Océ Gebruikershandleiding Océ CS193/CS173/CS163 Afdrukbewerkingen - NL
Océ-Technologies B.V. Copyright © 2007, Océ Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gekopieerd, bewerkt of overgedragen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Océ. Océ geeft geen volledigheidsverklaring of garanties met betrekking tot de inhoud van deze handleiding. Océ geeft geen impliciete garantie met betrekking tot de verhandelbaarheid of de geschiktheid voor een bepaald doel.
Inhoud 1 2 3 Inleiding 1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 Informatie over deze handleiding .................................................................................................. Inhoud ............................................................................................................................................... Productopmerking.............................................................................................................................
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.1 4.1.1 Windows XP/Server 2003................................................................................................................ Netwerkverbinding (LPR/Poort9100) ................................................................................................. TCP/IP-instelling voor deze machine ................................................................................................
6 Installatie op Macintosh-computers 5.1 5.1.1 5.1.2 Mac OS X 10.2, 10.3 of 10.4 ............................................................................................................ Het printerstuurprogramma installeren ............................................................................................. De printer selecteren en aansluiten (OS 10.4) ................................................................................... De Bonjour-instellingen voor deze machine opgeven......
8 9 10 Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4 8.3 8.4 8.4.1 8.4.2 8.4.3 8.4.4 8.4.5 Afdrukbewerkingen ......................................................................................................................... 8-3 Het printerstuurprogramma initialiseren ....................................................................................... 8-4 Het scherm Eigenschappen weergeven .............................................................
11 12 Gedetailleerde functiebeschrijving 11.1 11.1.1 Testafdruk ...................................................................................................................................... Het printerstuurprogramma instellen .............................................................................................. Voor Windows ................................................................................................................................. Voor Macintosh OS X ................
12.2.9 12.2.10 12.2.11 12.2.12 12.2.13 12.2.14 12.2.15 12.2.16 12.2.17 12.2.18 12.2.19 12.2.20 12.2.21 12.2.22 12.2.23 12.3 12.4 12.4.1 12.4.2 12.4.3 12.4.4 12.4.5 12.4.6 12.4.7 12.4.8 12.4.9 13 Papierformaat ................................................................................................................................ 2-zijdige afdruk .............................................................................................................................. Inbindpositie ..............
13.4 13.4.1 13.4.2 13.4.3 13.4.4 13.4.5 13.4.6 14 14.2.1 14.2.2 14.2.3 16 13-19 13-19 13-21 13-22 13-23 13-24 13-25 Verhelpen van storingen 14.1 14.2 15 Overzicht van de beheerderfunctie ........................................................................................... Maintenance.................................................................................................................................. Security ...........................................................................
Inhoud-8 CS 193/173/163
1 Inleiding
Inleiding 1 1 Inleiding Hartelijk dank voor uw aankoop van deze machine. De CS 193/173/163 is uitgerust met een geïntegreerde printercontroller die het mogelijk maakt rechtstreeks af te drukken van Windows-compatibele of Macintosh-computers. Deze handleiding beschrijft de afdrukfuncties van de printercontroller, gebruiksrichtlijnen en veiligheidsmaatregelen voor een correct gebruik.
Inleiding 1 1.2 Toelichting bij de standaardprocedures m.b.t. de handleiding Hieronder volgt een beschrijving van de symbolen en tekstopmaak die in deze handleiding worden gebruikt. Veiligheidsrichtlijnen 6 GEVAAR Als u de instructies die met dit symbool zijn aangeduid niet volgt, kan dit leiden tot fatale of ernstige verwondingen door elektrische spanning. % Houd rekening met alle gevaren om letsels te voorkomen.
Inleiding 1 Speciale tekstmarkeringen De toets [Stop] De namen van de toetsen op het bedieningspaneel worden geschreven zoals hierboven weergegeven. MACHINE-INSTELLING De teksten op het display zijn geschreven zoals hierboven weergegeven. 2 Opmerking De afbeeldingen van de machine in deze handleiding kunnen verschillen en zijn afhankelijk van de configuratie van de machine.
Inleiding 1 1.3 Handleidingen Deze machine wordt geleverd met gedrukte handleidingen en PDF-handleidingen op de cd met de handleidingen. 1.3.1 Gedrukte handleiding Handleiding Deze handleiding bevat bedieningsprocedures en beschrijvingen van de meest gebruikte functies. Daarnaast bevat deze handleiding opmerkingen en waarschuwingen die moeten worden gevolgd voor een veilig gebruik van de machine. Zorg dat u deze handleiding leest voordat u de machine gebruikt. 1.3.
2 Overzicht van de printerfuncties
Overzicht van de printerfuncties 2 2 Overzicht van de printerfuncties 2.1 Printercontroller De printercontroller is een apparaat voor het uitvoeren van afdrukfuncties en netwerkafdrukfuncties met deze machine. 2.1.1 Rol van de printercontroller Met de ingebouwde printercontroller, werkt deze machine als een afdruksysteem, waardoor het mogelijk is af te drukken vanaf toepassingen op de computer die op het afdruksysteem is aangesloten.
Overzicht van de printerfuncties 2 2.1.2 Afdrukstroom Hieronder vindt u toelichtingen bij de reeks bewerkingen voor het gebruik van dit afdruksysteem als een printer. Het printerstuurprogramma ontvangt afdrukopdrachten van toepassingen. Wanneer deze machine wordt gebruikt via een USB-verbinding, worden de gegevens via een USB-interface overgedragen naar deze machine.
Overzicht van de printerfuncties 2.1.3 2 Bedieningspaneel De instellingen voor het printerstuurprogramma worden hoofdzakelijk op de computer opgegeven. Het is echter mogelijk de lijst met lettertypen af te drukken en de instellingen voor de printercontroller en de standaard afdrukinstellingen op te geven via het bedieningspaneel van deze machine. Hieronder vindt u een beschrijving van de belangrijkste toetsen die voor de printerfunctie worden gebruikt. 1 12 2 11 10 3 9 8 7 6 Nr.
Overzicht van de printerfuncties 2 Nr. Naam Beschrijving 12 Toets [Kopie] Indrukken om de kopiefunctie te openen. (Standaard bevindt het apparaat zich in de kopieerfunctie.) Wanneer het apparaat zich in de kopieerfunctie bevindt, licht de indicatie op de toets [Kopie] groen op. Raadpleeg de handleiding – Kopiebewerkingen voor meer informatie. 2 Opmerking Raadpleeg "Testafdruk" op pagina 11-3 voor details over testafdrukken.
Overzicht van de printerfuncties 2.2.2 2 Compatibele interfaces De volgende interfaces kunnen worden gebruikt om dit afdruksysteem op een computer aan te sluiten. Ethernet-interface Selecteer op dit afdruksysteem via een netwerkverbinding te gebruiken. Ondersteunt de standaarden 10Base-T, 100Base-TX en 1000Base-TX. Daarnaast ondersteunt de Ethernetinterface ook de protocollen TCP/IP (LDP/LPR, IPP, SMB), IPX/SPX (NetWare) en AppleTalk (EtherTalk).
Overzicht van de printerfuncties 2 2.3 Het systeem instellen Om het afdruksysteem te kunnen gebruiken, moet het eerst worden ingesteld. De instelprocedure verwijst naar een reeks stappen voor het aansluiten van deze machine op een computer en het installeren van het printerstuurprogramma op de computer. De instelprocedure bestaat uit de volgende stappen. 2.3.1 Netwerkverbinding 1 Sluit deze machine aan op een computer. 2 Zorg dat de computer is verbonden met een netwerk.
Overzicht van de printerfuncties 2 2 Opmerking Om een update van een bestaand printerstuurprogramma uit te voeren, moet u eerst het bestaande printerstuurprogramma verwijderen. Raadpleeg "Het printerstuurprogramma verwijderen" op pagina 7-3 voor meer informatie. Geef de time-outinstellingen voor de interface zoals nodig op in de modus Hulpprogramma op het bedieningspaneel. Raadpleeg "I/F time-out" op pagina 12-40 voor meer informatie.
2 2-10 Overzicht van de printerfuncties CS 193/173/163
3 Voorzorgsmaatregelen voor de installatie
Voorzorgsmaatregelen voor de installatie 3 3 Voorzorgsmaatregelen voor de installatie 3.1 Inleiding Houd rekening met de volgende informatie voordat u het printerstuurprogramma installeert. De procedure voor het installeren van het printerstuurprogramma verschilt afhankelijk van de manier waarop deze machine op de computer is aangesloten, van het besturingssysteem dat op de computer is geïnstalleerd en van het printerstuurprogramma dat moet worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de installatie 3 3.3 Selecteerbare verbindingsmethoden in elk besturingssysteem De verbindingsmethode voor deze machine verschilt afhankelijk van het besturingssysteem van de computer. Ook de methode voor het installeren van het printerstuurprogramma verschilt afhankelijk van de verbindingsmethode. Deze machine kan worden verbonden via een netwerk of een USB-interface.
Voorzorgsmaatregelen voor de installatie 3 2 Opmerking Voordat u deze machine in een netwerkomgeving kunt gebruiken, moeten de netwerkinstellingen voor deze machine worden opgegeven. Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie. Om het printerstuurprogramma onder Windows 2000, XP of Server 2003 te installeren, moet u zich aanmelden met een gebruikersnaam die door de beheerder is goedgekeurd. Deze handleiding beschrijft de instelmethode van de USB-verbinding met Plug & play alleen.
Voorzorgsmaatregelen voor de installatie 3 3.3.2 Windows Vista Instelmethode Verbindingsmethode Zie Verbindingsmethode die kan worden ingesteld met een installatieprogramma Poort9100 Een netwerkverbinding die de PORT9100-afdrukservice gebruikt. Deze maakt gebruikt van een TCP/IP-protocol en de RAW-afdrukpoort. IPP Een netwerkverbinding die de IPP-afdrukservice (Internet Printing Protocol) gebruikt.
Voorzorgsmaatregelen voor de installatie 3.3.3 3 Windows NT 4.0 Instelmethode Verbindingsmethode Zie Verbindingsmethode die kan worden ingesteld met de wizard Printer toevoegen. LPR "Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen" op pagina 4-3 Een netwerkverbinding die de LPR-afdrukservice gebruikt. 2 Opmerking Voordat u deze machine in een netwerkomgeving kunt gebruiken, moeten de netwerkinstellingen voor deze machine worden opgegeven.
3 3-8 Voorzorgsmaatregelen voor de installatie CS 193/173/163
4 Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.1 Windows XP/Server 2003 4.1.1 Netwerkverbinding (LPR/Poort9100) 4 Wanneer u LPR/Port9100-afdruk gebruikt, geeft u de poort op tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. TCP/IP-instelling voor deze machine Geef het IP-adres op in de TCP/IP-instelling van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 6 Klik op "Nieuwe poort maken" en selecteer "Standaard TCP/IP-poort" als "Type poort:". 7 Klik op [Volgende]. De wizard Standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen wordt gestart. 8 Klik op [Volgende]. 9 Voer in het vak "Printernaam of IP-adres" het IP-adres voor deze machine in en klik dan op de knop [Volgende]. – – Ga naar stap 10 als het dialoogvenster Extra poortgegevens nodig verschijnt.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.1.2 4 Netwerkverbinding (SMB) Wanneer SMB-afdruk wordt gebruikt, geeft u de poort op door de printer te definiëren tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. Printers kunnen worden opgegeven door printers op het netwerk te zoeken of door de printernaam in te voeren. TCP/IP-instelling voor deze machine Geef het IP-adres op in het scherm TCP/IP-instelling van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 8 Klik op [OK]. De wizard Printer toevoegen verschijnt. 9 Klik op [Bladeren]. 10 Klik op [Bladeren]. 11 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 12 Selecteer de opgegeven map op basis van het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die moeten worden gebruikt.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.1.3 4 Netwerkverbinding (IPP of IPPS) Geef voor IPP-afdruk de poort op tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. De TCP/IP-instelling voor deze machine opgeven Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine. De IPP-instellingen voor deze machine opgeven Schakel IPP-afdruk in onder "IPP instelling" van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 11 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 12 Selecteer de opgegeven map volgens het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die worden gebruikt. Printerstuurprogramma's die kunnen worden geselecteerd:Windows XP/ Server 2003: PCL-stuurprogramma, PS-stuurprogramma Klik op [OK]. De lijst "Printers" wordt weergegeven. 13 Klik op [Volgende].
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.1.4 4 Lokale verbinding Wanneer deze machine is verbonden via een USB-poort, kan het printerstuurprogramma met plug & play worden geïnstalleerd. 2 Opmerking Het printerstuurprogramma kan worden geïnstalleerd met de wizard Printer toevoegen. Wanneer u de wizard Printer toevoegen gebruikt, selecteert u de USB-poort die moet worden verbonden in het dialoogvenster Een printerpoort installeren.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 4.2 Windows Vista 4.2.1 Netwerkverbinding (LPR, Poort9100 of SMB) In Windows Vista kunt u het printerstuurprogramma installeren door printers op het netwerk te zoeken of door een nieuwe printerpoort te maken. De TCP/IP-instelling voor deze machine opgeven Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 Het printerstuurprogramma installeren door printers te zoeken met behulp van de wizard Printer toevoegen 2 Opmerking Wanneer u op Windows Vista installeert, zijn beheerdersmachtigingen vereist. De printers worden gevonden tijdens de installatie. Sluit deze machine aan op het netwerk en schakel vervolgens de voeding in. 1 Plaats de cd-rom met het printerstuurprogramma in het cd-romstation van de computer.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 Het printerstuurprogramma installeren door een poort te maken met behulp van de wizard Printer toevoegen 2 Let op Wanneer u op Windows Vista installeert, zijn beheerdersmachtigingen vereist. De printers worden gevonden tijdens de installatie. Sluit deze machine aan op het netwerk en schakel vervolgens de voeding in. 1 Plaats de cd-rom met het printerstuurprogramma in het cd-romstation van de computer.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 15 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 16 4 Selecteer de opgegeven map op basis van het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die moeten worden gebruikt. Printerstuurprogramma's die kunnen worden geselecteerd: Windows Vista: PCL-stuurprogramma, PS- stuurprogramma, faxstuurprogramma Klik op [OK]. De lijst "Printers" wordt weergegeven.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 4.2.2 Netwerkverbinding (IPP of IPPS) Geef voor IPP-afdruk de netwerkinstelling op voordat u het printerstuurprogramma installeert. De TCP/IP-instelling voor deze machine opgeven Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 9 Klik op [Bladeren]. 10 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 11 Selecteer de opgegeven map volgens het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die worden gebruikt. Printerstuurprogramma's die kunnen worden geselecteerd: Windows Vista: PCL-stuurprogramma, PS-stuurprogramma, faxstuurprogramma Klik op [OK]. De lijst "Printers" wordt weergegeven.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 4.2.3 Netwerkverbinding (webservice-afdruk) In Windows Vista kunnen de printers op het netwerk die de webserviceafdruk ondersteunen, worden gevonden en geïnstalleerd. 2 Opmerking Wanneer een ander type printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u vooraf het reeds geïnstalleerde stuurprogramma verwijderen. Raadpleeg "Verwijderen" op pagina 7-3 voor meer informatie.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 Het printerstuurprogramma installeren door het IP-adres op te geven met behulp van de wizard Printer toevoegen 2 Let op Wanneer u op Windows Vista installeert, zijn beheerdersmachtigingen vereist. De printers worden gevonden tijdens de installatie. Sluit deze machine aan op het netwerk en schakel vervolgens de voeding in. 1 Schakel de voeding van de machine in terwijl deze met het netwerk is verbonden.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 17 Volg de instructies op het scherm. – – Als het scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt, klikt u op de knop [Doorgaan]. Als het venster Uitgever controleren van Windows-beveiliging verschijnt, klikt u op "Dit stuurprogramma toch installeren". 18 Klik op de knop [Close]. 19 Nadat de installatie is voltooid, controleert u of het pictogram van de geïnstalleerde printer in het venster Printers verschijnt.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.3 Windows 2000 4.3.1 Netwerkverbinding (LPR/Poort9100) 4 Wanneer u LPR/Port9100-afdruk gebruikt, geeft u de poort op tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. TCP/IP-instelling voor deze machine Geef het IP-adres op in het scherm TCP/IP-instelling van deze machine. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 9 Voer in het vak "Printernaam of IP-adres" het IP-adres voor deze machine in en klik dan op de knop [Volgende]. – – Ga naar stap 10 als het dialoogvenster Extra poortgegevens nodig verschijnt. Ga naar stap 13 als het dialoogvenster Voltooien verschijnt. 10 Kies "Afwijkend" en klik vervolgens op [Instellingen]. 11 Wijzig de instellingen volgens de poort en klik vervolgens op de knop [OK].
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.3.2 4 Netwerkverbinding (SMB) Wanneer SMB-afdruk wordt gebruikt, geeft u de poort op door de printer te definiëren tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. TCP/IP-instelling voor deze machine Geef het IP-adres op in het scherm TCP/IP-instelling van deze machine. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 11 Klik op [Bladeren]. 12 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 13 Selecteer de opgegeven map op basis van het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die moeten worden gebruikt. Printerstuurprogramma's die kunnen worden geselecteerd: Windows 2000: PCL-stuurprogramma, PS- stuurprogramma, faxstuurprogramma Klik op [OK].
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.3.3 4 Netwerkverbinding (IPP of IPPS) Geef voor IPP-afdruk de netwerkinstelling op voordat u het printerstuurprogramma installeert. De TCP/IP-instelling voor deze machine opgeven Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 11 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 12 Selecteer de opgegeven map volgens het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die worden gebruikt. Printerstuurprogramma's die kunnen worden geselecteerd: Windows 2000: PCL-stuurprogramma, PS-stuurprogramma Klik op [OK]. De lijst "Printers" wordt weergegeven. 13 Klik op [OK].
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4.3.4 4 Lokale verbinding Wanneer deze machine is verbonden via een USB-poort, kan het printerstuurprogramma met plug & play worden geïnstalleerd. 1 Start de computer op nadat u deze machine op een computer hebt aangesloten via een USB-kabel. – Koppel de kabel niet los of aan terwijl de computer wordt opgestart. 2 Plaats de cd-rom met het printerstuurprogramma in het cd-romstation van de computer. 3 Schakel de hoofdvoeding van deze machine in.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 4 4.4 Windows NT 4.0 4.4.1 Netwerkverbinding (LPR) Wanneer u LPR-afdruk gebruikt, geeft u de poort op tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. TCP/IP-instelling voor deze machine Geef het IP-adres op in het scherm TCP/IP-instelling van deze machine. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen 13 Geef de gewenste map op van de cd-rom die het printerstuurprogramma bevat en klik vervolgens op de knop [Openen]. – 14 4 Selecteer de opgegeven map op basis van het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die moeten worden gebruikt. Printerstuurprogramma's die kunnen worden geselecteerd: Windows NT 4.0: PCL-stuurprogramma, PS- stuurprogramma, faxstuurprogramma Klik op [OK]. De lijst "Printers" wordt weergegeven.
4 4-28 Installatie met behulp van de wizard Printer toevoegen CS 193/173/163
5 Installatie op Macintoshcomputers
Installatie op Macintosh-computers 5 Installatie op Macintosh-computers 5.1 Mac OS X 10.2, 10.3 of 10.4 5.1.1 Het printerstuurprogramma installeren 1 Start de Macintosh-computer op. 2 Plaats de cd-rom met het printerstuurprogramma in het cd-romstation van de computer. – 3 Selecteer de opgegeven map volgens het printerstuurprogramma, het besturingssysteem en de taal die worden gebruikt. Kopieer het stuurprogrammabestand voor de Mac OS-versie op het bureaublad.
Installatie op Macintosh-computers 5 5.1.2 De printer selecteren en aansluiten (OS 10.4) In OS 10.4 kan deze machine worden verbonden met Bonjour, AppleTalk, LPR (LPD) of IPP. Nadat u de netwerkinstelling voor deze machine hebt opgegeven, zal het selecteren van deze machine als de printer in Printer Setup Utility of Print Center het afdrukken mogelijk maken. De Bonjour-instellingen voor deze machine opgeven % Schakel Bonjour in "Bonjour Setting" in en voer vervolgens de Bonjour-naam in.
Installatie op Macintosh-computers 5 De AppleTalk-instellingen voor deze machine opgeven % Schakel AppleTalk in "AppleTalk Setting" in en voer vervolgens de printernaam in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van de AppleTalk-instellingen van deze machine. De AppleTalk-instellingen voor de computer opgeven Geef de AppleTalk-instellingen op voor de Macintosh-computer die op deze machine is aangesloten.
Installatie op Macintosh-computers 5 Geef de TCP/IP-instelling op voor deze machine (LPR-instellingen) % Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine. LPD-instelling voor deze machine (LPR-instellingen) % Om LPR-afdruk te gebruiken, schakelt u LPD-afdruk in het scherm LPD instelling van deze machine in.
Installatie op Macintosh-computers 5 De TCP/IP-instelling voor deze machine opgeven (IPP-instellingen) % Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine. IPP-instelling voor deze machine % Schakel IPP-afdruk in het scherm IPP Setting van deze machine in.
Installatie op Macintosh-computers 5 5.1.3 De printer selecteren en aansluiten (OS 10.2 en 10.3) In OS 10.2/10.3 kan deze machine worden verbonden met Rendezvous, AppleTalk, LPR (LPD) of IPP. Nadat u de netwerkinstelling voor deze machine hebt opgegeven, zal het selecteren van deze machine als de printer in Printer Setup Utility of Print Center het afdrukken mogelijk maken.
Installatie op Macintosh-computers 5 De AppleTalk-instellingen voor deze machine opgeven % Schakel AppleTalk in "AppleTalk Setting" in en voer vervolgens de printernaam in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van de AppleTalk-instellingen van deze machine. De AppleTalk-instellingen voor de computer opgeven Geef de AppleTalk-instellingen op voor de Macintosh-computer die op deze machine is aangesloten.
Installatie op Macintosh-computers 5 Geef de TCP/IP-instelling op voor deze machine (LPR-instellingen) % Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine. LPD-instelling voor deze machine (LPR-instellingen) % Om LPR-afdruk te gebruiken, schakelt u LPD-afdruk in het scherm LPD instelling van deze machine in.
Installatie op Macintosh-computers 5 De TCP/IP-instelling voor deze machine opgeven (IPP-instellingen) % Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine. IPP-instelling voor deze machine % Schakel IPP-afdruk in het scherm IPP Setting van deze machine in.
Installatie op Macintosh-computers 5 5.2 Mac OS 9.2 5.2.1 Het printerstuurprogramma installeren Na het verbinden met een computer, kunt u deze machine gebruiken als een printer door een PostScript printer te selecteren en door het printerbeschrijvingsbestand (PPD) op te geven. Kopieer eerst het printerbeschrijvingsbestand (PPD) naar de Macintoshcomputer. 1 Plaats de cd-rom met het printerstuurprogramma in het cd-romstation van de computer.
Installatie op Macintosh-computers 6 5 Klik op [OK]. Het venster "selector" wordt opnieuw weergegeven. 7 Sluit het venster "selector". Geef de TCP/IP-instelling op voor deze machine (LPR-instellingen) % Stel hier het IP-adres van dit apparaat in. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van het IP-adres van deze machine.
Installatie op Macintosh-computers 5 8 Klik op [Create]. Een venster voor het opslaan van de instelling verschijnt. 9 Voer een desktopprinternaam in en klik vervolgens op de knop [Save]. Er wordt een pictogram voor de LPR-printer op het bureaublad gemaakt.
6 Installatie om NetWare te gebruiken
Installatie om NetWare te gebruiken 6 Installatie om NetWare te gebruiken 6.1 NetWare 6.1.1 Netwerkinstellingen 6 Gebruik "NetWare-instellingen" van deze machine om "IPX-instellingen" en "NetWare-afdrukinstellingen" op te geven. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over het opgeven van de NetWare-instellingen van deze machine. 6.1.
6 6-4 Installatie om NetWare te gebruiken CS 193/173/163
7 Het printerstuurprogramma verwijderen
Het printerstuurprogramma verwijderen 7 Het printerstuurprogramma verwijderen 7.1 Windows 7 Als het nodig is, om het printerstuurprogramma te verwijderen, bijvoorbeeld wanneer u het printerstuurprogramma opnieuw wilt installeren, volg dan de onderstaande procedure voor het verwijderen van het stuurprogramma. 7.1.1 Verwijderen Als het printerstuurprogramma zonder installatieprogramma is geïnstalleerd, verwijdert u het stuurprogramma handmatig.
Het printerstuurprogramma verwijderen 7 2 Opmerking Als het printerstuurprogramma is verwijderd met de voorgaande methode, zal het modelinformatiebestand in de computer blijven wanneer u met Windows 2000/XP/Server 2003 werkt. Wanneer u dezelfde versie van het printerstuurprogramma opnieuw installeert, zal het stuurprogramma daarom mogelijk niet kunnen worden overschreven. Verwijder in dat geval de volgende bestanden.
8 Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8.1 Afdrukbewerkingen 8 De afdrukopdrachten worden opgegeven vanaf de toepassingssoftware. 1 Open de gegevens in de toepassing, klik op de knop [Bestand] en klik vervolgens in het menu op "Afdrukken". – 2 Als het menu niet beschikbaar is, klikt u op de knop [Afdrukken]. Controleer of de printernaam is geselecteerd in "Printernaam" of "Printer selecteren".
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 8.2 Het printerstuurprogramma initialiseren Wanneer u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, moet u de initialisatievoorwaarden, zoals de opties en de functies gebruikersauthenticatie en gebruikersregistratie van de machine wijzigen via het printerstuurprogramma.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 2 Let op Zorg dat u een model en opties selecteert onder "Apparaatoptie". Pas het "Codeerwachtwoord" aan dat moet worden opgegeven via "Instelling wachtwoordcodering stuurprogramma" van deze machine. Item Beschrijving Apparaatoptie Definieert de modelnaam van deze machine, de opties die op deze machine zijn geïnstalleerd en de status van de functies gebruikersauthenticatie en gebruikersregistratie.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 8.2.3 Tabblad Instellingen U kunt de standaardinstellingen wijzigen voor het weergeven van bevestigingsberichten of van het dialoogvenster voor het invoeren van authenticatie-instellingen. Item Beschrijving EMF spool Schakel dit selectievakje in wanneer een metabestand (EMF) spool is vereist voor gebruik in zijn eigen systeemomgeving. Beperkingsbericht weerg.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8.2.4 8 Registratie van de standaardinstellingen De instellingen die zijn opgegeven voor de functies van deze machine wanneer wordt afgedrukt, kunnen alleen worden toegepast tijdens het gebruik van de toepassing. Wanneer de toepassing wordt afgesloten, worden de instellingen opnieuw ingesteld naar de standaardwaarden. Wanneer u de instellingen registreert, moet u de basisinstellingen (standaardinstellingen) van het printerstuurprogramma wijzigen.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 8.3 Algemene instellingen Hieronder vindt u de beschrijving van de algemene instellingen en de knoppen die op alle tabbladen worden weergegeven. Item Beschrijving OK Klik op deze knop om het dialoogvenster te sluiten en eventueel gewijzigde instellingen toe te passen. Annuleren Klik op deze knop om eventueel gewijzigde instellingen te annuleren en het dialoogvenster af te sluiten.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8.4 8 Parameterdetails Het scherm Afdrukinstelling is het scherm voor het instellen van de functies van het printerstuurprogramma. Klik op de knop [Eigenschappen] of [Voorkeursinstellingen] in het dialoogvenster Afdrukken of klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram van het venster "Printers" of het venster "Printers en faxapparaten" en geef vervolgens "Afdrukinstelling" ("Standaardwaarden document" voor Windows NT 4.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Functienaam Optie Beschrijving Uitvoermethode Afdr. Drukt onmiddellijk af. Afdruk beveiligen Slaat het document dat moet worden afgedrukt op in "Beveiligd afdrukken gebruikersbox" (Secure Print User Box) van deze machine. Wanneer u wilt afdrukken, wordt u gevraagd de ID en het wachtwoord in te voeren op het bedieningspaneel van de machine. Selecteer deze optie wanneer u zeer vertrouwelijke documenten afdrukt. Opslaan in gebr.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8.4.2 8 Tabblad Layout Functienaam Optie Beschrijving Combinatie 2 in 1, 4 in 1, 6 op 1, 9 op 1, 16 op 1, 2 e 2, 3 e 3, 4 e 4 Drukt meerdere pagina's af op één pagina of drukt één vel van een origineel document opgesplitst over meerdere pagina's af. Met [Combinatiedetails] kunt u de paginavolgorde en de aanwezigheid van het grenskader opgeven. [Combinatiedetails] Combinatie Selecteer de voorwaarden voor de combinatie.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Functienaam Optie Beschrijving [Instellingen inbindmarge] Verschuiffunctie Selecteert hoe de afbeelding moet worden verwerkt om de inbindmarge voor te bereiden. Voorzijde/Achterzijde Definieert de waarden van de inbindmarge. Bij 2-zijdig afdrukken kunt u door het uitschakelen van het selectievakje "Dezelfde waarde voor voor- en achterpagina" verschillende waarden instellen voor de voor- en achterzijde.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8.4.3 8 Tabblad Afwerken Functienaam Optie Beschrijving Nieten Aan/Uit Definieert de instellingen voor het nieten. Geef het aantal nietjes en de nietpositie op via de vervolgkeuzelijst. Midden nieten en vouwen Aan/Uit Bepaalt of een afgedrukt document een rugniet moet krijgen. Perfor. Aan/Uit Definieert de instellingen voor het perforeren. Geef het aantal perforatiegaatjes en de perforatiepositie op via de vervolgkeuzelijst.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 8.4.4 8-14 Tabblad Omslagfunctie Functienaam Optie Beschrijving Voorblad AAN/UIT, B Leeg/Afdruk Voegt een pagina als voorblad toe. U kunt dit opgeven wanneer "Auto" niet is geselecteerd voor de papierlade. Voorbladlade Lade1-4, LCT, Handinvoer Selecteert de papierlade voor de omslag. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Functienaam Optie Beschrijving Schutblad transparanten AAN/UIT, Leeg Voert schutbladen uit en voegt ze in wanneer u OHPtransparanten afdrukt. U kunt dit opgeven wanneer "Transparant" niet is geselecteerd voor de papiersoort. Schutbladlade Lade1-4, LCT Selecteert de papierlade voor schutbladen voor transparanten. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 8.4.5 8-16 Tabblad Stempel/Sammenstelling Functienaam Optie Beschrijving Watermerk Aan/Uit Drukt een watermerk (tekststempel) af op de pagina die wordt afgedrukt. Met [Bewerken] kunt u watermerken toevoegen, wijzigen en verwijderen. [Bewerken] — Raadpleeg "Watermerk bewerken" op pagina 8-18 voor meer informatie. Overlaybestand maken Aan/Uit Maak overlaygegevens door deze optie te controleren om het origineel af te drukken.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Functienaam Optie Beschrijving [Bewerken] Distributiebeheernummer Drukt het aantal kopieën in de koptekst en voettekst af wanneer meerdere kopieën worden afgedrukt. [Bewerken] Definieert de voorwaarden voor het distributiecontrolenummer. Pagina's Definieert de pagina' s die moeten worden afgedrukt. Tekstkleur Definieert de tekstkleur die wordt gebruikt voor het afdrukken.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Watermerk bewerken Functienaam 8-18 Beschrijving Watermerknaam Voer de naam in van het watermerk. Watermerktekst Voer de tekst in die als watermerk moet worden afgedrukt. [Toev.] Klik hier om een nieuw watermerk te maken. [Wissen] Klik op deze knop om het geselecteerde watermerk te verwijderen. Positie definieert de verticale en horizontale positie.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Kopieerbeveiliging bewerken Functienaam Beschrijving Tekens integreert de geselecteerde tekenreeks in een patroon. U kunt een vooraf geregistreerde tekenreeks (algemene stempel) opgeven of een tekenreeks die op deze machine is geregistreerd (geregistreerde stempel). Datum/tijd Formaat Serienummer Integreert het serienummer van deze machine in een patroon.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Functienaam Beschrijving Kopieerbeveiliging Integreert een verborgen patroon dat op kopieën verschijnt. Stempel herhalen Drukt een tekstpatroon af. De volgende instellingen zijn beschikbaar wanneer "Kopieerbeveiliging" is geselecteerd. Functienaam Beschrijving Patroon Definieert de integratiemethode van een patroon. Patroon overschrijven Definieert de volgorde voor het afdrukken van een patroon op het origineel.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 Datum/tijd en paginanummer bewerken Functienaam Beschrijving Formaat Toont de notatie voor de datum en tijd die moeten worden afgedrukt. Door op de knop [Bewerken] te klikken, kunt u het weergavetype of de tijdnotatie opgeven. Pagina's Hiermee geeft u de pagina's op waarop de datum en tijd moeten worden -afgedrukt. Tekstkleur Definieert de tekstkleur die wordt gebruikt voor het afdrukken. Afdrukpositie Definieert de afdrukpositie.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 8.4.6 8-22 Tabblad Kwaliteit Functienaam Optie Beschrijving Kies kleur Full color, Grijswaarden, 2 kleur Definieert de kleur die moeten worden afgedrukt. Aanpassing van kwaliteit — Past de afbeeldingskwaliteit aan. U kunt "Eenvoudig" selecteren om volledige documenten aan te passen en "Detail" om tekst, foto's, afbeeldingen en grafieken in het origineel aan te passen.
Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows 8 2 Opmerking De optie "2 kleur" onder "Selecteer kleur" is alleen geldig voor het PCL-stuurprogramma. Met de optie "2 kleur" kunt u combinatie van 2 kleuren opgeven. De functies "Patroon" en "Afbeeldingscompressie" zijn alleen geldig voor het PCL-stuurprogramma. Met het PS-stuurprogramma kun u het profiel beheren via "Aanpassing van kwaliteit". Raadpleeg "ICCprofielinstelling" op pagina 11-36 voor meer informatie. 8.4.
8 8-24 Afdrukfuncties van de PCL/PS-stuurprogramma's voor Windows CS 193/173/163
9 Afdrukfunctie van Mac OS X
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 Afdrukfunctie van Mac OS X 9.1 Afdrukbewerkingen 9 De afdrukopdrachten worden opgegeven vanaf de toepassingssoftware. 1 Open de gegevens in de toepassing, klik op de knop [Bestand] en klik vervolgens in het menu op "Afdrukken". – Als het menu niet beschikbaar is, klikt u op de knop [Afdrukken]. Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend. 2 Controleer of een geschikte printer is geselecteerd onder "Printer".
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 9.2 Het printerstuurprogramma initialiseren Wanneer u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, moet u de initialisatievoorwaarden, zoals de opties voor de dagelijkse afdruk en de functies van de machine, inschakelen via het printerstuurprogramma. 2 Let op Als de modelnaam en de geïnstalleerde opties niet zijn opgegeven in het dialoogvenster Printer Info, kunnen de optiefuncties niet worden gebruikt vanaf het printerstuurprogramma.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2.2 9 Registratie van de standaardinstellingen De instellingen die zijn opgegeven voor de functies van deze machine wanneer wordt afgedrukt, kunnen alleen worden toegepast tijdens het gebruik van de toepassing. Wanneer de toepassing wordt afgesloten, worden de instellingen opnieuw ingesteld naar de standaardwaarden. Om de instellingen te registreren, slaat u de instellingen in de printerstuurprogramma-instelling op.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 9.3 Algemene instellingen Hieronder vindt u de beschrijving van de algemene instellingen die worden weergegeven door de specifieke bewerkingen (Output Method, Layout/Finish, Paper Tray/Output Tray, Cover Sheet/OHP Interleave, Per Page Setting, Stamp/Composition and Quality) voor deze machine die in het dialoogvenster Print zijn opgegeven.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.4 9 Een aangepast formaat toevoegen Om op andere papierformaten dan het standaard formaat af te drukken, registreert u het aangepaste papierformaat. 1 Selecteer in het menu [File] de optie "Page Setup" (of "Paper Setup"). 2 Selecteer voor Mac OS 10.4 de optie "Manage Custom Sizes" in de lijst "Paper Size". – Selecteer voor Mac OS 10.2/10.3 de optie "Custom Paper Sizes" onder "Settings". 3 Klik op de knop [+] (OS 10.4) of de knop [Add] (OS 10.2/10.3).
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 9.5 Parameterdetails De functies van het printerstuurprogramma worden opgegeven in de volgende dialoogvensters: in "Page Attributes" van het dialoogvenster Page Setup; in "Output Method", "Layout/Finish", "Paper Tray/Output Tray", "Cover Sheet/OHP Interleave", "Per Page Setting", "Stamp/Composition" en "Quality" in het dialoogvenster Print. 9.5.1 Page Attributes % Selecteer in het menu [File] de optie "Page Setup" (of "Paper Setup").
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.5.2 9 Copies & Pages % Selecteer in het menu [File] de opdracht "Print". Functienaam Optie Beschrijving Copies 1 tot 999 Bepaalt het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt. Collated ON/OFF Geef deze functie niet op. Selecteer "Output Method" en geeft vervolgens "Collate" op. Pages — Definieert het bereik dat moet worden afgedrukt.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 9.5.3 Output Method Functienaam Optie Beschrijving Collate ON/OFF Bepaalt of meerdere kopieën moeten worden afgedrukt door ze te sorteren. Offset ON/OFF Verschuift de uitvoerpositie van elke set wanneer meerdere exemplaren worden afgedrukt. Output Method Print: Drukt onmiddellijk af. Secure Print Slaat het document dat moet worden afgedrukt op in "Beveiligd afdrukken gebruikersbox" van deze machine.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 De insteldetails van de uitvoermethode controleren Door op de knop [Detail Settings] te klikken, worden de functies "Output Method" waarvoor gedetailleerde instellingen werden opgegeven, weergegeven. De instellingen kunnen worden weergegeven door op de knop [Expand All] te klikken. Door een functie te selecteren en te klikken op de knop [Settings], wordt het dialoogvenster voor het opgeven van gedetailleerde instellingen voor de geselecteerde functie weergegeven.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 Functienaam Beschrijving Popup Authentication Dialog when printing Toont het dialoogvenster User Authentication en Account Track wanneer een afdrukopdracht is opgegeven en controleert telkens de invoer van een gebruikersnaam en een afdelingsnaam. Encryption Passphrase Definieert een codeerwachtwoord om de door de gebruiker gedefinieerde sleutel te gebruiken om met deze machine te communiceren. De codeersleutel voor de ingevoerde tekens wordt automatisch gemaakt.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.5.4 9 Layout/Finish U kunt schakelen tussen het dialoogvenster Layout en het dialoogvenster Finish. 2 Opmerking Wanneer u een opdracht afdrukt die pagina's van verschillende formaten en met verschillende afdrukrichtingen bevat, waarbij de instelling "Poster Mode" is opgegeven, kunnen de afbeeldingen ontbreken of elkaar overlappen wanneer het document wordt afgedrukt.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 Functienaam Optie Beschrijving Print Type 1-Side, 2-Sided, Booklet Definieert dubbelzijdig afdrukken en boekje afdrukken. Binding Position Left stitch, right stitch, top stitch Definieert de inbindpositie. Poster Mode 2 e 2, 3 e 3, 4 e 4 Drukt één vel van een origineel af opgesplitst over meerdere pagina's. Met "Poster Mode Overlap" kunt u een grenskader aangeven. Overlap width line ON/OFF Bepaalt de aanwezigheid van een overlapping in de posterfunctie.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.5.5 9 Paper Tray/Output Tray Functienaam Optie Beschrijving Paper Tray Auto, Tray1-4, LCT, Bypass Tray Selecteert de papierlade die moet worden gebruikt. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd. Paper Type De papiersoort die op deze machine beschikbaar is. Selecteert de papiersoort voor het afdrukken. Kan alleen worden gewijzigd wanneer de papierlade is ingesteld op "Auto".
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 9.5.6 Cover Mode/Transparency Interleave U kunt schakelen tussen het dialoogvenster Cover Mode en het dialoogvenster Transparency Interleave.
Afdrukfunctie van Mac OS X Functienaam Optie Beschrijving Front Cover Off, Print, Blank Voegt een pagina als voorblad toe. U kunt dit opgeven wanneer "Auto" niet is geselecteerd voor de papierlade. Tray 1-4, LCT, manual paper feed Selecteert de papierlade voor de omslagpagina. De selecteerbare items verschillen afhankelijk van de opties die zijn geïnstalleerd. Off, Print, Blank Voegt een pagina als achterblad toe. U kunt dit opgeven wanneer "Auto" niet is geselecteerd voor de papierlade.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 9.5.8 9-18 Stamp/Composition Functienaam Optie Beschrijving Copy Protect ON/OFF Drukt een speciaal patroon af om kopiëren te voorkomen. U kunt items, posities en de compositie die moeten worden afgedrukt, opgeven door op de knop [Settings] te klikken. [Settings] — Raadpleeg "Kopieerbeveiliging bewerken" op pagina 9-19 voor meer informatie. Date/Time ON/OFF U kunt de datum en tijd op een document afdrukken.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 Kopieerbeveiliging bewerken Functienaam Beschrijving Characters integreert de geselecteerde tekenreeks in een patroon. U kunt een vooraf geregistreerde tekenreeks (algemene stempel) opgeven of een tekenreeks die op deze machine is geregistreerd (geregistreerde stempel). Date/Time integreert de geselecteerde datum en tijd in een patroon. Door op de knop [Edit] onder "Format" te klikken, kunt u het weergavetype of de tijdnotatie opgeven.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 De volgende instellingen zijn beschikbaar wanneer "Copy Protect" is geselecteerd. Functienaam Beschrijving Copy Protect Integreert een verborgen patroon dat op niet-toegelaten kopieën verschijnt. Pattern Definieert de integratiemethode van een patroon. Pattern Overwrite Definieert de volgorde voor het afdrukken van een patroon op het origineel. Background Pattern Definieert de achtergrond van het patroon. Adjust Color Definieert de kleur van het patroon.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 Datum/tijd bewerken Functienaam Beschrijving Format Toont de notatie voor de datum en tijd die moeten worden afgedrukt. Pages to Print Hiermee geeft u de pagina's op waarop de datum en tijd moeten worden -afgedrukt. Text Color Definieert de tekstkleur die wordt gebruikt voor het afdrukken. Print Position Definieert de afdrukpositie.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9 Koptekst/voettekst bewerken 9-22 Functienaam Beschrijving Recall Header/Footer Selecteert de koptekst-/voettekstinstellingen die in deze machine zijn geregistreerd. Distribution Control Number Drukt het aantal kopieën in de koptekst en voettekst af wanneer meerdere kopieën worden afgedrukt. Het startnummer of het aantal cijfers dat wordt weergegeven, kan worden opgegeven. Pages Definieert de pagina's waarop de koptekst en voettekst moeten worden afgedrukt.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.5.9 9 Quality Functienaam Optie Beschrijving Select Color Full Color, Gray Scale Definieert de kleur die moeten worden afgedrukt. Glossy Mode ON/OFF Drukt af met een glanzende afwerking. Toner Save ON/OFF Beheert de afdrukdensiteit en bespaart het tonerverbruik. Edge Enhancement ON/OFF Markeert de rand van tekens, grafieken en afbeeldingen om kleine tekens zichtbaarder te maken. U kunt dit opgeven wanneer "Gray Scale" is geselecteerd voor de kleur.
9 9-24 Afdrukfunctie van Mac OS X CS 193/173/163
10 Afdrukfunctie van Mac OS X 9.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10 Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10.1 Afdrukbewerkingen 10 De afdrukopdrachten worden opgegeven vanaf de toepassingssoftware. 1 Open de gegevens in de toepassing, klik op de knop [File] en klik vervolgens in het menu op "Print". – Als het menu niet beschikbaar is, klikt u op de knop [Print]. Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend. 2 Controleer of een geschikte printer is geselecteerd onder "Printer".
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10 10.2 Het printerstuurprogramma initialiseren Wanneer u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, moet u de initialisatievoorwaarden, zoals de opties voor de dagelijkse afdruk en de functies van de machine, inschakelen via het printerstuurprogramma. 2 Let op Als de modelnaam en de geïnstalleerde opties niet zijn opgegeven, kunnen de optiefuncties niet worden gebruikt vanaf het printerstuurprogramma.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10.2.2 10 Registratie van de standaardinstellingen De instellingen die zijn opgegeven voor de functies van deze machine wanneer wordt afgedrukt, kunnen alleen worden toegepast tijdens het gebruik van de toepassing. Wanneer de toepassing wordt afgesloten, worden de instellingen opnieuw ingesteld naar de standaardwaarden. ! Detail Raadpleeg "Parameterdetails" op pagina 10-6 voor de werking en instellingen van het printerstuurprogramma.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10 10.3 Parameterdetails De functies voor het printerstuurprogramma worden opgegeven in het dialoogvenster Page Attributes dat wordt opgeroepen vanaf het dialoogvenster Page Setup of in het dialoogvenster Layout/Finish dat wordt opgeroepen vanaf het dialoogvenster Print. 10.3.1 Page Attributes % Selecteer in het menu [File] de optie "Page Setup" (of "Paper Setup"). Functienaam Beschrijving Paper Stelt het papierformaat voor de uitvoer in.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10.3.2 10 Custom Page Size instellen Selecteer "Custom Paper Size" in het dialoogvenster Page Setting. 1 Selecteer in het menu [File] de optie "Paper Setup" (of "Page Setup"). 2 Selecteer "Custom Page Sizes". 3 Klik op [Add]. 4 Geef de instellingen op voor het volgende: – – – – 5 Paper Size: definieert het bedoelde papierformaat. Margins: definieert de papiermarges.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10 10.3.3 General % 10.3.4 Functienaam Beschrijving Copies Definieert het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt. Collated Bepaalt of meerdere kopieën moeten worden afgedrukt door ze te sorteren. Pages Definieert het bereik dat moet worden afgedrukt. Paper Source Selecteert de papierlade die moet worden gebruikt Layout (Pages per sheet) % 10-8 Selecteer in het menu [File] de opdracht "Print". U kunt opgeven om meerdere pagina's op één pagina afdrukken.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10.3.5 10 Printerspecifieke opties (Finishing Options 1 tot 5) Definieert de printerspecifieke opties. Deze opties worden opgegeven wanneer functies van deze machine, zoals nieten en perforeren, moeten worden gebruikt. Functienaam Beschrijving Offset Definieert de verschuiving. Output Tray Selecteert de uitvoerlade. Binding Direction Selecteert de inbindrichting. Print Type Performs 2-sided printing. Combination Drukt een boekje af.
Afdrukfunctie van Mac OS X 9.2 10 Functienaam Beschrijving Color Settings (Graphic) Past de kleurkwaliteit van een tabel en grafiek in het origineel aan de tekst- en fotoinstellingen aan. Smoothing (Graphic) Past het verzachten van een tabel en grafiek in het origineel aan de tekst- en fotoinstellingen aan. Toner Save Beheert de afdrukdensiteit en bespaart het tonerverbruik. Edge Enhancement Markeert de rand van tekens, grafieken en afbeeldingen om kleine tekens zichtbaarder te maken.
11 Gedetailleerde functiebeschrijving
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Gedetailleerde functiebeschrijving 11.1 Testafdruk 11 De functie Testafdruk is een functie die wordt gebruikt wanneer meerdere kopieën worden afgedrukt. Hiermee kan de machine één kopie uitvoeren en pauzeren voordat het resterende aantal kopieën wordt afgedrukt. Hiermee vermijdt u dat er fouten optreden tijdens het kopiëren.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Voor Macintosh OS X 1 Open het dialoogvenster "Output Method". 2 Selecteer "Proof Print" in de opties onder "Output Method". 3 Bepaal het aantal exemplaren dat moet worden afgedrukt. Eén kopie wordt afgedrukt voor controle. 2 Opmerking Selecteer in OS 9.2 de optie "Output Method" in het dialoogvenster "Finishing Option 3".
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.1.2 11 Een opdracht oproepen vanaf het bedieningspaneel 1 Druk op [Opdr.lijst] op het hoofdbedieningspaneel en druk vervolgens op [Contr.details]. – Raadpleeg de handleiding – Kopieerbewerkingen voor meer informatie over het gebruik van de toetsen op het bedieningspaneel. Het afdrukscherm verschijnt. 2 Druk terwijl [Huidige opdrachten] wordt weergegeven op [Vastgeh. opdr. vr.]. Het scherm Vastgehouden opdrachten vrijgeven wordt weergegeven.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 3 Selecteer de opdracht die moet worden afgedrukt in de opdrachtlijst. – – – 4 Ga verder met stap 6 om het resterende aantal kopieën af te drukken. Ga verder met stap 4 om de afdrukinstellingen te wijzigen. Als de opdracht die u wilt vrijgeven, niet wordt weergegeven, druk dan op [+] of [,] tot de gewenste opdracht wordt weergegeven.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.2 11 Afdruk beveiligen De functie Afdruk beveiligen slaat de afdrukopdrachten op in de Afdruk beveiligen gebruikersbox op de machine. Aangezien een opdracht alleen wordt uitgevoerd wanneer de ID en het wachtwoord via het bedieningspaneel worden ingevoerd, is dit een nuttige functie voor het uitvoeren van vertrouwelijke documenten.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 3 Voer de ID en het wachtwoord in. – 4 Wanneer de wachtwoordregels op deze machine zijn ingeschakeld, worden de wachtwoorden die kunnen worden gebruikt met Afdruk beveiligen beperkt en worden de opdrachten verwijderd wanneer een wachtwoord dat niet voldoet aan deze wachtwoordregels, wordt ingevoerd. Raadpleeg de handleiding – Kopieerbewerkingen voor meer informatie over de wachtwoordregels. Druk het document af.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Voor Macintosh OS X 1 Open het dialoogvenster "Output Method". 2 Selecteer "Secure Print" in de vervolgkeuzelijst "Output Method". 3 Voer de ID en het wachtwoord in. – 4 Wanneer de wachtwoordregels op deze machine zijn ingeschakeld, worden de wachtwoorden die kunnen worden gebruikt met Afdruk beveiligen beperkt en worden de opdrachten verwijderd wanneer een wachtwoord dat niet voldoet aan deze wachtwoordregels, wordt ingevoerd.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.2.2 Een opdracht oproepen vanaf het bedieningspaneel Opdrachten "Afdruk beveiligen" worden opgeslagen in Afdruk beveiligen gebruikersbox. Om een beveiligd document af te drukken, zijn de ID en het wachtwoord die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven, vereist. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Kopieerbewerkingen voor meer informatie over het gebruik van de toetsen op het bedieningspaneel.
Gedetailleerde functiebeschrijving 3 Geef de ID op voor het beveiligde document en druk vervolgens op [OK]. 4 Geef het wachtwoord op voor het beveiligde document en druk vervolgens op [OK]. 11 De lijst met de beveiligde afdrukdocumenten die overeenkomt met de ID en het wachtwoord, wordt weergegeven. 5 Selecteer het document dat u wilt afdrukken en druk vervolgens op [Printen].
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 6 Wijzig, indien nodig, de afdrukinstellingen. 7 Druk op [Start] of druk op het bedieningspaneel op de toets [Start]. – Druk op [Annuleren] om het afdrukken van de opdracht te annuleren. Het document wordt afgedrukt.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Wanneer "Toegangsmethode beveiligde documenten" is ingesteld op "Modus 2" 1 Druk op de toets [Box] op het bedieningspaneel van deze machine en druk vervolgens op [Document] afdrukken. 2 Selecteer [Systeem] en druk vervolgens op [Beveiligd afdrukken Gebruikersbox]. 3 Geef de ID op voor het beveiligde document en druk vervolgens op [OK]. De lijst met de beveiligde afdrukdocumenten die overeenkomt met de ID, wordt weergegeven.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 4 Selecteer het document dat u wilt afdrukken en druk vervolgens op [Wachtwoord invoeren]. – 5 De inhoud en een voorbeeld van het document kunnen worden gecontroleerd door te drukken op [Lijstweergave]. Geef het wachtwoord op voor het beveiligde document en druk vervolgens op [OK].
Gedetailleerde functiebeschrijving 7 Wijzig, indien nodig, de afdrukinstellingen. 8 Druk op [Start] of druk op het bedieningspaneel op de toets [Start]. 11 – Druk op [Annuleren] om het afdrukken van de opdracht te annuleren. Het document wordt afgedrukt.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.3 Opslaan in gebr.mailbox De functie Opslaan in gebr.mailbox slaat de afdrukopdrachten op in de gebruikersbox op de machine. Omdat een gebruikersbox kan worden opgegeven vanaf het bedieningspaneel om een opdracht uit te voeren. Deze functie is ook nuttig voor documentdistributie. Gebruik tijdens de afdrukken het printerstuurprogramma om "Opslaan in gebr.mailbox" op te geven en gebruik het bedieningspaneel om de uitvoer of verzending uit te voeren.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 3 Voer de bestandsnaam van het document en de gebruikersboxnummer in voor de opslaglocatie. 4 Druk het document af. 2 Let op De bestandsnaam en het gebruikersboxnummer die vereist zijn om op te slaan in een gebruikersbox kunnen vooraf worden geregistreerd in het dialoogvenster Gebruikersinstellingen op het tabblad Basis.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Voor Macintosh OS X 1 Open het dialoogvenster "Output Method". 2 Selecteer "Save in User Box" of "Save in User Box and Print" in de vervolgkeuzelijst "Output Method". 3 Voer de bestandsnaam van het document en de gebruikersboxnummer in voor de opslaglocatie. – 4 11-18 Schakel het selectievakje "Save Settings" in om de opgegeven instellingen op te slaan.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.3.2 11 Een opdracht oproepen vanaf het bedieningspaneel De opdrachten "Opslaan in gebr.mailbox" en "Opsl. in gebr.mailbox/Afdr." worden opgeslagen in een gebruikersbox met het opgegeven nummer. Om een document dat in een gebruikersbox is opgeslagen af te drukken, opent u de opgegeven gebruikersbox om het document op te halen. Als een wachtwoord is opgegeven voor de gebruikersbox, is het gebruikersboxwachtwoord vereist.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 2 Selecteer het gewenste gebruikersboxnummer en druk vervolgens op [OK]. Gebruikersboxen worden geclassificeerd als openbaar, persoonlijk of groep. Geef de gewenste gebruikersbox op in de classificatie van de opgeslagen gebruikersbox. Het gebruikersboxnummer kan worden gebruikt om de doelbox rechtstreeks op te geven. – – 3 Ga verder met stap 3 als een wachtwoord is opgegeven voor de gebruikersbox.
Gedetailleerde functiebeschrijving 4 11 Selecteer het document dat u wilt afdrukken en druk vervolgens op [Printen]. – Documenten die in gebruikersboxen zijn opgeslagen, kunnen worden verzonden via e-mail of fax Raadpleeg de handleiding – Boxbewerkingen voor details over de gebruikersboxfuncties van deze machine. 5 Wijzig, indien nodig, de afdrukinstellingen. 6 Druk op [Start] of druk op het bedieningspaneel op de toets [Start]. – Druk op [Annuleren] om het afdrukken van de opdracht te annuleren.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.4 Afdrukken op een machine waarop de gebruikersauthenticatie is ingesteld Wanneer de gebruikersauthenticatie werd opgegeven op de machine, moeten een gebruikersnaam en wachtwoord worden ingevoerd voor het afdrukken.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.4.1 11 Het printerstuurprogramma instellen Voor Windows 1 Klik op de knop [Eigenschappen] of [Detail instelling] in het dialoogvenster Afdrukken om het dialoogvenster Voorkeursinstellingen weer te geven. 2 Klik op het tabblad Basis. 3 Klik op de knop [Authenticatie/Gebr.registratie]. 4 Selecteer "Geadresseerde gebruiker" en voer vervolgens de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 5 Klik op de knop [OK] en geef de gewenste instellingen op. Druk vervolgens het document af. – Als de ingevoerde gebruikersnaam een naam is die op de machine is geregistreerd, wordt de opdracht afgedrukt en meegeteld als een opdracht voor de opgegeven gebruiker. 2 Let op Als de instellingen voor de gebruikersauthenticatie niet zijn opgegeven op het tabblad Configureren, kan de gebruikersauthenticatie niet worden uitgevoerd.
Gedetailleerde functiebeschrijving 4 11 Selecteer "Recipient User" en voer vervolgens de gebruikersnaam en het wachtwoord in. – Als de machine werd ingesteld om openbare gebruikers toe te staan, kan "Public User" worden geselecteerd om toegang te krijgen tot de machine. 2 Opmerking Schakel het selectievakje "Save Settings" in om de opgegeven instellingen op te slaan.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.5 Afdrukken met de machine waarop de functie Gebruikersregistratie is ingesteld Wanneer de functie Gebruikersregistratie is ingeschakeld op de machine, voert u de afdelingsnaam (of een wachtwoord) in wanneer u een opdracht afdrukt.
Gedetailleerde functiebeschrijving 4 Voer de afdelingsnaam en het wachtwoord in. – 5 11 Het wachtwoord kan ook vooraf worden ingesteld in het printerstuurprogramma als een standaardwaarde, zodat het niet voor elke opdracht moet worden ingesteld. Klik op de knop [OK] en geef de gewenste instellingen op. Druk vervolgens het document af. Als het ingevoerde wachtwoord een wachtwoord is dat op deze machine is geregistreerd, wordt de opdracht afgedrukt en meegeteld als een opdracht voor de afdeling.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Voor Macintosh OS X 1 Selecteer in het menu "File" de optie "Print". 2 Selecteer "Output Method". 3 Schakel het selectievakje "Account Track" in. 4 Voer de afdelingsnaam en het wachtwoord in. 2 Opmerking Schakel het selectievakje "Save Settings" in om de opgegeven instellingen op te slaan. Als het selectievakje "Do not show this window when setting" is ingeschakeld, wordt het dialoogvenster niet weergegeven wanneer de functie is opgegeven.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.6 11 Touch and Print Wanneer een optionele authenticatie-eenheid (biometrisch type) of een authenticatie-eenheid (IC-kaarttype) wordt gebruikt, worden de gebruikersauthenticatie en het afdrukken ingeschakeld door de authenticatieeenheid gewoon aan te raken met de vinger of een IC-kaart. Deze functie wordt Touch and Print genoemd.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 ! Detail Raadpleeg de handleiding van de authenticatie-eenheid voor details over het gebruik van de authenticatie-eenheid.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.7 11 Een door de gebruiker gedefinieerd codeerwachtwoord opgeven De machine en het printerstuurprogramma communiceren onderling door het coderen van een gebruikerswachtwoord, een accountwachtwoord of een beveiligd document-wachtwoord door middel van een gewone codeersleutel.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 4 Voer het codeerwachtwoord in en druk op [OK]. 5 Voer het codeerwachtwoord opnieuw in en druk op [OK]. Dit stelt het codeerwachtwoord in. 2 Opmerking Gebruik 20 alfanumerieke tekens wanneer u het codeerwachtwoord invoert. Geef hetzelfde codeerwachtwoord op voor de machine en het printerstuurprogramma. Een codeersleutel die een reeks van hetzelfde teken gebruikt, is ongeldig.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.7.2 11 Het printerstuurprogramma instellen De volgende drie printerstuurprogramma's ondersteunen het instellen van deze functie: PCL-printerstuurprogramma voor Windows (PCL-stuurprogramma) PostScript-printerstuurprogramma voor Windows (PostScript-stuurprogramma) PostScript PPD-printerstuurprogramma voor Mac OS X Voor Windows 1 Open het scherm Eigenschappen.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 Voor Macintosh OS X 1 Open het dialoogvenster Output Method. 2 Klik op de knop [Detail Settings]. Het dialoogvenster Detail Settings wordt weergegeven. 3 Selecteer "Administrator Settings" en klik vervolgens op de knop [Settings]. Het dialoogvenster Beheerderinstelling wordt weergegeven. 4 Schakel het selectievakje "Encryption Passphrase" in en voer het codeerwachtwoord in.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 2 Opmerking Gebruik 20 alfanumerieke tekens wanneer u het codeerwachtwoord invoert. Geef hetzelfde codeerwachtwoord op voor de machine en het printerstuurprogramma. Een codeersleutel die een reeks van hetzelfde teken gebruikt, is ongeldig.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.8 ICC-profielinstelling Het printerstuurprogramma heeft een functie op ICC-profielen op te geven die op de machine zijn geregistreerd tijdens het uitvoeren van een afdrukopdracht. 2 Opmerking Om de standaardinstelling voor het ICC-profiel dat op de machine is geregistreerd op te geven, gaat u naar [ICC-profielinstelling]. Raadpleeg "ICC-profielinstelling" op pagina 11-36 voor meer informatie.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.8.2 11 Het printerstuurprogramma voor Macintosh OS X instellen 1 Open het dialoogvenster Quality. 2 Klik op de knop [Quality Adjustment]. Het dialoogvenster Quality Adjustment wordt weergegeven. 3 Selecteer relevante items voor "RGB Source", "Destination Profile" en "Simulation Profile" volgens het type document dat moet worden afgedrukt. – Hiermee is het mogelijk ICC-profielen die in het printerstuurprogramma zijn geregistreerd, te selecteren.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.9 ICC-profielen in het printerstuurprogramma registreren Extra ICC-profielen die werden gedownload en aan de machine werden toegevoegd, kunnen in het printerstuurprogramma worden geregistreerd. Tijdens het afdrukken kan een geregistreerd ICC-profiel worden opgegeven.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 4 Controleer of een lijst met beschikbare profielen die extra op de machine werden geregistreerd, wordt weergegeven. 5 Klik op het tabblad en selecteer een type kleurenprofiel. 6 Selecteer een gewenst profiel in de lijst "Beschikbaar profiel" en klik vervolgens op de knop [Toev.]. – Om de huidige stuurprogramma-instellingen als een profiel op te slaan, klikt u op de knop [Nieuw] en voert u een bestandsnaam en een profielnaam in.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.9.2 Het printerstuurprogramma voor Macintosh OS X instellen 1 Open het dialoogvenster Quality. 2 Klik op de knop [Quality Adjustment]. Het dialoogvenster Quality Adjustment wordt weergegeven. 3 Klik op de knop [Manage Profile]. – De functie Color Profile Management communiceert met de machine om profielen die op de machine beschikbaar zijn, te lezen. Deze functie is niet beschikbaar tenzij de verbinding is ingeschakeld voor het communiceren met de machine.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 4 Controleer of een lijst met beschikbare profielen die extra op de machine werden geregistreerd, wordt weergegeven. 5 Selecteer een type kleurprofiel in de vervolgkeuzelijst. 6 Selecteer een gewenst profiel in de lijst "Available Profile" en klik vervolgens op de knop [Add]. – Om de huidige stuurprogramma-instellingen als een profiel op te slaan, klikt u op de knop [New] en voert u een bestandsnaam en een profielnaam in.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11.10 Functie Lang papier afdrukken Door de instellingen voor het afdrukken van lang papier op te geven op het bedieningspaneel, kunt u afdrukken op papier met een formaat tot 47-1/4" (1.200 mm) dat wordt uitgevoerd via de handinvoer. In het volgende gedeelte wordt naar het instellen van en afdrukken op lang papier verwezen als afdrukken op lang papier. 11.10.1 Kopieerpapier Toepasselijk papier 11.10.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11.10.4 11 Afdrukken 1 Druk op de toets [Hulpprogramma] op het bedieningspaneel. 2 Druk op [6 Lang papier afdrukken]. 3 Druk op [Toestaan] en daarna op [OK]. 4 Open de handinvoer. 5 Installeer de montagekit op de handinvoer. 6 Zet de geleider van de montagekit rechtop. 7 Plaats het papier zover mogelijk in de invoer, waarbij de afdrukzijde naar beneden is gericht.
Gedetailleerde functiebeschrijving 11 11-44 8 Schuif de zijgeleiders van de handinvoer zodat ze zijn aangepast aan het formaat van het papier dat wordt geladen. 9 Verzend of druk de documentgegevens van het lang papierformaat af via de computer. 10 Druk op [Einde] om het afdrukken van de opdracht te voltooien. 11 Selecteer [Ja] en druk vervolgens op [OK].
12 Instellingen op het bedieningspaneel
Instellingen op het bedieningspaneel 12 Instellingen op het bedieningspaneel 12.1 Het scherm Gebruikersinstelling weergeven 1 Druk op de toets [Hulpprogramma]. 2 Druk op [2 Gebruikersinst.]. 12 Het scherm Gebruikersinstelling wordt weergegeven.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 2 Opmerking U kunt een item ook selecteren door op het toetsenbord te drukken op de toets voor het cijfer naast de gewenste knop. Druk voor [2 Gebruikersinst.] op de toets [2] van de cijfertoetsen. Om het opgeven van instellingen in de functie Hulpprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Hulpprogramma]. U kunt de Hulpprogrammamodus ook afsluiten door in elke scherm te drukken op [Sluit] tot het scherm voor de modus Kopie, Fax, Scan of Box opnieuw verschijnt.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2 Gebruikersinstelling 12.2.1 PDL instelling 12 U kunt de instellingen opgeven voor de paginabeschrijvingstaal. (Standaardinstelling: Auto) Auto: schakelt automatisch tussen PCL en PS. PCL: gebruikt alleen PCL. PS: gebruikt alleen PS. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12-6 3 Druk op [PDL instelling]. 4 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.2 12 Aantal kopieën U kunt het standaard aantal kopieën opgeven. (Standaardinstelling: 1) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [1 Basisinstellingen]. 3 Druk op [Aantal sets].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.3 Origineel richting U kunt de standaard afdrukrichting instellen. (Standaardinstelling: Staand) Staand: drukt de afbeelding staand af op de pagina. Liggend: drukt de afbeelding liggend af op de pagina. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 12-8 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [1 Basisinstellingen].
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.4 12 Spool printopdrachten op HDD voorafgaand aan RIP. U kunt instellen of een wachtrij moet worden gebruikt. (Standaardinstelling: AAN) AAN: wanneer de volgende opdracht wordt ontvangen tijdens het verwerken van een opdracht, worden de afdrukgegevens opgeslagen op de HDD. UIT: de afdrukgegevens worden niet opgeslagen op de HDD. 2 Let op Wijzig de instelling niet naar "UIT" voor normaal gebruik. Het afdrukken kan mislukken.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.5 A4/A3 <=> LTR/LGR Auto schakel Wanneer het papier op het formaat dat met het printerstuurprogramma is opgegeven, niet in de lade is geplaatst, wordt de formaatconversie tussen A4 en Letter of tussen A3 en Ledger uitgevoerd om papier van het meest benaderende formaat te gebruiken. (Standaardinstelling: UIT) 2 Opmerking De afbeelding kan beschadigd zijn omdat het afdrukken wordt geforceerd.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.6 12 Instelling lang papier U kunt bepalen of bannerpagina's (omslagpagina's) moeten worden afgedrukt met de afzender van de afdrukopdracht en de titel. (Standaardinstelling: UIT) AAN: drukt bannerpagina's af. UIT: drukt geen bannerpagina's af. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.7 Aanpassing inbindrichting U kunt instellen of de inbindpositie moet worden aangepast voor dubbelzijdig afdrukken. (Standaard instelling: Prioriteit afwerking) Om de afdrukefficiëntie te verhogen, selecteert u "Prioriteit productiviteit". Als de gewenste inbindpositie en breedte niet kunnen worden bereikt, selecteer dan "Prioriteit afwerking".
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.8 12 Papierlade U kunt de standaardinstelling voor de papierlade opgeven. (Standaardinstelling: Auto) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling]. 3 Druk op [Papiercassette].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 4 Druk op de knop voor de gewenste papierlade. – 5 12-14 Om de papierlade automatisch te selecteren, drukt u op [Auto]. Druk op [OK].
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.9 12 Papierformaat U kunt de standaardinstelling voor het papierformaat opgeven. (Standaard instelling: varieert afhankelijk van het gebied) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling]. 3 Druk op [Papierformaat]. 4 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.10 2-zijdige afdruk U kunt de standaardinstelling voor dubbelzijdig afdrukken opgeven. (Standaardinstelling: UIT) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 12-16 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling]. 3 Druk op [2-zijdige afdruk]. 4 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.11 12 Inbindpositie U kunt de standaard inbindpositie voor dubbelzijdig afdrukken opgeven. (Standaardinstelling: Links binden) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling]. 3 Druk op [Inbindpositie]. 4 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.12 Nieten U kunt de nietinstelling opgeven wanneer de gegevens die moeten worden afgedrukt geen informatie over de nietinstelling bevatten. (Standaardinstelling: UIT) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling]. 3 Druk op [Nieten].
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.13 12 Perforeren U kunt de perforeerinstelling opgeven wanneer de gegevens die moeten worden afgedrukt geen informatie over de perforeerinstelling bevatten. (Standaardinstelling: UIT) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.14 Papierlade lang papier Selecteer de papierlade die moet worden gebruikt voor het afdrukken van lang papier. (Standaardinstelling: Auto) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 12-20 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [2 Papierinstelling]. 3 Druk op papier]. 4 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.15 12 Lettertype-instellingen U kunt de standaard lettertype-instelling opgeven. (Standaardinstelling: Courier) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [3 PCL instelling]. 3 Druk op [1 Lettertype-instelling].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 4 Druk op [Printerlettertype]. – 5 Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – 6 12-22 Als er gedownloade lettertypen beschikbaar zijn, kunt u ook [Downloadlettertype] selecteren. Druk op of om de pagina's te schakelen en druk vervolgens op de knop voor de gewenste instelling. U kunt het geselecteerde lettertypenummer en de eenheden van de lettertypegrootte controleren. Druk op [OK].
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.16 12 Symbolenset U kunt de standaardinstelling voor de lettertypesymbolenset opgeven. (Standaard instelling: varieert afhankelijk van het gebied) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [3 PCL instelling]. 3 Druk op [2 Symbolenset]. 4 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.17 Lettertypegrootte U kunt de standaardinstelling voor de lettertypegrootte opgeven. (Standaardinstellingen: Schaalbaar lettertype – 12,00 punten; Bitmaplettertype – 10,00 pitch) Schaalbaar lettert.: geeft de lettertypegrootte aan in punten. Bitmap lettertype: geeft de breedte op van lettertypen met een vast breedte in pitches.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.18 12 Lijn/pagina U kunt het aantal regels per pagina opgeven wanneer u tekst afdrukt. (Standaard instelling: varieert afhankelijk van het gebied) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [3 PCL instelling]. 3 Druk op [4 Lijn/pagina].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.19 CR/LF mapping U kunt de CR/LF-vervangmethode opgeven wanneer u tekstgegevens afdrukt. (Standaardinstelling: UIT) [Modus 1]: vervangt CR door CR-LF. [Modus 2]: vervangt LF door CR-LF. [Modus 3]: vervangt door CR-LF. [UIT]: voert geen vervanging uit. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 12-26 1 Druk op [5 Afdrukinstel.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.2.20 12 PS fout afdruk U kunt bepalen of het foutbericht moet worden afgedrukt wanneer er een fout optreedt tijdens de PS-rastering. (Standaardinstelling: UIT) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. 1 Druk op [5 Afdrukinstel.] in het scherm Gebruikersinstelling. 2 Druk op [4 PS instelling]. 3 Druk op [PS fout afdruk].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 4 12.2.21 Druk op de knop voor de gewenste instelling. ICC-profielinstelling U kunt de standaard profielinstelling die in het printerstuurprogramma wordt weergegeven, opgeven. ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling. Raadpleeg "ICC-profielinstelling" op pagina 11-36 voor de procedure voor het selecteren van ICCprofielen in het printerstuurprogramma.
Instellingen op het bedieningspaneel 4 Druk op de gewenste parameter. 5 Druk op het gewenste profiel.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.2.22 Controle XPS Digitale handtekening U kunt een instelling opgeven om de controle van de digitale handtekening al dan niet uit te voeren in XPSafdruk. Wanneer "AAN" is geselecteerd voor de handtekeningverificatie, wordt het document zonder een geldige handtekening niet afgedrukt. (Standaardinstelling: UIT) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Gebruikersinstelling weergeven" op pagina 12-3 voor details over het weergeven het scherm Gebruikersinstelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 4 12.2.23 12 Druk op de knop voor de gewenste instelling. Afdrukrapporten Deze functie voert rapporten uit. U kunt de volgende vier rapporttypen uitvoeren. Hier wordt de rapportuitvoermethode toegelicht voor een voorbeeld om de PCL lettertypelijst uit te voeren. Configuratiepagina: voert een lijst uit van de instellingen van deze machine. Demopagina: voert een testpagina uit. PCL lettertypelijst: voert de PCL-lettertypelijst uit.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12-32 3 Druk op de knop voor de gewenste instelling. 4 Druk op de knop voor de gewenste papierlade en druk op [1-zijdig] of [2-zijdig]. 5 Om een rapport af te drukken, drukt u op [Start] of op de toets [Start].
Instellingen op het bedieningspaneel 12.3 12 Het scherm Beheerderinstelling weergeven 1 Druk op de toets [Hulpprogramma]. 2 Druk op [3 Beheerderinstelling]. 3 Voer het wachtwoord in en druk op [OK]. – – CS 193/173/163 Wanneer u het scherm Toepassing instelt, kunt u ook een instelling selecteren door met de cijfertoetsen het cijfer naast de gewenste knop in te voeren. Om [3 Beheerderinstelling] te selecteren, drukt u op de toets [3] van de cijfertoetsen.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 Het scherm Beheerderinstelling wordt weergegeven. 2 Opmerking Om het opgeven van instellingen in de functie Hulpprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Hulpprogramma]. U kunt de Hulpprogrammamodus ook afsluiten door in elke scherm te drukken op [Sluit] tot het scherm voor de modus Kopie, Fax, Scan of Box opnieuw verschijnt. Om terug te keren naar het menu Hulpprogramma, drukt u op [Sluit] tot het gewenste scherm verschijnt.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.4 12.4.1 12 Beheerderinstelling Afdruk/faxuitvoerinst. U kunt bepalen of de gegevens nadat ze zijn ontvangen of tijdens het ontvangen moeten worden afgedrukt. U kunt deze functie respectievelijk opgeven voor het afdrukken en voor het faxen. (Standaardinstellingen: Printer – Pagina afdrukken; Fax – Batch afdrukken) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-33 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 5 Druk op de knop voor de gewenste instelling. De timing voor het afdrukken van gegevens is ingesteld. 2 Opmerking Als "Batch afdrukken" is geselecteerd, wordt het afdrukken gestart nadat alle gegevens zijn ontvangen en de afdrukopdracht in wachtrij is geplaatst. Als "Pagina afdruk" is geselecteerd, wordt het afdrukken gestart nadat de gegevens voor de eerste pagina zijn ontvangen en de afdrukopdracht in wachtrij is geplaatst. 12.4.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.4.3 12 Beveil.afdrukbest.verwijderen Deze functie verwijdert alle opgeslagen documenten die met Beveiligd afdrukken werden afgedrukt. 1 Druk op [1 Systeeminst.] in het scherm Beheerderinstelling. 2 Druk op [0 Gebruikersboxinstelling] in het scherm Systeeminstelling. 3 Druk op [2 Beveil.afdrukbest.verwijderen] in het scherm Gebruikersboxinstelling. 4 Druk op [Ja] om de beveiligde afdrukdocumenten te verwijderen. 5 Druk op [OK].
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.4.4 Auto verwijderen beveiligd bestand U kunt de duur opgeven waarna een beveiligd document wordt verwijderd nadat het is opgeslagen. 12-38 1 Druk op [1 Systeeminst.] in het scherm Beheerderinstelling. 2 Druk op [0 Gebruikersboxinstelling] in het scherm Systeeminstelling. 3 Druk op [3 Beveil.afdrukbest.verwijderen] in het scherm Gebruikersboxinstelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.4.5 12 Print zonder authenticatie U kunt opgeven of afdrukopdrachten zonder een opgegeven gebruikersnaam of wachtwoord mogen worden afgedrukt wanneer deze machine de Gebruikersauthenticatie of Gebruikersregistratie uitvoert.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.4.6 I/F time-out U kunt de tijd instellen tot een time-out voor de communicatie optreedt voor de USB- of netwerkinterface. (Standaardinstelling: 60 sec) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-33 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. 1 Druk op [7 Afdrukinstel.] in het scherm Beheerderinstelling. 2 Druk in het scherm Printerinstelling op de knop voor de gewenste interface-instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.4.7 12 XPS-fouten afdrukken U kunt bepalen of het foutbericht moet worden afgedrukt wanneer er een fout optreedt tijdens de XPS-afdruk. (Standaardinstelling: UIT) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-33 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. 1 Druk op [7 Afdrukinstel.] in het scherm Beheerderinstelling. 2 Druk op [XPS-fouten afdrukken]. 3 Druk op de knop voor de gewenste instelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12 12.4.8 Printdata capture U kunt bepalen of het opnemen van de gegevens van een afdrukopdracht is toegestaan of verboden. (Standaardinstelling: Toegest.) ! Detail Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-33 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Raadpleeg uw leverancier voor details over het opnemen van een afdrukopdracht. 1 Druk op [Beveiligingsinstellingen] in het scherm Beheerderinstelling.
Instellingen op het bedieningspaneel 12.4.9 12 Instelling wachtwoordcodering stuurprogramma Deze functie maakt het mogelijk het gebruik van de fabrieksstandaard in te stellen of deze te wijzigen naar een door de gebruiker gedefinieerd codeerwachtwoord voor de algemene codeersleutel die moet worden toegevoegd aan afdrukopdrachten. (Standaard instelling: Fabriekswaarden gebruiken) Door gebruiker gedefinieerd: stel een codeerwachtwoord in. Voer een codeerwachtwoord van 20 tekens in.
12 12-44 Instellingen op het bedieningspaneel CS 193/173/163
13 Web Connection
Web Connection 13 13 Web Connection 13.1 Web Connection gebruiken Web Connection is een hulpprogramma voor apparaatbeheer dat wordt ondersteund door de HTTP-server die is geïntegreerd in de printercontroller. Wanneer u een webbrowser gebruikt op een computer die met het netwerk is verbonden, kunt u machine-instellingen opgeven en de status van de machine controleren.
Web Connection 13 13.1.3 Cache webbrowser De pagina's van Web Connection zullen mogelijk niet de recentste informatie weergeven omdat oudere versies van de pagina's in het cachegeheugen van de webbrowser zijn opgeslagen. Daarnaast kunnen er ook problemen optreden wanneer de cachefunctie wordt gebruikt. Schakel het cachegeheugen voor de webbrowser uit wanneer u Web Connection gebruikt. 2 Let op De menu's en opdrachten kunnen variëren afhankelijk van de versie van de webbrowser.
Web Connection 13.1.4 13 Structuur van de pagina's De pagina's van Web Connection zijn opgebouwd zoals hieronder weergegeven. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Nr. Item Beschrijving 1 Aanmeldingsnaam gebruiker Toont het pictogram van de huidige modus en de naam van de gebruiker die is aangemeld (public, administrator, user box administrator, registered user of account). Klik op de gebruikersnaam om de naam van de gebruiker die is aangemeld, weer te geven.
Web Connection 13 Nr. Item Beschrijving 9 Menu De informatie en instellingen voor het geselecteerde tabblad worden weergegeven. Het menu dat wordt weergegeven, verschilt afhankelijk van het geselecteerde tabblad. Tabbladen Selecteer de categorie van de pagina die moet worden weergegeven. De volgende tabbladen worden weergegeven in de gebruikersfunctie.
Web Connection 13.2 13.2.1 13 Aan- en afmelden Aanmelden en afmelden Wanneer Web Connection wordt gebruikt op de machine, verschijnt de aanmeldingspagina wanneer de instellingen voor de gebruikersauthenticatie en gebruikersregistratie werden opgegeven op de machine. Als de instellingen voor de gebruikersauthenticatie en gebruikersregistratie niet werden opgegeven, verschijnt een pagina voor de publieke gebruiker.
Web Connection 13 Wanneer de instellingen voor gebruikersauthenticatie en gebruikersregistratie zijn opgegeven Het scherm User Authentication/Account Track wordt weergegeven. 13-8 1 Voer de vereiste informatie in om u aan te melden. 2 Om u aan te melden als een andere gebruiker of een beheerder, moet u zich afmelden. 3 Meld u opnieuw aan.
Web Connection 13.2.2 13 Afmelden % Klik op de knop [Logout] bovenaan rechts in het venster om een bevestigingsdialoogvenster voor het afmelden weer te geven. Om opnieuw terug te keren naar de aanmeldingspagina, klikt u op de knop [OK]. ! Detail De aanmeldingspagina die verschijnt, kan verschillen afhankelijk van de authenticatie-instellingen die op de machine werden opgegeven.
Web Connection 13 13.2.3 Aanmelden Afhankelijk van de aanmeldingsmethode die wordt gebruikt, zal Web Connection in de gebruikersmodus of in de beheerdermodus zijn. Afhankelijk van de instelling voor de gebruikersauthenticatie of de gebruikersboxbeheerder, is het mogelijk in de gebruikersfunctie bij Web Connection aan te melden als beheerder of gebruikersboxbeheerder.
Web Connection 13 Aanmelden als een geregistreerde gebruiker Als de instellingen voor de gebruikersauthenticatie werden opgegeven op de machine, moet u de naam en het wachtwoord voor een geregistreerde gebruiker invoeren om te kunnen aanmelden. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in op de aanmeldingspagina en klik vervolgens op de knop [Login]. Als de instellingen voor de gebruikersregistratie werden opgegeven, geef dan de accountnaam en het wachtwoord op.
Web Connection 13 Aanmelden bij de beheerderfunctie Meld u aan op de beheerderfunctie om de systeem- en netwerkinstellingen op te geven. Selecteer "Administrator" op de aanmeldingspagina, voer het beheerderwachtwoord in en klik op de knop [Login]. ! Detail Wanneer u in de beheerdermodus bent aangemeld, wordt het bedieningspaneel van de machine geblokkeerd en kan deze niet worden gebruikt. Afhankelijk van de status van de machine, zult u zich mogelijk niet kunnen aanmelden op de beheerderfunctie.
Web Connection 13 Aanmelden als een gebruikersboxbeheerder Als er gebruikersauthenticatie-instellingen werden opgegeven voor de machine, kunt u zich in de gebruikersfunctie aanmelden als beheerder om opdrachten te verwijderen. Als de gebruikersboxbeheerders werden toegestaan in het bedieningspaneel, is het mogelijk in de gebruikersfunctie bij Web Connection aan te melden als gebruikersboxbeheerder. % Selecteer "Administrator" op de aanmeldingspagina en klik vervolgens op de knop [Login].
Web Connection 13 13.3 Overzicht van de gebruikersfunctie Door in de gebruikersfunctie aan te melden bij Web Connection, kunnen de volgende functies worden opgegeven. 2 Opmerking Raadpleeg Web Connection Help op de cd-rom Utilities voor meer informatie over de gebruikersfunctie. 13.3.1 Information Dit is de eerste pagina die wordt weergegeven wanneer u Web Connection opent.
Web Connection 13.3.2 13 Job Item Beschrijving Current Jobs De actieve opdracht en de opdrachten in wachtrij kunnen worden weergegeven. Job History De voltooide opdrachten kunnen worden weergegeven. Communication List De voltooide verzend- en ontvangstopdrachten kunnen worden weergegeven.
Web Connection 13 13.3.3 13-16 Box Item Beschrijving Open User Box Een momenteel gemaakte openbare, persoonlijke of groepsgebruikersbox kan worden geopend om op een opgeslagen document te werken of om de instellingen van de gebruikersbox te wijzigen. Create User Box Er kunnen nieuwe gebruikersboxen worden gemaakt. Open System User Box Geeft aan of de optionele faxkit is geïnstalleerd.
Web Connection 13.3.4 13 Direct Print Item Beschrijving Direct Print Bestanden die op een computer zijn opgeslagen, kunnen met deze machine worden opgegeven en afgedrukt.
Web Connection 13 13.3.5 Store Address Item Beschrijving Address Book De lijst van de adressen die op de machine zijn geregistreerd, kan worden weergegeven. Daarnaast kunnen bestemmingen worden geregistreerd of kunnen hun instellingen worden gewijzigd. Group De lijst van de groepsbestemmingen die op de machine zijn geregistreerd, kan worden weergegeven. Daarnaast kunnen bestemmingen worden geregistreerd of kunnen hun instellingen worden gewijzigd.
Web Connection 13.4 13 Overzicht van de beheerderfunctie Door in de beheerderfunctie aan te melden bij Web Connection, kunnen de volgende functies worden opgegeven. 2 Opmerking Raadpleeg de handleiding – Netwerkbeheerder voor meer informatie over de beheerderfunctie. 13.4.
Web Connection 13 Item Beschrijving Meter Count De tellers die door de machine worden beheerd, kunnen worden weergegeven. ROM Version De ROM-versie kan worden weergegeven. Import/Export De machine-instellingen kunnen worden opgeslagen als een bestand (geëxporteerd) of ze kunnen naar de machine worden geschreven (geïmporteerd). Status Notification Setting Geef de instellingen op voor het verzenden van een bericht wanneer er een machinefout is opgetreden.
Web Connection 13.4.2 13 Security Item Beschrijving Authentication Geef de instellingen op voor de gebruikersauthenticatie en de gebruikersregistratie voor de machine. Om de authenticatie uit te voeren, kunt u ook een externe server en een standaard functiemachtiging opgeven. User Registration Als de gebruikersauthenticatie-instellingen zijn opgegeven, kunnen gebruikers worden geregistreerd en kunnen hun instellingen worden gewijzigd.
Web Connection 13 13.4.3 Box Wanneer u in de beheerdersfunctie bent aangemeld, kunnen gebruikersboxen worden gebruikt zonder het wachtwoord in te voeren. Item Beschrijving Open User Box Een momenteel gemaakte openbare, persoonlijke of groepsgebruikersbox kan worden geopend om op een opgeslagen document te werken of om de instellingen van de gebruikersbox te wijzigen. Create User Box Er kunnen nieuwe gebruikersboxen worden gemaakt.
Web Connection 13.4.4 13 Print Setting Item Beschrijving Basic Setting U kunt de standaard printerinstellingen opgeven. PCL Setting U kunt de standaard printerinstellingen voor de PCL-modus opgeven. PS Setting U kunt de standaard printerinstellingen voor de PS-modus opgeven. XPS Settings U kunt de XPS-afdrukinstellingen opgeven. Interface Setting U kunt de time-out voor de interface opgeven.
Web Connection 13 13.4.5 Store Address Item Beschrijving Address Book De lijst van de adressen die op de machine zijn geregistreerd, kan worden weergegeven. Daarnaast kunnen bestemmingen worden geregistreerd of kunnen hun instellingen worden gewijzigd. Group De lijst van de groepsbestemmingen die op de machine zijn geregistreerd, kan worden weergegeven. Daarnaast kunnen bestemmingen worden geregistreerd of kunnen hun instellingen worden gewijzigd.
Web Connection 13.4.
Web Connection 13 13-26 Item Beschrijving TCP/IP Setting Geef de TCP/IP-instellingen op om de machine te verbinden met het netwerk. E-Mail Setting Geef de instelling voor E-Mail TX/RX en de uitgebreide functies voor I-Fax op. LDAP Setting Registreer een LDAP-server wanneer u deze gebruikt. IPP Setting Geef de instellingen op voor de IPP-afdruk. FTP Setting Geef de instellingen op om deze machine te gebruiken als een FTP-client of -server. SNMP Setting Geef de SNMP-instellingen op.
14 Verhelpen van storingen
Verhelpen van storingen 14 14 Verhelpen van storingen 14.1 Kan niet afdrukken In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u mogelijke problemen oplost. % Voer de hieronder beschreven procedures uit voor het oplossen van problemen als deze machine niet afdrukt nadat u een afdrukopdracht hebt opgegeven. Probleem Oorzaak Oplossing Een bericht "Geen printers aangesloten." of "Afdrukfout" verschijnt. Het gekozen printerstuurprogramma voor afdrukken is mogelijk niet compatibel met de printer controller.
Verhelpen van storingen 14 Probleem Oorzaak Oplossing Drukt niet af in de modus Beveiligd afdrukken. De wachtwoordregels zijn mogelijk ingeschakeld op het hoofdsysteem. Geef een wachtwoord op dat voldoet aan de wachtwoordregels. Er zijn mogelijk verschillende codeerwachtwoorden opgegeven voor het printerstuurprogramma en de machine. Geef hetzelfde codeerwachtwoord op voor de machine en het printerstuurprogramma. De opdrachten in Opslaan in mailbox zijn verdwenen.
Verhelpen van storingen 14.2 14 Niet in staat gewenste instellingen vast te leggen of niet in staat om af te drukken zoals ingesteld % Voer deze procedures voor het verhelpen van storingen uit, als u niet de gewenste instellingen in het printerstuurprogramma kunt vastleggen, of als de afdrukresultaten niet overeenstemmen met de opgegeven instellingen. 2 Opmerking Sommige printerstuurprogrammafuncties kunnen niet gecombineerd worden met andere functies. 14.2.
Verhelpen van storingen 14 14.2.2 14.2.3 14-6 Probleem Oorzaak Oplossing De perforatiegaatjes zit niet op de verwachte plaats. De instelling Afdrukstand is niet correct. Controleer de nietpositie in het dialoogvenster voor het instellen van het printerstuurprogramma en druk af. De overlay is niet correct afgedrukt. Er is mogelijk onvoldoende beschikbare geheugenruimte op de computer. Vereenvoudig de overlay om het gegevensformaat te verkleinen. De afbeeldingen worden niet correct afgedrukt.
15 Bijlage
Bijlage 15 15 Bijlage 15.1 Productspecificaties Item Specificaties Model Geïntegreerde printercontroller Netspanning Samen met hoofdeenheid RAM 1.024 MB Harde schijf 60 GB Interface Ethernetpoort (1.000Base-T/100Base-TX/10Base-T) USB 2.0 Frametype Ethernet 802.2 Ethernet 802.
Bijlage 15 Item Printerstuurprogramma 15-4 Specificaties PCL-stuurprogramma (PCLstuurprogramma) Windows NT Workstation/Server Version4.
Bijlage 15.
Bijlage 15 15.3 Lijst lettertypen 15.3.
Bijlage 15.3.
Bijlage 15 15.3.
Bijlage 15 15.4 PPD-stuurprogramma (voor Linux en toepassingen) 15.4.1 PPD-stuurprogrammatypes Het PPD-stuurprogramma bevat de PPD-gegevens voor Mac OS 9, Linux en toepassingen. Stuurprogramma voor Linux: installeren voor gebruik met Linux (bevat PPD for Linux en PPD for OpenOffice) Stuurprogramma voor toepassingen: installeer het stuurprogramma wanneer u toepassingen gebruikt die het PPD-stuurprogramma vereisen, zoals Adobe PageMaker. 15.4.
Bijlage 15 Afdrukken met OpenOffice 15.4.3 1 Selecteer in het menu [File] in OpenOffice de opdracht "Print". 2 Selecteer "GENERIC 35C-4 OpenOfficePPD" in "Printer name". 3 Klik op de knop [Properties]. 4 Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst "Page Size" en klik vervolgens op de knop [OK]. Om ander instellingen dan het paginaformaat op te geven, klikt u op de knop [Configure Printer] in het CUPS-afdruksysteem.
Bijlage 15.5 15 Woordenlijst Term Definitie 10Base-T/ 10B100Base-TX/ 1000Base-T Een reeks specificaties onder de Ethernet-standaarden. Gebruikt kabels die bestaan uit paren gedraaide koperen draden. De verzendsnelheid van 10Base-T is 10 Mbps, van 100Base-TX 100 Mbps en van 1000Base-T 1000 Mbps. Adobe® Flash® Software die is ontwikkeld door Adobe Systems, Inc. (voorheen ontwikkeld door Macromedia, Inc.
Bijlage 15 15-12 Term Definitie Gateway Hardware en software die worden gebruikt als het punt waar een netwerk is verbonden met een netwerk. Een gateway wijzigt ook gegevensindelingen, adressen en protocollen volgens het verbonden netwerk. Gedeelde printer Een printerinstelling waarmee een printer kan worden gebruikt door meerdere computers die via een netwerk met een server zijn verbonden. Geheugen Opslagapparaat voor de tijdelijke opslag van gegevens.
Bijlage 15 Term Definitie NetWare Netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell. NetWare IPX/SPX wordt gebruikt als het communicatieprotocol. Nprinter/Rprinter Ondersteuningsmodule voor externe printers om een printerserver te gebruiken in een NetWare-omgeving. Gebruik NetWare 3.x met Rprinter en NetWare 4.x met Nprinter. OHP/OHT Een transparant dat wordt gebruikt voor OHP (overheadprojector). Wordt gebruikt voor een presentatie, enz.
Bijlage 15 15-14 Term Definitie Spool (wachtrij) Afkorting voor Simultaneous Peripheral Operation On-Line. Wanneer de gegevens niet rechtstreeks naar de printer worden verzonden, worden ze tijdelijk opgeslagen op een andere locatie en vervolgens collectief naar de printer verzonden. Standaard gateway Een apparaat, zoals een computer of router, dat wordt gebruikt als een gateway (poort) om toegang te krijgen tot computers die niet op hetzelfde LAN zijn aangesloten.
16 Index
Index 16 16 Index 1-zijdig 8-11, 9-13 2-zijdig 8-11, 9-13, 10-9 2-zijdige afdruk 12-16 A A4/A3 <=> LTR/LGR Auto schakel 12-10 Afmelden 13-7, 13-9 Algemeen 10-8 Algemene instelling 8-8, 9-6 Aanmelden 13-7, 13-10 Afbeeldingscompressie 8-22 Aangepast formaat 8-9, 11-42 Aantal kopieën 12-7 Achterblad 8-14 Aansluitingsschema 2-7 Aanpassing inbindrichting 12-12 Aanpassing van kwaliteit 8-22 Afdruk beveiligen 11-7 Afdruk/faxuitvoerinst.
Index 16 Geregistreerde gebruiker 13-11 Glossy modus 8-22, 9-23, 10-9 H Header/Footer 9-18 Het printerstuurprogramma verwijderen 7-4 Hoofdstukken 8-11 I I/F time-out 12-40 Image Shift 8-11, 9-13 Inbindmarge 8-11 Inbindpositie 8-11, 12-17 Initialisatie 8-4, 9-4, 10-4 Information 13-14 Interface 2-7 Instellen 2-8 Instelling lang papier 12-11 Instellingen per pagina 8-14 Instellingen uitvoerlade 12-36 Installeren 5-3, 5-12 Instelmethode 3-4 ICC-profiel 11-38 ICC-profielinstelling 12-28 IPP 3-4, 3-7, 4-7, 4-
Index 16 Printdata capture 12-42 Printer toevoegen 4-3, 4-5, 4-7, 4-11, 4-12, 4-14, 4-17, 4-19, 4-21, 4-23, 4-26 Printer Info 9-4 Printerkabel 2-7 Printerbeschrijvingsbestand 5-12 Printercontroller 2-3 Printerstuurprogramma 3-3 Pure Black 10-9 Profile management 9-23 Profiel beheren 11-38 Profielbeheer 8-22 Productspecificatie 15-3 Proof Print 9-10, 10-9 Poster Mode 9-13 Poort9100 3-4, 4-3, 4-10, 4-19 PostScript 3-3 PC-fax 2-3 PCL 3-3 PCL lettertypelijst 15-6 PCL-stuurprogramma 3-3, 8-3 PDL instelling 12-
Index 16 Z Zoom 8-9 16-6 CS 193/173/163
Commentaarformulier voor de lezer Commentaarformulier voor de lezer Vragen Vindt u deze handleiding nauwkeurig? O Ja O Nee Kon u na het lezen van deze handleiding het product bedienen? O Ja O Nee Geeft deze handleiding voldoende achtergrondinformatie? O Ja O Nee Is deze handleiding geschikt wat het formaat, de leesbaarheid en de structuur (layout, volgorde van de hoofdstukken, enzovoort) betreft? O Ja O Nee Kon u de informatie vinden die u nodig had? O Altijd O Meestal O Soms O Nooit Wat hebt u gebruikt om
Commentaarformulier voor de lezer Datum: Dit commentaarformulier is ingevuld door: (Indien u anoniem wenst te blijven, vul dan wel graag uw beroep in.) Naam: Beroep: Bedrijf: Telefoonnummer: Adres: Plaats: Land: Stuur dit formulier op naar: Océ-Technologies B.V. Ter attentie van ITC-gebruikersdocumentatie. Postbus 101 5900 MA Venlo Nederland E-mailadres: itc-userdoc@oce.com Kijk voor adressen van lokale Océ-organisaties op: http://www.oce.
Adressen van Océ-vestigingen Adressen van Océ-vestigingen [80] Océ-Australia Ltd. P.O. Box 363 Ferntree Gully MDC Vic 3165 Australia http://www.oce.com.au/ Océ-Österreich GmbH Postfach 95 1233 Wenen Austria http://www.oce.at/ Océ-Belgium N.V./S.A. J. Bordetlaan 32 1140 Brussel Belgium http://www.oce.be/ Océ-Brasil Comércio e Indústria Ltda. Av. das Nações Unidas, 11.857 Brooklin Novo São Paulo-SP 04578-000 Brasil http://www.oce-brasil.com.br/ Océ-Canada Inc.
Adressen van Océ-vestigingen Océ-Hungaria Kft. 1241 Budapest Pf.: 237 Hungary http://www.oce.hu/ Océ Ireland Ltd. 3006 Lake Drive Citywest Business Campus Saggart Co. Dublin Ireland http://www.oce.ie/ Océ-Italia S.p.A. Strada Padana Superiore 2/B 20063 Cernusco sul Naviglio (MI) Italia http://www.oce.it/ Océ Japan Corporation 3-25-1, Nishi Shinbashi Minato-Ku Tokio 105-0003 Japan http://www.ocejapan.co.jp/ Océ-Belgium S.A. Rue Astrid 2/A 1143 Luxembourg-Belair http://www.oce.lu/ Océ Malaysia Sdn. Bhd.
Adressen van Océ-vestigingen Océ España SA Business Park Mas Blau Osona, 2 08820 El Prat de Llobregat Barcelona Spain http://www.oce.es/ Océ-Svenska AB Sollentunavägen 84 191 27 Sollentuna Sweden http://www.oce.se/ Océ-Schweiz AG Sägereistrasse 10 CH8152 Glattbrugg Schweiz http://www.oce.ch/ Océ (Thailand) Ltd. B.B. Building 16/Floor 54 Asoke Road Sukhumvit 21 Bangkok 10110 Thailand Océ-Nederland B.V. Postbus 800 5201 AV 's-Hertogenbosch The Netherlands http://www.oce.