproductie van de offsetdrukpers met pagina-invoer op gecoat papier, vervaardigd door TOYO INK MFG.CO., LTD. ("TOYO INK").
Bijlage 8 8.6 LICENTIEOVEREENKOMST DIC STANDAARD KLEURENPROFIEL BELANGRIJK: LEES DEZE LICENTIEOVEREENKOMST VOOR HET STANDAARD KLEURENPROFIEL ("LICENTIEOVEREENKOMST") AANDACHTIG VOORDAT U HET DIC STANDAARD KLEURENPROFIEL GEBRUIKT, INCLUSIEF DE DIC STANDAARD KLEUR SFC1.0.1, DIC STANDAARD KLEUR SFC1.0.2, DIC STANDAARD KLEUR SFM1.0.2, DIC STANDAARD KLEUR SFU1.0.
Bijlage 8 5. 6. 7. AFWIJZING VAN GARANTIE a. DIT PROFIEL WORDT U GRATIS AANGEBODEN "ZOALS DEZE IS", IN OVEREENSTEMMING MET DE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN VAN DEZE LICENTIEOVEREENKOMST. DIC BIEDT GEEN TECHNISCHE ONDERSTEUNING, GARANTIES OF VERHAALRECHTEN VOOR HET PROFIEL. b.
8 8-22 Bijlage CS193/CS173/CS163
9 Index
Index 9 9 Index 1-sided 4-26 1-zijdig 4-6 2-in-1 3-47 2-sided 4-26, 4-40 2-zijdig 4-6 4-in-1 3-47 8-in-1 3-47 A Afdeling 6-44 Algemene instelling 4-3 Algemene instellingen 4-19 Afbeelding aanpassen 3-137 Afbeelding herhalen 3-127 Afbeelding invoegen 3-111 Afbeeldingscompressie 4-17 Aangepast formaat 4-4, 4-20 Aangepast papierformaat 4-20 Aangepaste weergave inst.
Index 9 Directe invoer – E-mail 6-35 Directe invoer – Fax 6-35 Directe invoer – FTP 6-39 Directe invoer – Gebruikersbox 6-36 Directe invoer – Internetfax 6-37 Directe invoer – IP-adres fax 6-38 Directe invoer – PC (SMB) 6-38 Directe invoer – Webservice 6-42 Directe invoer – WebDAV 6-40 Datum/tijd 4-11, 6-60 Datum/tijd bewerken 4-16, 4-34 Document details 5-41 Document opslaan 5-15 Documenten afdrukken 5-18 Documenten opslaan 5-12 Documentnaam 6-71, 6-78 E Een document verzenden 5-29 Een document verwijder
Index 9 Layout/Finish 4-26 LCT 3-22 M Midden inbinden (Midden nieten & vouwen) 3-63 Midden nieten & vouwen 3-66 Midden nieten en vouwen 4-8 Midden nieten/vouwen 5-27 Midden wissen 6-57 Minimaal 3-44 Menustructuren 6-90 Menustructuur 6-25 N Naam 6-43 Naam bewerken 5-39 Nieten 4-8, 5-25 Nieten – Positie instelling 5-26 Nietinstellingen 3-53, 3-58 Netspanning 2-17 O Onderdeelnaam 3-3 Onderbreken 3-69 Onderwerp 6-78 Offset 4-4, 4-23, 4-40, 5-25 Omslag 3-105 Omslagpagina 4-47 Ontvlekken 6-75 Origineel instel
Index 9 Rotate 180 4-26 Roteren 180° 4-6 RX weergave 6-128 RX-capaciteit (bestemming) 6-37 S Scan naar E-mail 6-5 Snel Geheugen TX 6-81 Scan/fax instellingen 6-125, 6-129 Scan/Fax-programma 6-118 Scale 4-21, 4-37 Scaninstellingen 6-46, 6-49 Select Color 4-36, 4-40 Selecteer lijn 6-77 Scanformaat 6-58 Scherm Snelkopie 3-5 Sneltoets 6-127 Scherpte 6-54 Schutblad transparant 3-102 Schutblad transparanten 4-9 Screen 4-40 Std.
Commentaarformulier voor de lezer Commentaarformulier voor de lezer Vragen Vindt u deze handleiding nauwkeurig? O Ja O Nee Kon u na het lezen van deze handleiding het product bedienen? O Ja O Nee Geeft deze handleiding voldoende achtergrondinformatie? O Ja O Nee Is deze handleiding geschikt wat het formaat, de leesbaarheid en de structuur (layout, volgorde van de hoofdstukken, enzovoort) betreft? O Ja O Nee Kon u de informatie vinden die u nodig had? O Altijd O Meestal O Soms O Nooit Wat hebt u gebruikt om
Commentaarformulier voor de lezer Datum: Dit commentaarformulier is ingevuld door: (Indien u anoniem wenst te blijven, vul dan wel graag uw beroep in.) Naam: Beroep: Bedrijf: Telefoonnummer: Adres: Plaats: Land: Stuur dit formulier op naar: Océ-Technologies B.V. Ter attentie van ITC-gebruikersdocumentatie. Postbus 101 5900 MA Venlo Nederland E-mailadres: itc-userdoc@oce.com Kijk voor adressen van lokale Océ-organisaties op: http://www.oce.
Adressen van Océ-vestigingen Adressen van Océ-vestigingen [80] Océ-Australia Ltd. P.O. Box 363 Ferntree Gully MDC Vic 3165 Australia http://www.oce.com.au/ Océ-Österreich GmbH Postfach 95 1233 Wenen Austria http://www.oce.at/ Océ-Belgium N.V./S.A. J. Bordetlaan 32 1140 Brussel Belgium http://www.oce.be/ Océ-Brasil Comércio e Indústria Ltda. Av. das Nações Unidas, 11.857 Brooklin Novo São Paulo-SP 04578-000 Brasil http://www.oce-brasil.com.br/ Océ-Canada Inc.
Adressen van Océ-vestigingen Océ-Hungaria Kft. 1241 Budapest Pf.: 237 Hungary http://www.oce.hu/ Océ Ireland Ltd. 3006 Lake Drive Citywest Business Campus Saggart Co. Dublin Ireland http://www.oce.ie/ Océ-Italia S.p.A. Strada Padana Superiore 2/B 20063 Cernusco sul Naviglio (MI) Italia http://www.oce.it/ Océ Japan Corporation 3-25-1, Nishi Shinbashi Minato-Ku Tokio 105-0003 Japan http://www.ocejapan.co.jp/ Océ-Belgium S.A. Rue Astrid 2/A 1143 Luxembourg-Belair http://www.oce.lu/ Océ Malaysia Sdn. Bhd.
Adressen van Océ-vestigingen Océ España SA Business Park Mas Blau Osona, 2 08820 El Prat de Llobregat Barcelona Spain http://www.oce.es/ Océ-Svenska AB Sollentunavägen 84 191 27 Sollentuna Sweden http://www.oce.se/ Océ-Schweiz AG Sägereistrasse 10 CH8152 Glattbrugg Schweiz http://www.oce.ch/ Océ (Thailand) Ltd. B.B. Building 16/Floor 54 Asoke Road Sukhumvit 21 Bangkok 10110 Thailand Océ-Nederland B.V. Postbus 800 5201 AV 's-Hertogenbosch The Netherlands http://www.oce.