Operation Manual

CS 193/173/163 2-5
Overzicht van de printerfuncties
2
2.1.3 Bedieningspaneel
De instellingen voor het printerstuurprogramma worden hoofdzakelijk op de computer opgegeven. Het is
echter mogelijk de lijst met lettertypen af te drukken en de instellingen voor de printercontroller en de
standaard afdrukinstellingen op te geven via het bedieningspaneel van deze machine.
Hieronder vindt u een beschrijving van de belangrijkste toetsen die voor de printerfunctie worden gebruikt.
1
2
3
45678
9
10
11
12
Nr. Naam Beschrijving
1 Tiptoetsscherm Toont diverse schermen en meldingen.
Geef de verschillende instellingen op door het tiptoetsscherm rechtstreeks aan te
raken.
2Toets
[Hulpprogramma]
Indrukken om het scherm Toepassing en het scherm Teller weer te geven.
3 Toets [Reset] Indrukken om alle instellingen (behalve geprogrammeerde instellingen) die op het be-
dieningspaneel en het tiptoetsscherm zijn ingevoerd, opnieuw in te stellen.
4Toets
[Voorbeeldkopie]
Indrukken om een testafdruk te maken wanneer een opdracht voor een testafdruk
wordt opgeslagen.
5 Toets [Start] Indrukken om de geselecteerde functie te starten. Wanneer deze machine gereed is
om de bewerking te starten, licht de indicator op de toets [Start] blauw op. Als de in-
dicator op de toets [Start] oranje oplicht, kan de bewerking niet worden gestart.
6 Gegevensindicator Knippert blauw terwijl een afdrukopdracht of fax wordt ontvangen
Licht blauw op terwijl een afdrukopdracht of fax in wachtrij staat voor de afdruk of wan-
neer het afdrukken wordt uitgevoerd.
7 Toets [C] (wissen) Indrukken voor het wissen van een waarde die met de cijfertoetsen werd ingevoerd of
tekens die met het toetsenbord op het scherm werden ingevoerd.
8 Cijfertoetsen Gebruiken om cijfers in te voeren, zoals het beheerderswachtwoord of andere instel-
lingen.
9 Toets [Toegang] Als de gebruikersauthenticatie of de gebruikersregistratie-instellingen werden toege-
past, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord (voor gebruikersauthenticatie) of
de accountnaam en het wachtwoord (voor gebruikersregistratie) in en drukt u op deze
toets om deze machine te gebruiken.
10 Toets [Box] Indrukken om de gebruikersboxfunctie te openen. Wanneer de machine in de gebrui-
kersboxfunctie is, licht de indicator op de toets [Box] groen op. Raadpleeg de handlei-
ding – Mapbewerkingen voor meer informatie.
11 Toets [Fax/Scan] Indrukken om de Fax/scanfunctie te openen. Wanneer de machine in de fax/scanfunc-
tie is, licht de indicator op de toets [Fax/Scan] groen op. Raadpleeg de handleiding
Netwerkscan/fax/netwerkfaxbewerkingen voor meer informatie.