Operation Manual
CS 193/173/163 9-3
Afdrukfunctie van Mac OS X
9
9 Afdrukfunctie van Mac OS X
9.1 Afdrukbewerkingen
De afdrukopdrachten worden opgegeven vanaf de toepassingssoftware.
1 Open de gegevens in de toepassing, klik op de knop [Bestand] en klik vervolgens in het menu op
"Afdrukken".
– Als het menu niet beschikbaar is, klikt u op de knop [Afdrukken].
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
2 Controleer of een geschikte printer is geselecteerd onder "Printer".
– Als er geen geschikte printer is geselecteerd, moet u een geschikt type kiezen.
– Als de printer niet verschijnt, selecteert u de printer met [Printer Setup Utility] of [Print Center].
Raadpleeg "De printer selecteren en aansluiten (OS 10.4)" op pagina 5-4 en "De printer selecteren
en aansluiten (OS 10.2 en 10.3)" op pagina 5-8 voor meer informatie.
– Het dialoogvenster Print verschilt afhankelijk van de toepassing.
3 Geef het afdrukbereik en het aantal af te drukken exemplaren op.
– Wanneer u het menu "Copies & Pages" wijzigt, verschijnt een ander instellingsdialoogvenster van
het printerstuurprogramma en kunt u de verschillende functies opgeven. Raadpleeg "Parameter-
details" op pagina 9-8 voor meer informatie.
4 Wijzig het instellingsdialoogvenster om de instellingen van het printerstuurprogramma zoals nodig te
wijzigen.
5 Klik op de knop [Print].
De gegevensindicator van deze machine knippert.
2
Opmerking
Wanneer de toepassing wordt afgesloten, wordt de gewijzigde instelling voor het printerstuur-
programma niet opgeslagen in het dialoogvenster Print en worden de originele instellingen hersteld.