Operation Manual
2
Overzicht van de printerfuncties
2-4 CS 193/173/163
2.1.2 Afdrukstroom
Hieronder vindt u toelichtingen bij de reeks bewerkingen voor het gebruik van dit afdruksysteem als een
printer.
Het printerstuurprogramma ontvangt afdrukopdrachten van toepassingen.
Wanneer deze machine wordt gebruikt via een USB-verbinding, worden de gegevens via een USB-interface
overgedragen naar deze machine. Wanneer u de machine via een ethernetverbinding gebruikt, worden de
gegevens overgedragen via een Ethernet-interface (TCP/IP, IPX/SPX of AppleTalk). De gegevens worden
vanaf deze machine aan de printercontroller geleverd, die de beeldrastering uitvoert (omzetting van uitge-
voerde tekens en afbeeldingen naar bitmapgegevens). Ten slotte worden deze gegevens vanaf deze machine
afgedrukt.
Wanneer deze machine werkt als een printer, kunnen originele documenten worden gescand in de
kopieerfunctie of netwerkscanfunctie. Om de kopiefuncties te gebruiken, drukt u op de toets [Kopie] op het
bedieningspaneel.
Wanneer tijdens het kopiƫren een afdrukopdracht wordt ontvangen, worden de gegevens opgeslagen in het
geheugen van deze machine. Nadat het kopiƫren is voltooid, wordt de afdrukopdracht automatisch
uitgevoerd.
Computer
Gebruikt met een USB-
verbinding
Gebruikt met een
Netwerkverbinding
Toepassing
Printerstuurprogramma
USB
Printerstuurprogramma
Toepassing
Ethernet (TCP/IP, IPX/
Machine
Afdruk-
Printercontroller
PS/PCL-verwerking (rastering)
SPX of AppleTalk)
ken