Océ Gebruikershandleiding Océ CS193/CS173/CS163 Kopieerbewerkingen - NL
Océ-Technologies B.V. Copyright © 2007, Océ Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gekopieerd, bewerkt of overgedragen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Océ. Océ geeft geen volledigheidsverklaring of garanties met betrekking tot de inhoud van deze handleiding. Océ geeft geen impliciete garantie met betrekking tot de verhandelbaarheid of de geschiktheid voor een bepaald doel.
Inhoud 1 Inleiding 1.1 Beschikbare opties ......................................................................................................................... 1-3 De afdrukkleur selecteren ................................................................................................................. 1-3 Automatisch papier selecteren.......................................................................................................... 1-3 Kopieën aanpassen aan het formaat van het papier..........
2 3 Voordat u kopieën maakt 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.2 2.2.1 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9 2.3.10 2.3.11 2.3.12 Namen van onderdelen en hun functies ........................................................................................ 2-3 Opties ................................................................................................................................................ 2-3 Buitenkant van de machine ......................
3.5 3.5.1 3.6 3.6.1 3.6.2 3.7 3.7.1 3.7.2 3.7.3 3.7.4 3.7.5 3.7.6 3.7.7 3.7.8 3.8 3.8.1 3.8.2 3.9 3.9.1 3.10 3.10.1 3.10.2 3.11 3.11.1 3.11.2 3.11.3 3.11.4 3.12 3.12.1 3.12.2 3.12.3 3.12.4 3.12.5 3.13 3.13.1 3.13.2 3.14 3.15 3.16 3.17 4 Een kleurinstelling selecteren ...................................................................................................... 3-35 Een kleurinstelling selecteren........................................................................................................
4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.7.4 4.7.5 4.7.6 4.7.7 4.7.8 5 4-22 4-22 4-22 4-23 4-25 4-27 4-29 4-31 4-32 Verhelpen storingen 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8 5.2.9 5.2.10 5.2.11 5.2.12 5.2.13 5.2.14 5.2.15 5.2.16 5.2.17 5.2.18 5.2.19 5.2.20 5.2.21 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 6 De instellingen voor het bedieningspaneel opgeven (Toegankelijkheidsfunctie) ................... Het scherm Toegankelijkheidsinstelling weergeven..................................................
6.1.7 6.1.8 6.1.9 6.1.10 6.1.11 6.1.12 7 6-6 6-7 6-7 6-7 6-8 6-8 Kopieerpapier/originelen 7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.1.4 7.1.5 7.1.6 7.1.7 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.2.6 7.2.7 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 8 Afwerkingseenheid FS-519 ............................................................................................................... Perforeereenheid PK-515..................................................................................................................
.5 8.6 8.7 8.8 8.9 8.10 8.11 8.11.1 8.11.2 8.12 8.13 8.14 8.15 8.16 8.17 8.18 8.19 8.20 8.20.1 8.20.2 8.20.3 8.20.4 8.20.5 8.20.6 8.20.7 8.20.8 8.20.9 8.21 9 Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.1 9.1.1 9.2 9.2.1 9.3 9.3.1 9.4 9.4.1 9.4.2 9.5 9.5.1 10 Kopieën van een ander origineel voor een opgegeven pagina invoegen (functie "Afbeelding invoegen").....................................................................................................
10.1.5 10.1.6 10.1.7 10.2 10.2.1 10.2.2 10.3 11 Opdrachten beheren 11.1 11.1.1 11.1.2 11.1.3 11.1.4 11.2 11.2.1 11.2.2 11.2.3 11.2.4 11.2.5 11.2.6 11.2.7 11.2.8 12 Afdekklep ........................................................................................................................................ 10-5 Coronadraad ................................................................................................................................... 10-5 Printkop ..................................
12.4.8 12.4.9 12.4.10 12.4.11 12.5 12.5.1 12.6 12.7 12.7.1 12.7.2 12.7.3 12.7.4 12.8 12.8.1 12.8.2 12.8.3 12.8.4 12.9 12.9.1 12.10 12.11 12.11.1 12.11.2 12.12 12.12.1 12.12.2 12.12.3 12.12.4 12.13 12.13.1 12.13.2 12.13.3 12.13.4 12.13.5 12.13.6 12.14 12.14.1 12.14.2 12.14.3 12.15 12.15.1 12.
1 Inleiding
Inleiding 1 1 Inleiding Hartelijk dank voor uw keuze voor dit apparaat. Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van de diverse functies van het apparaat, voorzorgsmaatregelen bij het gebruik en fundamentele procedures voor het verhelpen van storingen. Om ervoor te zorgen dat deze machine correct en efficiënt wordt gebruikt, moet u deze handleiding zorgvuldig doorlezen zoals nodig. Raadpleeg de handleiding voor gedetailleerde veiligheidsinformatie en voorzorgsmaatregelen bij het gebruik.
Inleiding 1 Midden inbinden en in tweeën vouwen Kopieën kunnen in het midden worden gevouwen (instelling "Half-vouw") of met nietjes worden gebonden (instelling "Midden nieten & vouwen"). Raadpleeg "Een vouwinstelling selecteren" op pagina 3-81 voor meer informatie. Half-vouw Midden nieten en vouwen Kopieën sorteren U kunt de afwerkingsmethode voor kopieën selecteren.
Inleiding 1 Meerdere originelenpagina's op één pagina kopiëren U kunt meerdere pagina's van het origineel samen afdrukken op één enkele pagina. Raadpleeg "Meerdere pagina's van het origineel op één pagina kopiëren (instellingen Gecombineerde kopie)" op pagina 3-57 voor meer informatie. Een origineel met verschillende paginaformaten kopiëren U kunt de verschillende paginaformaten waaruit een origineel bestaat samen scannen en kopiëren.
Inleiding 1 Ander papier invoegen in kopieën U kunt verschillende papiersoorten (zoals gekleurd papier) invoegen voor specifieke pagina's in de kopieën. Raadpleeg "Verschillende soorten papier invoegen in kopieën (functie "Vel invoegen")" op pagina 8-28 voor meer informatie. Pagina's van een ander origineel invoegen op specifieke locaties in een kopie Een origineel dat later wordt gescand, kan worden ingevoegd voor specifieke pagina's van een origineel dat eerder werd gescand voor een kopieeropdracht.
Inleiding 1 Een gespiegeld beeld afdrukken U kunt een gespiegeld beeld van een origineel kopiëren. Raadpleeg "In een spiegelafbeelding kopiëren (functie "Afbeelding spiegelen")" op pagina 8-45 voor meer informatie. Kopiëren met een achtergrondkleur Met deze functie kunt u een origineel kopiëren met een van de 18 beschikbare kleuren als achtergrondkleur (blanco gebieden). Raadpleeg "Een achtergrondkleur toevoegen aan kopieën (functie "Achtergrondkleur")" op pagina 8-48 voor meer informatie.
Inleiding 1 De vergrote afbeelding afdrukken op meerdere pagina's Een origineel van 1 pagina kan automatisch in verschillende delen worden opgesplitst waarbij op elk deel een stuk van de vergrote afbeelding wordt afgedrukt. Raadpleeg "Een vergrote afbeelding op meerdere pagina's kopiëren ("Posterfunctie")" op pagina 8-65 voor meer informatie. Boekjes maken vanaf kopieën van folders Folders waarvan de nietjes zijn verwijderd kunnen worden gekopieerd en met nietjes worden gebonden.
Inleiding 1 Kopiëren met de paginaopmaak van een tijdschrift U kunt kopieën maken waarbij de pagina's zijn geschikt in een opmaak voor midden binden, zoals bij tijdschriften. Raadpleeg "Kopiëren met de pagina-opmaak van een boekje (functie "Boekje")" op pagina 8-77 voor meer informatie. Secties van kopieën wissen Gebieden, zoals schaduwen van geperforeerde gaten en verzendinformatie op ontvangen faxen, kunnen op de kopieën worden gewist.
Inleiding 1 De kopie-instellingen controleren U kunt schermen met de huidige kopie-instellingen weergeven. Vanaf deze schermen kunt u ook de kopieinstellingen wijzigen. Raadpleeg "De kopie-instellingen controleren (Opdrachtcontrole)" op pagina 4-3 voor meer informatie. De tekstgrootte in de tiptoetsschermen vergroten De tekst en knoppen van het tiptoetsscherm kunnen op een groter formaat worden weergegeven zodat ze gemakkelijker leesbaar zijn en hierdoor de basisbewerkingen vergemakkelijken.
Inleiding 1.2 1 Toelichting bij de standaardprocedures m.b.t. de handleiding De tekens en tekstformaten die in deze handleiding gebruikt worden, zijn hieronder beschreven. Veiligheidsrichtlijnen 6 GEVAAR Als u de richtlijnen die op deze manier worden gemarkeerd niet naleeft, kan dit leiden tot fatale of kritieke letsels door elektrische stroom. % Houd rekening met alle gevaren om letsels te voorkomen.
Inleiding 1 Speciale tekstmarkeringen De toets [Stop] De namen van toetsen op het bedieningspaneel worden geschreven zoals hierboven weergegeven. MACHINE-INSTELLING Beeldschermteksten worden geschreven zoals hierboven weergegeven. 2 Opmerking De illustraties van de machine in deze handleiding kunnen variëren afhankelijk van de machineconfiguratie.
Inleiding 1.3 1 Beschrijvingen van originele en papier De beschrijvingen die in deze handleiding worden gebruikt voor originelen en papier, worden hieronder toegelicht. Wanneer originelen en papierafmetingen in deze handleiding worden vermeld, verwijst de waarde die als Y wordt weergegeven in de afbeelding naar de breedte van het papier en de waarde die als X wordt weergegeven naar de lengte.
Inleiding 1 1.4 Handleidingen Deze machine wordt geleverd met gedrukte handleidingen en PDF-handleidingen op de cd met de handleidingen. 1.4.1 Gedrukte handleiding Handleiding Deze handleiding bevat bedieningsprocedures en beschrijvingen van de meest gebruikte functies. Daarnaast bevat deze handleiding opmerkingen en waarschuwingen die moeten worden gevolgd voor een veilig gebruik van de machine. Zorg dat u deze handleiding leest voordat u de machine gebruikt. 1.4.
2 Voordat u kopieën maakt
Voordat u kopieën maakt 2 2 Voordat u kopieën maakt 2.1 Namen van onderdelen en hun functies 2.1.1 Opties 2 3 4 18 5 16 1 6 15 14 17 7 8 13 9 12 Nr. 11 10 Onderdeelnaam Omschrijving 1 Hoofdeenheid Het origineel wordt gescand door het scannerdeel, en de gescande afbeelding wordt afgedrukt door het printerdeel. Wordt doorheen de handleiding de "machine", de "hoofdeenheid" of de "CS193/CS173/CS163" genoemd.
Voordat u kopieën maakt 2 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 8 Inbouwset MK-713 Wordt gebruikt voor het afdrukken op lang papier. 9 Image controller IC-409 De externe image controller, aangesloten op de CS193/CS173. Hiermee kan deze machine worden gebruikt als een kleurenprinter, geconfigureerd in een computernetwerk. Raadpleeg de overeenkomende handleiding voor meer informatie.
Voordat u kopieën maakt 2.1.2 2 Buitenkant van de machine 1 11 10 2 9 3 8 7 4 6 5 De bovenstaande afbeelding toont de basismachine met de originele omslag optionele groot volume cassette geïnstalleerd. Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 1 Afdekklep Houd de originelen omlaag om ze op hun plaats te houden. 2 Automatische duplexeenheid Draait het papier om voor dubbelzijdig afdrukken.
Voordat u kopieën maakt 2 12 13 14 15 16 17 27 18 19 20 21 22 26 23 25 24 De bovenstaande afbeelding toont de basismachine met de optionele ADF en dubbele papierinvoereenheid geïnstalleerd. 2-6 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 12 Ontgrendelingshendel linkerdeksel Wordt gebruikt om het deksel aan de linkerkant te openen. 13 Deksel linkerzijde Wordt geopend bij het verwijderen van vastgelopen papier. 14 Zijgeleider Wordt aangepast aan de breedte van het origineel.
Voordat u kopieën maakt 2 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 27 Statusindicator De huidige status van de machine wordt aangegeven door de kleur en het oplichten/knipperen van de indicator.
Voordat u kopieën maakt 2 2-8 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 28 Stekker voor het aansluiten van een telefoon (TEL PORT2) Wordt gebruikt voor aansluiting van de telefoonkabel. 29 Telefoonstekker 2 (LINE PORT2) Wordt gebruikt om een algemene rechtstreekse telefoonlijn aan te sluiten. Deze stekker wordt gebruikt wanneer de optionele multi-lijn fax is geïnstalleerd. 30 Stekker voor het aansluiten van een telefoon (TEL PORT1) Wordt gebruikt voor aansluiting van de telefoonkabel.
Voordat u kopieën maakt 2.1.3 2 Binnenkant van de machine 16 1 13 15 14 2 12 10 3 11 4 9 5 6 8 Nr. 7 Onderdeelnaam Omschrijving 1 Glasplaat Het origineel dat op de glasplaat is gelegd, wordt gescand. 2 Fixeereenheid Wordt geopend wanneer vastgelopen papier wordt verwijderd uit de fixeereenheid. 3 Hendel deksel fixeereenheid M2 Wordt geopend wanneer vastgelopen papier wordt verwijderd uit de fixeereenheid.
Voordat u kopieën maakt 2 2.1.
Voordat u kopieën maakt 2 Afwerkingseenheid FS-519 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 1 Uitvoerlade 1 Vangt afgedrukte pagina's op. 2 Uitvoerlade 2 Vangt afgedrukte pagina's op. 3 Schakelaar FN6 voor verwijderen vastgelopen papier Wordt gedraaid wanneer vastgelopen papier uit de afwerkingseenheid wordt verwijderd. 4 Schakelaar FN5 voor verwijderen vastgelopen papier Wordt gedraaid wanneer vastgelopen papier uit de afwerkingseenheid wordt verwijderd.
Voordat u kopieën maakt 2 2.1.5 Rugnieteenheid SD-505/Postvakset MT-502 2 3 1 Rugnieteenheid Nr. 2-12 Onderdeelnaam Omschrijving 1 Uitvoerlade Vangt afgedrukte pagina's op. 2 Deur voor verwijderen van vastgelopen papier Wordt geopend om papierstoringen in de rugnieteenheid op te lossen. 3 Ontgrendelingshendel deur voor het verwijderen van vastgelopen papier Wordt gebruikt om de deur voor het verwijderen van vastgelopen papier te openen.
Voordat u kopieën maakt 2 4 3 5 Postvakset MT-502 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 3 Postvakken Vangt afgedrukte pagina's op. 4 Deur voor verwijderen van vastgelopen papier Wordt geopend om papierstoringen in de postvakkit op te lossen. 5 Geleiderhendel FN7 Wordt verplaatst wanneer vastgelopen papier wordt verwijderd uit de postvakset.
Voordat u kopieën maakt 2 2.1.6 Opdrachtblad JS-505 5 4 3 2 1 Nr. 2-14 Onderdeelnaam Omschrijving 1 Schakelaar voor verwijderen vastgelopen papier Wordt gedraaid wanneer vastgelopen papier uit het opdrachtblad wordt verwijderd. 2 Hendelsteun Wordt gebruikt wanneer afgedrukte pagina's worden verwijderd. 3 Uitvoerlade 1 Vangt afgedrukte pagina's op. 4 Uitvoerlade 2 Vangt afgedrukte pagina's op.
Voordat u kopieën maakt 2 Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de afwerkingseenheid: Plaats geen objecten op de afwerkingseenheid en onder de papieruitvoerladen, anders kan de machine beschadigd raken. - Plaats uw hand niet onder of uw voet niet op de uitvoerladen van de afwerkingseenheid.
Voordat u kopieën maakt 2 2.1.7 Bedieningspaneel 1 2 3 4 22 5 21 20 19 6 18 17 7 16 8 15 14 Nr. 10 9 Onderdeelnaam Omschrijving 1 Tiptoetsscherm Toont diverse schermen en meldingen. Vastleggen van de diverse instellingen door rechtstreeks het paneel aan te tippen. 2 Indicator netspanning Licht groen op wanneer de machine wordt ingeschakeld met de hoofdvoedingsschakelaar. 3 [Voedings] knop (hulpvoeding) Indrukken om de machine in/uit te schakelen.
Voordat u kopieën maakt 2 Nr. Onderdeelnaam Omschrijving 11 Gegevensindicator Knippert blauw terwijl een afdrukopdracht wordt ontvangen Licht blauw op terwijl een afdrukopdracht in wachtrij staat voor de afdruk of wanneer het afdrukken wordt uitgevoerd. De indicator licht blauw op wanneer er opgeslagen of niet-afgedrukte faxgegevens zijn. 12 Toets [C] (wissen) Indrukken voor het wissen van een waarde (zoals het aantal kopieën, een zoomfactor of een formaat) die ingevoerd is met de cijfertoetsen.
Voordat u kopieën maakt 2 2.1.8 Schermen Basisinstellingen Het basisscherm verschijnt wanneer de machine na het inschakelen klaar is om te starten met het maken van kopieën. Druk licht op de gewenste knop op het tiptoetsscherm om een functie te activeren of een instelling te selecteren.
Voordat u kopieën maakt Wanneer u op linkerpaneel. Nr. 2 drukt, worden de Kleurinstellingen, [Afwerking] en [Niet roteren] weergegeven in het Naam Omschrijving 1 Berichtenweergavegebied De status van de machine en details over de bewerkingen worden weergegeven. 2 Weergavegebied functies/instellingen Tabbladen en knoppen voor het weergeven selecteren van schermen die diverse functies bevatten, worden weergegeven.
Voordat u kopieën maakt 2 ! Detail Raadpleeg "Aangepaste weergave inst." op pagina 12-17 voor details over het schakelen naar het scherm met de basisinstellingen. 2 Opmerking Als de instellingen werden gewijzigd ten opzicht van de fabriekswaarden, wordt het tabblad voor het scherm met de gewijzigde instellingen weergegeven in een kader met een groene lijn.
Voordat u kopieën maakt 2.2 2 De hoek van het bedieningspaneel aanpassen Het bedieningspaneel kan in drie standen worden ingesteld. Daarnaast kan het bedieningspaneel ook naar links worden gekanteld. Stel het bedieningspaneel in de stand in die eenvoudige bediening mogelijk maakt. 1 Bovenpositie (basispositie) 2 Middenpositie 3 Onderpositie 4 Kantelpositie links 2.2.
Voordat u kopieën maakt 2 2 Om het bedieningspaneel nog verder te kantelen, duwt u opnieuw op het bedieningspaneel. Het bedieningspaneel stopt op de laagste positie. 3 Om het bedieningspaneel naar links te kantelen, houdt u de onderkant van het bedieningspaneel vast en kantelt u het paneel vervolgens naar links. 4 Om het bedieningspaneel terug te zetten in de bovenpositie, trekt u de vergrendeling naar u toe en trekt u het bedieningspaneel omhoog.
Voordat u kopieën maakt 2.3 2 De hoofdvoeding en hulpvoeding inschakelen Deze machine heeft voedingsschakelaars: de hoofdvoedingsschakelaar en de [Voedingsknop] (hulpvoeding). 2.3.1 De machine inschakelen De hoofdvoedingsschakelaar schakelt alle functies van de machine in/uit. De hoofdvoedingsschakelaar is normaal ingeschakeld. De [Voedings] schakelaar (hulpvoeding) schakelt de machinebewerkingen in/uit, bijvoorbeeld voor het kopiëren, afdrukken of scannen.
Voordat u kopieën maakt 2 2 Opmerking Een opdracht kan ook in wachtrij worden geplaatst terwijl de machine bezig is met opwarmen nadat de [Voedingsknop] (hulpvoeding) werd ingeschakeld. Raadpleeg "Scannen tijdens het opwarmen" op pagina 2-24 voor meer informatie. Nadat de machine is opgewerkt, wordt de gescande afbeelding afgedrukt. Raadpleeg "Hoofdeenheid" op pagina 6-3 voor meer informatie over de opwarmingstijd. 2.3.2 Scannen tijdens het opwarmen 1 Druk op de [Voedingsknop] (hulpvoeding).
Voordat u kopieën maakt 6 2 Druk op de knop [Start]. Het origineel wordt gescand en de opdracht wordt toegevoegd aan de lijst van de opdrachten in wachtrij. – Als de parameter "Kopieerbedieningsscherm" in de gebruikersfunctie is ingesteld op "Ja", druk dan op [Volg. kop.opdr.] om het Basisscherm weer te geven. – Zodra de machine klaar is met opwarmen, worden de opdrachten automatisch afgedrukt. Hoe kan een opdracht die bezig is met afdrukken, worden gestopt? % Druk op de toets [Stop].
Voordat u kopieën maakt 2 2 Let op Wanneer de machine met de hoofdvoedingsschakelaar wordt uitgeschakeld en opnieuw wordt ingeschakeld, moet u na het uitschakelen minstens 10 seconden wachten voordat u de machine opnieuw inschakelt. De machine zal mogelijk niet correct werken als deze onmiddellijk na het uitschakelen opnieuw wordt ingeschakeld.
Voordat u kopieën maakt 2.3.5 2 Het functiescherm automatisch annuleren (Systeem auto reset) Als gedurende een bepaalde duur geen bewerking wordt uitgevoerd, wordt het scherm automatisch geschakeld naar het scherm van de functie die prioriteit heeft gekregen. Dit is de bewerking voor de automatische systeemreset. In de standaardinstelling wordt het scherm van de Kopiefunctie na 1 minuut weergegeven.
Voordat u kopieën maakt 2 2.3.7 Automatisch energie besparen (Slaapstand) Als er gedurende een opgegeven duur geen bewerking wordt uitgevoerd, gaat de machine automatisch naar een energiebesparende status. De machine bespaart wel meer energie in de Slaapstand dan in de Spaarstand, maar wanneer de Slaapstand wordt geannuleerd om het afdrukken opnieuw te starten, moet de machine opwarmen zodat er meer voorbereidingstijd nodig is dan in de Spaarstand.
Voordat u kopieën maakt 2.3.9 2 De machine automatisch in/uitschakelen (wekelijkse timer) U kunt de machine instellen om automatisch naar de slaapstand te gaan volgens een gebruiksplanning die door de beheerder wordt vastgesteld. U kunt ook beperkingen voor het gebruik van de machine opgeven. Dit is de wekelijkse timer. Volg de onderstaande procedure om de machine te gebruiken terwijl de wekelijkse timer wordt gebruikt. ! Detail In de standaardinstelling is de wekelijkse timer niet ingesteld.
Voordat u kopieën maakt 2 4 Gebruik de cijfertoetsen om de duur tot de machine opnieuw naar de slaapstand gaat, in te voeren. – Geef een duur op van 5 minuten tot 9 uur en 59 minuten. Hoe kan een enkel cijfer worden ingevoerd? % Typ eerst "0". Als een minuteninstelling van minder dan 5 wordt ingevoerd, wijzigt de instelling naar 5 minuten. U kunt evenmin een minuteninstelling van 60 of meer opgeven. ? 5 Druk op [OK]. Het bericht "Gereed om te kopiëren." verschijnt op het tiptoetsscherm.
Voordat u kopieën maakt 2.3.10 2 Het gebruik door elke gebruiker van deze machine controleren (Gebruikersauthenticatie) Als er instellingen voor de gebruikersauthenticatie werden opgegeven door de beheerder, kunnen alleen geregistreerde gebruikers deze machine gebruiken. Daarnaast kan het aantal afgedrukte pagina' s voor elke gebruiker worden beheerd.
Voordat u kopieën maakt 2 – 2-32 Als de externe serverauthenticatie is geselecteerd als de gebruikersauthenticatiemethode, verschijnt [Servernaam] met de naam van de standaardserver. Druk op [Servernaam] om de namen van de geregistreerde gebruikers weer te geven en selecteer vervolgens de gewenste server. Raadpleeg "Authenticatiemethode selecteren" op pagina 12-64 voor meer informatie over het opgeven van de instellingen voor een externe serverauthenticatie. 2 Voer de gebruikersnaam in en druk op [OK].
Voordat u kopieën maakt 4 Voer het wachtwoord in en druk op [OK]. 5 Druk op [Aanmelden] of druk op de toets [Toegang]. 2 Het basisscherm verschijnt. Als er gebruikersregistratie-instellingen zijn toegepast, verschijnt het scherm Gebruikersregistratie. Als "Synchroniseer gebr. auth. & gebruikersregistratie" echter is ingesteld op "Synchroniseer", verschijnt het gebruikersregistratiescherm niet als de gebruikers en accounts worden gesynchroniseerd.
Voordat u kopieën maakt 2 ! Detail Raadpleeg "Gebruikersauth./Gebruikersregistratie" op pagina 12-30 voor meer informatie over het opgeven van de instellingen voor de gebruikersauthenticatie. 2 Opmerking De instellingen voor de gebruikersauthenticatie kunnen samen met de instellingen voor de gebruikersregistratie worden gebruikt. Als de parameter "Synchroniseer gebr. auth.
Voordat u kopieën maakt 2.3.11 2 Het gebruik door elke account van deze machine controleren (Gebruikersregistratie) Als er instellingen voor de gebruikersregistratie werden opgegeven door de beheerder, kunnen alleen gebruikers van geregistreerde accounts deze machine gebruiken. Daarnaast kan het aantal gemaakte afdrukken per account worden gecontroleerd. Dit is de gebruikersregistratie of account track.
Voordat u kopieën maakt 2 2-36 2 Voer de gebruikersnaam in en druk op [OK]. 3 Druk op [Wachtwoord]. 4 Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
Voordat u kopieën maakt 5 2 Druk op [Aanmelden] of druk op de toets [Toegang]. Het basisscherm wordt weergegeven. 6 Maak de kopieën met de gewenste kopieerinstellingen. 7 Druk op de toets [Toegang] wanneer u klaar bent met afdrukken. Een bericht waarin u wordt gevraagd het afmelden te bevestigen, wordt weergegeven. 8 Druk op [Ja] en druk vervolgens op [OK]. Het scherm Gebruikersregistratie wordt weergegeven.
Voordat u kopieën maakt 2 2.3.12 Het gebruik beheren van deze machine met de authenticatie-eenheid (biometrisch type) U kunt een authenticatie-eenheid (biometrisch type) gebruiken met deze machine om de authenticatie uit te voeren. De authenticatie-eenheid (biometrisch type) verifieert de gebruiker door de vingerafdrukken te scannen. 2 Opmerking 1-naar-veel authenticatie: de authenticatie wordt uitgevoerd door gewoon de vinger te plaatsen.
Voordat u kopieën maakt 2 Het basisscherm wordt weergegeven. Wanneer "1-naar-1 authenticatie" is opgegeven 1 Voer de gebruikersnaam in. 2 Plaats uw vinger op de authenticatie-eenheid (biometrisch type).
Voordat u kopieën maakt 2 Het basisscherm wordt weergegeven. 2 Opmerking Als de authenticatie-eenheid (biometrisch type) niet kan worden gebruikt, is het mogelijk deze machine te gebruiken door een [Gebruikersnaam] en [Wachtwoord] op te geven. 2.3.13 Het gebruik beheren van deze machine met de authenticatie-eenheid (IC-kaarttype) U kunt een authenticatie-eenheid (IC-kaarttype) gebruiken met deze machine om de authenticatie uit te voeren.
Voordat u kopieën maakt 2 Wanneer "Kaartauthenticatie" is opgegeven. % Plaats de IC-kaart horizontaal op het kaartscangebied van de authenticatie-eenheid (IC-kaarttype). Het basisscherm wordt weergegeven.
Voordat u kopieën maakt 2 Wanneer "Kaartauth.+ wachtwoord" is opgegeven 1 Plaats de IC-kaart horizontaal op het kaartscangebied van de authenticatie-eenheid (IC-kaarttype). 2 Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [Aanmelden] of druk op de toets [Toegang]. Het basisscherm wordt weergegeven. 2 Opmerking Als de authenticatie-eenheid (IC-kaarttype) niet kan worden gebruikt, is het mogelijk deze machine te gebruiken door een gebruikersnaam en wachtwoord op te geven.
Voordat u kopieën maakt 2.4 2 Papier plaatsen in lade 1/2/3/4 De methode voor het plaatsen van papier is dezelfde voor laden 1, 2, 3 en 4. Hieronder vindt u de beschrijving van de procedure voor het laden van papier in lade 1. 0 Lade 3/4 is een optie. 1 Trek lade 1 uit. 2 Pas de zijgeleiders aan het geplaatste papierformaat aan. – 3 CS193/CS173/CS163 Zijgeleiders Als de zijgeleiders niet correct zijn geplaatst voor het geplaatste papier, zal het papierformaat niet correct worden verwijderd.
Voordat u kopieën maakt 2 ? % Hoe wordt gekruld papier geladen? Strijk het papier glad voordat u het plaatst. Hoeveel vellen papier en andere media kunnen worden geladen? % Zorg ervoor dat u niet zoveel papier plaatst dat de bovenkant van de stapel hoger is dan de markering ,. ? 4 Sluit lade 1. ! Detail Als er speciaal papier is geplaatst, moet de instelling voor het papiertype worden opgegeven. Raadpleeg "Een instelling voor speciaal papier opgeven" op pagina 7-17 voor meer informatie.
Voordat u kopieën maakt 2.5 2 Papier plaatsen in de groot volume cassette 0 0 Als de [Voedingsknop] (hulpvoeding) is uitgeschakeld, zelfs als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, kan de papierlade van de groot volume cassette niet worden uitgetrokken, ook niet nadat de knop voor de ladeontgrendeling is ingedrukt. Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld met de [voedingsknop] (hulpvoeding). Groot-volume cassette is een optie. 1 Druk op de ladeontgrendelingsknop.
Voordat u kopieën maakt 2 4 Plaats het papier in de linkerkant van de groot-volume cassette, zodat de afdrukzijde van het papier waarop moet worden afgedrukt (de kant die boven ligt bij het uitpakken) naar boven gericht is. 5 Sluit de groot volume cassette. – Markering , Als er speciaal papier is geplaatst, moet de instelling voor het papiertype worden opgegeven. Raadpleeg "Een instelling voor speciaal papier opgeven" op pagina 7-17 voor meer informatie.
Voordat u kopieën maakt 2.6 2 Papier plaatsen in de handinvoer Papier kan handmatig via de handinvoer worden ingevoerd als u wilt kopiëren op papier dat niet in een papierlade geplaatst is of als u wilt kopiëren op dik papier 4, briefkaarten, enveloppen, OHP-transparanten of etiketvellen. 1 Open de handinvoer. – Trek het verlengstuk van de cassette uit wanneer u papier met groot formaat plaatst.
Voordat u kopieën maakt 2 – Om af te drukken op briefpapier, gekleurd papier of enveloppen, drukt u op vervolgens het papiertype. – – Als "A6Card w" is geselecteerd, wordt het papiertype automatisch ingesteld op "Dik 3". Meer informatie over het selecteren van een instelling voor papier met een niet-standaard-formaat vindt u onder "Een aangepast papierformaat opgeven (instellingen Aangepastformaat)" op pagina 7-10.
Voordat u kopieën maakt 2 Wanneer u OHP-transparanten laadt, moet u ze in de richting w plaatsen, zoals weergegeven in de afbeelding. Plaats geen OHP-transparanten in de richting v. U kunt maximaal 20 OHP-transparanten plaatsen in de handinvoer. Het afdrukken op OHP-transparanten is alleen mogelijk in het zwart. Voordat u enveloppen plaatst, moet u hier stevig op drukken om ervoor te zorgen, dat alle lucht eruit is.
Voordat u kopieën maakt 2 Wanneer u etiketvellen laadt, moet u ze in de richting w plaatsen, zoals weergegeven in de afbeelding. Plaats geen etiketvellen in de richting v. U kunt maximaal 20 etiketvellen plaatsen in de handinvoer. Zijde waarop moet worden afgedrukt Zorg ervoor dat u briefpapier zo laadt dat de afdrukzijde naar boven is gericht. 2 Opmerking De afbeelding wordt afgedrukt op het oppervlak van het papier dat naar beneden ligt, wanneer het papier in de handinvoer geplaatst wordt.
3 Basiskopieerfuncties
Basiskopieerfuncties 3 3 Basiskopieerfuncties 3.1 Algemene kopieerfuncties Deze sectie bevat informatie over de algemene functies voor het maken van kopieën. De volgende procedure beschrijft hoe u een enkelzijdig origineel kunt kopiëren met de basiskopieerfuncties. 2 Opmerking De maximale laadcapaciteit van de uitvoerladen voor de optionele afwerkingseenheid kan worden beperkt afhankelijk van het papierformaat en de geselecteerde afwerkingsinstellingen.
Basiskopieerfuncties 3 3 Geef de gewenste kopie-instellingen op. – – – – – – – – – – – – – 3-4 De standaard fabrieksinstellingen voor deze machine worden hieronder weergegeven. [Kleur]: Auto kleur [Papier]: Auto papierselectie [Zoom]: Volledig formaat (100%) [Dubbelz./N-in-1]: 1 > 1 [Kwalit./Densit.]: Tekst/foto (Gedrukte foto) Raadpleeg pagina 3-20 voor details over het selecteren van de instellingen in het scherm Origineel instellingen.
Basiskopieerfuncties 4 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. – 5 3 Als het aantal kopieën niet correct werd ingevoerd, drukt u op de toets [C] (wissen) op de cijfertoetsen en geeft u het correcte aantal kopieën op. Druk op de toets [Start]. – – CS193/CS173/CS163 Druk op de toets [Stop] om de kopieerbewerking die wordt uitgevoerd, te stoppen. Raadpleeg pagina 3-87 voor meer informatie.
Basiskopieerfuncties 3 3.2 Bewerkingen die niet kunnen worden gecombineerd Sommige kopieerinstellingen kunnen niet samen worden gebruikt. Als u instellingen opgeeft die niet kunnen worden gecombineerd, zal dit leiden tot een van de volgende situaties. De instelling die het laatst werd opgegeven, krijgt prioriteit. (De instelling die het eerst werd opgegeven, wordt geannuleerd.) De instelling die het eerst werd opgegeven, krijgt prioriteit. (Een waarschuwingsbericht verschijnt.) 3.2.
Basiskopieerfuncties 2 3 Stel de functie "Boekje" in. De nietinstelling "2 positie" wordt automatisch geannuleerd en de functie "Boekje" wordt ingesteld. Om de nietinstelling "2 positie" te selecteren, annuleert u de functie "Boekje" en selecteert u de instelling "2 positie".
Basiskopieerfuncties 3 3.2.2 Bewerkingen waarbij de eerst opgegeven instelling prioriteit krijgt Als een waarschuwingsbericht verschijnt dat aangeeft dat de instellingen niet kunnen worden gecombineerd, kunt u deze instellingen niet samen opgeven. De procedure voor het selecteren van de nietinstelling "2 positie" na het instellen van de functie "Boekje" wordt hieronder beschreven. 1 Stel de functie "Boekje" in. 2 Selecteer de nietinstelling "2 positie".
Basiskopieerfuncties 3.3 3 Het origineel invoeren Het origineel kan op een van de volgende twee manieren worden ingevoerd. Zorg ervoor, dat het origineel correct geplaatst wordt overeenkomstig het soort origineel dat wordt gekopieerd. 3.3.1 Originele invoermethode Functies De ADF gebruiken Door de ADF te gebruiken kan een origineel van meerdere pagina's automatisch en per pagina worden ingevoerd. Deze invoermethode kan ook worden gebruikt om automatisch dubbelzijdige originelen te scannen.
Basiskopieerfuncties 3 3 Stel de zijgeleiders in volgens het formaat van het origineel. – – – Raadpleeg "Originelen van verschillende formaten kopiëren (instelling "Gemengd origineel")" op pagina 3-22 voor meer informatie over het plaatsen van originelen van verschillende formaten. Raadpleeg "De oriëntatie van het origineel selecteren (instelling Origineel richting)" op pagina 3-26 voor meer informatie over het opgeven van de oriëntatie van het origineel.
Basiskopieerfuncties 3 3 Lijn het origineel uit op de – – -markering in de linkerhoek achteraan van de origineelgeleiders. Raadpleeg "De oriëntatie van het origineel selecteren (instelling Origineel richting)" op pagina 3-26 voor meer informatie over het selecteren van de richting van het origineel. Raadpleeg "De positie van de bindmarge selecteren (instellingen Inbindpositie)" op pagina 3-28 voor meer informatie over het opgeven van de bindmargepositie.
Basiskopieerfuncties 3 3.3.3 Het origineel in afzonderlijke stapels scannen (instelling "Afzonderlijk scannen") Een groot origineel kan worden opgesplitst en gescand in een aantal stapels. U kunt maximaal 100 pagina's van originelen tegelijk in de ADF plaatsen. Als u echter kopieert met de instelling "Afzonderlijk scannen", kan een origineel dat meer dan 100 pagina's bevat, als één kopieeropdracht worden gescand en behandeld.
Basiskopieerfuncties 3 3 Druk op [Start]. Nadat het origineel is gescand, verschijnt het volgende bericht. – – Plaats de volgende stapel van het origineel en druk op de toets [Start]. Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", drukt u op [Einde] in het volgende scherm dat verschijnt terwijl het origineel met de ADF is gescand om door te gaan met stap 5. – Als het origineel niet in de ADF kan worden geplaatst, plaats het dan op de glasplaat.
Basiskopieerfuncties 3 – – – 4 3-14 De knoppen die op het scherm voor het wijzigen van de instellingen verschijnen, verschillen afhankelijk van de opgegeven instellingen. De instellingen voor het volgende kunnen worden gewijzigd. 1-zijdig/2-zijdig, Inbindpositie, Zoom, Kader wissen, Midden wissen, Origineelformaat. Druk op [Annuleren] om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren. De hoeveelheid beschikbaar geheugen kan worden gecontroleerd naast "Geheugen" in de hoek linksonder van het scherm.
Basiskopieerfuncties 5 3 Druk op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", drukt u op [Printen] of op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", kunnen de kopieerinstellingen worden gewijzigd. Om de kopieerinstellingen te wijzigen, drukt u op [Wijzig instellingen] en drukt u vervolgens op [OK] nadat de instellingen naar wens zijn gewijzigd.
Basiskopieerfuncties 3 3.3.4 Een origineel met meerdere pagina's scannen vanaf de glasplaat Wanneer u dubbelzijdige of gecombineerde kopieën maakt via de glasplaat, plaats u elke pagina van een origineel met meerdere pagina's op de glasplaat om die pagina te scannen. De volgende procedure beschrijft de manier waarop u enkelzijdige pagina's van originelen moet plaatsen om dubbelzijdige kopieën te maken.
Basiskopieerfuncties 3 5 Druk op [1-zijdig > 2-zijdig]. 6 Druk op [Inbindpositie], selecteer de inbindpositie voor de kopie en druk vervolgens op [OK]. – 7 Raadpleeg "Dubbelzijdige kopieën selecteren" op pagina 3-54 voor meer informatie over het opgeven van de inbindpositie. Druk op [Origineelrichting], selecteer de richting van het geplaatste origineel en druk vervolgens op [OK].
Basiskopieerfuncties 3 8 Druk op [OK]. 9 Druk op de toets [Start]. Het scannen wordt gestart. 10 Plaats de tweede pagina of de tweede zijde van het origineel op de glasplaat en druk vervolgens op de toets [Start]. – – – – 3-18 Herhaal stap 10 om de resterende pagina's van het origineel te scannen. Druk op [Wijzig instellingen] om de scaninstellingen te wijzigen.
Basiskopieerfuncties 3 11 Druk op [Einde] nadat alle pagina's van het origineel zijn gescand. 12 Druk op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", drukt u op [Printen] of op de toets [Start]. – Als de parameter "Methode afzonderlijk scannen" is ingesteld op "Batch afdrukken", kunnen de kopieerinstellingen worden gewijzigd.
Basiskopieerfuncties 3 3.4 Instellingen voor originelen opgeven Hieronder vindt u de beschrijving van de benodigde instellingen, afhankelijk van de status en de plaatsing van de originelen om ze te kopiëren volgens uw voorkeur. 3.4.1 Het origineelformaat opgeven (instellingen Origineel formaat) De kopieën kunnen worden gemaakt nadat u het scanformaat van het origineel hebt opgegeven als het origineelformaat niet automatisch kan worden gedetecteerd of als u een specifiek origineelformaat wilt opgeven.
Basiskopieerfuncties 4 3 Selecteer het origineelformaat en druk vervolgens op [OK]. – – Druk op of om een andere lijst met standaardformaten weer te geven. Om een standaardformaat op te geven, drukt u op de knop voor het gewenste origineelformaat. Scherm Origineelformaat – – – Om een aangepast formaat op te geven, drukt u op [Aangepast formaat] om het scherm Aangepast formaat weer te geven.
Basiskopieerfuncties 3 – Om een fotoformaat op te geven, drukt u op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven. Druk op de knop voor het gewenste origineelformaat en druk op [OK]. Het scherm Fotoformaat Het scherm Origineelformaat wordt opnieuw weergegeven. 3.4.2 Originelen van verschillende formaten kopiëren (instelling "Gemengd origineel") Originelen van verschillende formaten kunnen samen worden geladen in de ADF om automatisch per pagina te worden uitgevoerd.
Basiskopieerfuncties 3 3 Plaats het origineel in de originelentoevoerlade in de volgorde dat ze moeten worden gescand en met de te scannen zijde omhoog gericht. Schuif de afstelbare zijgeleiders langs de randen van het origineel. – Plaats de originele pagina's in de ADF zodat de bovenkant van het document tegen de achterkant of linkerkant van de machine ligt. Zijgeleider 4 Druk op het Basisscherm op [Origineel instellingen]. Het scherm Origineel instellingen wordt weergegeven.
Basiskopieerfuncties 3 3.4.3 Gevouwen (Z-vouw) originelen laden Als gevouwen originelen in de ADF wordt geladen om te worden gekopieerd, wordt het formaat van het origineel correct gedetecteerd. 0 0 Plaats het origineel in de ADF. De lengte van de eerste pagina van het origineel wordt gedetecteerd en alle pagina van het origineel worden volgens dit formaat gescand. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – – 2 Vouw de gevouwen originelen open voordat u ze in de ADF plaatst.
Basiskopieerfuncties 3 3 Druk op [Z-vouw origineel]. – CS193/CS173/CS163 Om de instelling "Z-vouw origineel" te annuleren, drukt u opnieuw op [Z-vouw origineel] om de selectie op te heffen.
Basiskopieerfuncties 3 3.4.4 De oriëntatie van het origineel selecteren (instelling Origineel richting) Wanneer u dubbelzijdige originelen kopieert of dubbelzijdige kopieën of gecombineerde kopieën maakt, moet u de richting van het origineel opgeven, anders zullen de kopieën mogelijk niet in de correcte paginavolgorde of met de correcte schikking voor het voorblad en achterblad worden afgedrukt.
Basiskopieerfuncties 2 3 Druk op het Basisscherm op [Origineel instellingen]. Het scherm Origineel instellingen wordt weergegeven. 3 Druk op [Origineelrichting]. Het scherm Origineelrichting verschijnt. 4 Druk op de knop voor de richting van het geplaatste origineel en druk vervolgens op [OK]. – CS193/CS173/CS163 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset].
Basiskopieerfuncties 3 3.4.6 De positie van de bindmarge selecteren (instellingen Inbindpositie) Als een dubbelzijdig origineel in de ADF is geplaatst, bepaalt u de positie van de bovenkant van de achterkant van het origineel op door de bindmargepositie van het origineel op te geven. 2 Opmerking Standaard is "Auto" geselecteerd als de positie van de inbindmarge.
Basiskopieerfuncties 3.4.7 3 Een instelling voor de inbindpositie selecteren 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Plaats de bovenkant van het origineel in de richting van de achterkant van de machine wanneer u een origineel met een bindmarge plaatst. Druk op het Basisscherm op [Origineel instellingen]. Het scherm Origineel instellingen wordt weergegeven.
Basiskopieerfuncties 3 4 Druk op de knop voor de gewenste inbindmargepositie en druk op [OK]. – 3-30 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset].
Basiskopieerfuncties 3.4.8 3 De effecten van stof op het linkergedeelte van het glas verminderen Als de instelling "Ontvlekken" is geselecteerd, kan het effect dat stof achterlaat op het linkergedeelte van de glasplaat worden beperkt wanneer u een origineel scant dat in de ADF is geladen. 2 Opmerking Raadpleeg "Linkergedeelte van de glasplaat" op pagina 10-4 voor details over het reinigen van het linkergedeelte van de glasplaat. 1 Plaats het origineel in de ADF.
Basiskopieerfuncties 3 3.4.9 De scaninstellingen voor elk origineel wijzigen Wanneer u een origineel scant terwijl de instelling "Afzonderl. scannen" wordt gebruikt of wanneer originelen van meerdere pagina's worden gescand vanaf de glasplaat, kunnen de scaninstellingen voor elk origineel worden gewijzigd. De volgende procedure beschrijft hoe u de instellingen kunt wijzigen wanneer de instelling "Afzonderlijk scannen" wordt gebruikt. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Basiskopieerfuncties 5 3 Druk op de knop van de instelling die u wilt wijzigen, selecteer de gewenste instellingen en druk vervolgens op [OK]. – – De knoppen die op het scherm voor het wijzigen van de instellingen verschijnen, verschillen afhankelijk van de opgegeven instellingen. De instellingen voor het volgende kunnen worden gewijzigd. 1-zijdig/2-zijdig, Inbindpositie, Zoom, Kader wissen, Midden wissen, Origineelformaat. Druk op [Annuleren] om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren.
Basiskopieerfuncties 3 Scherm Kader wissen Het scherm Midden wissen Scherm Origineelformaat – – – 6 3-34 Raadpleeg "Een zoominstelling opgeven" op pagina 3-41 voor meer informatie over het opgeven van de zoominstelling. Meer details over het opgeven van de instelling "Kader wissen" vindt u onder "Specifieke gebieden van kopieën wissen (functie "Kader wissen")" op pagina 8-79. Het scherm Midden wissen verschijnt alleen wanneer de functie "Boek kopie" is geselecteerd.
Basiskopieerfuncties 3.5 3 Een kleurinstelling selecteren Selecteer een kleurinstelling voor het maken van kopieën. De volgende vijf kleurinstellingen zijn beschikbaar. 2 Opmerking De instelling "Auto kleur" is standaard geselecteerd. Kleurinstelling Omschrijving Auto kleur Selecteer deze instelling om automatisch te detecteren of het gescande origineel in kleur of in zwart-wit is en selecteer vervolgens de geschikte kleurinstelling ("Full color" of "Zwart").
Basiskopieerfuncties 3 3.5.1 Een kleurinstelling selecteren De volgende procedure beschrijft hoe u een kleurinstelling kunt selecteren. 1 Druk op het Basisscherm op [Kleur]. Het scherm Kleur verschijnt. 2 Selecteer de gewenste kleurinstelling. – 3-36 Als de instelling "2 kleur" is geselecteerd, drukt u op de knop voor de gewenste kleuren en drukt u op [OK].
Basiskopieerfuncties – Met de instelling "2 kleur", zijn verschillende kleurencombinaties beschikbaar. Andere kleurencombinaties dan de weergegeven combinaties zijn niet beschikbaar. – Als de instelling "1 kleur" is geselecteerd, drukt u op de knop voor de gewenste kleur en drukt u op [OK]. – – Druk op en om andere beschikbare kleuren weer te geven. Druk op [Dekkend] om de gemiddelde helderheidsmethode te gebruiken voor het reproduceren van gradaties in de monochrome originelen.
Basiskopieerfuncties 3 3.6 Een papierinstelling selecteren Het papierformaat kan automatisch worden geselecteerd volgens het formaat van het origineel of het kan handmatig worden opgegeven. Geef het papierformaat op volgens de overeenkomende procedure, afhankelijk van de gewenste kopie-instellingen. De instelling "Auto" is standaard geselecteerd.
Basiskopieerfuncties 3.6.1 3 Het papierformaat automatisch selecteren (instelling "Auto" papierinstelling) Het formaat van het geplaatste origineel wordt gedetecteerd en er worden kopieën gemaakt met papier van hetzelfde formaat. Als de zoominstelling "Volledig formaat" is opgegeven, wordt papier van hetzelfde formaat als het origineel geselecteerd. Als de zoomfactor wordt verhoogd of verlaagd, wordt een papierformaat dat overeenkomt met de opgegeven zoomfactor automatisch geselecteerd.
Basiskopieerfuncties 3 3.6.2 Het gewenste papierformaat handmatig selecteren 0 0 Wanneer u ook de instellingen "Auto zoom" selecteert, wordt de meest geschikte zoomfactor geselecteerd op basis van het formaat van het geplaatste origineel en het opgegeven papierformaat. Meer details over de instelling "Auto Zoom" vindt u onder "De zoomfactor automatisch selecteren (instelling "Auto" zoom)" op pagina 3-41. Plaats vooraf de geschikte papiersoorten in de papierlade. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier].
Basiskopieerfuncties 3.7 3 Een zoominstelling opgeven De zoomfactor kan worden ingesteld om een kopie te maken op papier met een ander formaat dan het origineel of om het formaat van de kopie-afbeelding te vergroten of te verkleinen. De instelling "Volledig formaat" is standaard geselecteerd. De volgende procedures beschrijven hoe u de zoominstelling kunt opgeven. 2 Opmerking De instelling "Auto zoom" kan niet worden gecombineerd met de "Auto papierinstelling". 3.7.
Basiskopieerfuncties 3 3.7.2 De zoomfactor van het origineel opgeven (instelling "Volledig formaat") Er wordt een kopie gemaakt met hetzelfde formaat als het origineel (100%). 0 Druk op [+] om de zoomfactor te verhogen en druk op [–] om de zoomfactor te verlagen in stappen van 0,1%. 1 Druk op het Basisscherm op [Zoom]. Het scherm Zoom verschijnt. 2 Druk op [Volledig formaat]. 3 Druk op [OK]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. 3.7.
Basiskopieerfuncties 1 3 Druk op het Basisscherm op [Zoom]. Het scherm Zoom verschijnt. 2 Druk op [XY Zoom]. 3 Gebruik de cijfertoetsen om de gewenste zoomfactor in te voeren (tussen 25% en 400%). 4 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Basiskopieerfuncties 3 3.7.4 De kopie een weinig verkleinen (instelling "Minimaal") Een origineelafbeelding kan iets kleiner (93%) dan het formaat van het origineel worden afgedrukt en op de kopie worden gecentreerd. 0 De zoomfactor van de instelling "Minimaal" kan worden gewijzigd (tussen 90% en 99,9%). Meer details over het wijzigen van de zoomfactor voor de instelling "Minimaal" of over het programmeren van aangepaste zoomfactoren, vindt u onder "De gewenste zoomfactor opslaan" op pagina 3-49.
Basiskopieerfuncties 3.7.5 3 Een vooraf ingestelde zoomfactor selecteren (instellingen Vergroten en Verkleinen) De best geschikte zoomfactoren voor het kopiëren van algemene standaard origineelformaten op standaard papierformaten zijn vooraf ingesteld. 1 Druk op het Basisscherm op [Zoom]. Het scherm Zoom verschijnt. 2 Druk op de knop voor de geschikte zoomfactor naast "Vergroten" en "Verkleinen", afhankelijk van het origineel en de papierformaten. 3 Druk op [OK].
Basiskopieerfuncties 3 3.7.6 De afzonderlijke X- en Y-zoomfactoren invoeren (instellingen Individuele zoom) Met de cijfertoetsen kunt u rechtstreeks afzonderlijke zoomfactoren voor de horizontale richting (tussen 25% en 400%) en de verticale richting (tussen 25% en 400%) opgeven. Door de verschillende horizontale en verticale zoomfactoren te combineren, kan de kopie-afbeelding worden aangepast zoals hieronder weergegeven.
Basiskopieerfuncties 3 3 Druk op [X] onder "Individuele zoom inst." en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de gewenste zoomfactor (tussen 25% en 400%) voor de richting X in te voeren. 4 Druk op [Y] onder "Individuele zoom inst." en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de gewenste zoomfactor (tussen 25% en 400%) voor de richting Y in te voeren. – 5 Druk op [Annuleren] om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren.
Basiskopieerfuncties 3 3.7.7 Een opgeslagen zoomfactor opslaan Zoomfactoren voor het kopiëren, die werden opgeslagen kunnen opnieuw worden opgeroepen om ze te gebruiken wanneer u dat wenst. Bovendien kunt u ook opgeslagen zoomfactoren voor het kopiëren wijzigen. 0 0 0 1 De instelling "Volledig formaat" is standaard geselecteerd. Druk op [+] om de zoomfactor te verhogen en druk op [–] om de zoomfactor te verlagen in stappen van 0,1%.
Basiskopieerfuncties 3.7.8 3 De gewenste zoomfactor opslaan U kunt drie vaak gebruikte zoomfactoren en de zoomfactor voor de instelling "Minimaal" opslaan. 0 0 0 Als een waarde buiten het toegelaten bereik is opgegeven, verschijnt het bericht "Invoerfout". Voer een waarde in binnen het toegelaten bereik. Als u een verkeerde waarde hebt ingevoerd, druk dan op de toets [C] (wissen) op de cijfertoetsen om de waarde te wissen en geef de correcte waarde op.
Basiskopieerfuncties 3 3 Gebruik de cijfertoetsen om de gewenste zoomfactor in te voeren (tussen 25% en 400%). – Druk op [Annuleren] om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren. 4 Druk op [Stel zoom in]. 5 Druk op de knop of [Minimaal] waar de nieuwe zoomfactor moet worden opgeslagen. – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. De opgegeven zoomfactor wordt opgeslagen.
Basiskopieerfuncties 3.8 3 Een instelling voor Origineel > Kopie selecteren De volgende vier instelcombinaties voor Origineel > Kopie zijn mogelijk. Instellingen Origineel > Kopie Omschrijving 1-zijdig > 1-zijdig Selecteer deze instelling om enkelzijdige kopieën te maken van enkelzijdige originelen. 1-zijdig > 2-zijdig Selecteer deze instelling om één dubbelzijdige kopie te maken van twee enkelzijdige originelen.
Basiskopieerfuncties 3 3.8.1 Enkelzijdige kopieën selecteren 0 0 Als fabrieksstandaard is "1-zijdig > 1-zijdig" geselecteerd. Raadpleeg "Een origineel met meerdere pagina's scannen vanaf de glasplaat" op pagina 3-16 voor meer informatie over het gebruik van de glasplaat om originelen van meerdere pagina's te scannen. 1 Druk in het Basisscherm op [Dubbelz./N-in-1]. Het scherm Dubbelz./N-in-1 wordt weergegeven. 2 Druk op [1-zijdig > 1-zijdig] of [2-zijdig > 1-zijdig].
Basiskopieerfuncties – – – 3 Als de inbindpositie voor het origineel is ingesteld op "Auto", wordt de positie van de inbindmarge automatisch geselecteerd. Een inbindmarge langs de lange zijde van het papier wordt geselecteerd als de lengte van het origineel 297 mm of minder is. Als de lengte van het origineel meer dan 297 mm is, wordt een inbindmarge langs de kortste zijde van het papier geselecteerd.
Basiskopieerfuncties 3 3.8.2 Dubbelzijdige kopieën selecteren 0 0 Als fabrieksstandaard is "1-zijdig > 1-zijdig" geselecteerd. Raadpleeg "Een origineel met meerdere pagina's scannen vanaf de glasplaat" op pagina 3-16 voor meer informatie over het gebruik van de glasplaat om originelen van meerdere pagina's te scannen. 1 Druk in het Basisscherm op [Dubbelz./N-in-1]. Het scherm Dubbelz./N-in-1 wordt weergegeven. 2 Druk op [1-zijdig > 2-zijdig] of [2-zijdig > 2-zijdig].
Basiskopieerfuncties 3 4 Druk op [Inbindpositie]. – Selecteer de inbindpositie voor de kopie van een enkelzijdig origineel en druk vervolgens op [OK]. – Selecteer voor een dubbelzijdig origineel de inbindpositie voor het origineel en de kopie en druk vervolgens op [OK]. Druk op [Origineelrichting], selecteer de richting van het geplaatste origineel en druk vervolgens op [OK].
Basiskopieerfuncties 3 3.9 Een gecombineerde kopie-instelling selecteren Afbeeldingen op een origineel van meerdere pagina's (2, 4 of 8 pagina's) kunnen worden gecombineerd en afgedrukt op één pagina, zodat het papierverbruik wordt beperkt. De volgende drie gecombineerde kopie-instellingen zijn beschikbaar.
Basiskopieerfuncties 3.9.1 3 Meerdere pagina's van het origineel op één pagina kopiëren (instellingen Gecombineerde kopie) Als een gecombineerde kopie-instelling is geselecteerd, geeft u de positie van de bindmarge en de laadrichting op voor het origineel, anders zullen de kopieën mogelijk niet worden afgedrukt in de gewenste volgorde. Raadpleeg "De positie van de bindmarge selecteren (instellingen Inbindpositie)" op pagina 3-28 voor details over het opgeven van de positie van de inbindmarge.
Basiskopieerfuncties 3 – Selecteer de instelling en de paginaschikking volgens de richting en het nummer van de gecombineerde pagina's. Als "4-in-1/8-in-1" is geselecteerd, kunt u op het tiptoetsscherm controleren of "Horizontaal" of "Verticaal" is geselecteerd voor de papierschikking. Dit verschijnt alleen als de parameter "Linkerpaneel standaard weergave" in de modus Gebruikersprogramma is ingesteld op "Functiecontrole".
Basiskopieerfuncties 3 3.10 De kwaliteit van het origineel selecteren 3.10.1 Originelen met kleine afdrukken of foto's plaatsen (Instellingen Origineel type) Selecteer de instelling voor het tekst- en afbeeldingstype van het origineel om de kwaliteit van de kopie beter aan te passen. De volgende instellingen Origineel type zijn beschikbaar. 2 Opmerking De instelling "Tekst/foto" is standaard geselecteerd.
Basiskopieerfuncties 3 3.10.2 Een instelling voor origineel type selecteren 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op het Basisscherm op [Kwal./densit.]. Het scherm Kwaliteit/Densiteit verschijnt. 3 Druk op de knop met de meest geschikte kwaliteitsinstelling voor het geplaatste origineel.
Basiskopieerfuncties 3 – Bij een origineel dat zowel tekst als foto's bevat, drukt u op [Tekst/Foto] om het scherm Fototype weer te geven. Druk op de knop voor de gewenste instelling en druk op [OK]. – Bij een origineel dat foto's bevat, drukt u op [Foto] om het scherm Fototype weer te geven. Druk op de knop voor de gewenste instelling en druk op [OK]. – – – Druk voor een origineel dat kaarten bevat op [Landkaart]. Voor een origineel dat alleen zwakke tekst bevat, drukt u op [Dot matrix origineel].
Basiskopieerfuncties 3 3.11 De densiteitinstellingen selecteren Geef de kopieer- en achtergronddensiteit op. Stel de beste densiteit in volgens de status van de originelen. Daarnaast kan een kopie ook worden afgedrukt met een glansafwerking. De volgende drie densiteitinstellingen zijn beschikbaar. Functie Omschrijving Densiteit De densiteit van de afgedrukte afbeelding kan op negen verschillende niveaus worden ingesteld.
Basiskopieerfuncties 2 3 Druk op [Densiteit]. Het scherm Densiteit verschijnt. 3 Selecteer de gewenste Densiteit-instelling. – – – 4 Telkens wanneer u op [Licht] of [Donker] drukt, wordt de densiteit één niveau helderder of donkerder. Druk op [Standard] om de middelste instelling (standaardinstelling) te selecteren. Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Druk op [OK].
Basiskopieerfuncties 3 3.11.2 De achtergronddensiteit aanpassen (instellingen Achtergrond verwijderen) 1 Druk op het Basisscherm op [Kwal./densit.]. Het scherm Kwaliteit/Densiteit verschijnt. 2 Druk op [Achtergrond verwijderen]. Het scherm Achtergrond verwijderen verschijnt.
Basiskopieerfuncties 3 Selecteer de gewenste instelling voor Achtergrond verwijderen. – – – – 4 3 Telkens wanneer u op [Licht] of [Donker] drukt, wordt de densiteit één niveau helderder of donkerder. Druk op [Standard] om de derde instelling van rechts (standaardinstelling) te selecteren. Druk op [Auto] om het niveau van de achtergronddensiteit automatisch aan te passen aan het origineel dat wordt gekopieerd.
Basiskopieerfuncties 3 3.11.3 De reproductiekwaliteit van tekst aanpassen 0 De instelling "0" is standaard geselecteerd. 1 Druk op het Basisscherm op [Kwal./densit.]. Het scherm Kwaliteit/Densiteit verschijnt. 2 Druk op [Tekstverbetering]. Het scherm Tekstverbetering verschijnt.
Basiskopieerfuncties 3 Selecteer de gewenste instelling voor de tekstdensiteit. – – 4 3 Telkens wanneer u op [Tekst lichter] of [Tekst donkerd.] drukt, wordt de densiteit met één niveau verhelderd of verdonkerd. Om de middelste instelling van de negen niveaus te selecteren ("0"), drukt u op [Standard]. Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Druk op [OK].
Basiskopieerfuncties 3 3.11.4 Afdrukken met een glanzende afwerking (instelling "Glossy") 1 Druk op het Basisscherm op [Kwal./densit.]. Het scherm Kwaliteit/Densiteit verschijnt. 2 Druk op [Glossy]. – – 3-68 Om de instelling "Glossy" te annuleren, drukt u opnieuw op [Glossy] om de selectie op te heffen. Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset].
Basiskopieerfuncties 3.12 3 Afwerkingsinstellingen selecteren Er kunnen verschillende instellingen worden geselecteerd voor het sorteren en afwerken van kopieën die worden ingevoerd in de kopie-uitvoerlade. 2 Opmerking De instelling "Groep" is standaard geselecteerd. ! Detail Als er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd en aan alle volgende voorwaarden is voldaan, kunnen de afgedrukte kopieën worden uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruiselings patroon.
Basiskopieerfuncties 3 Instelling Omschrijving Offset Als er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd Als voldaan is aan de sorteervoorwaarden, worden de afgedrukte kopieën uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruiselings patroon. Als er een afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd De kopieën worden uitgevoerd en op elkaar gestapeld waarbij elke set wordt verschoven om de sets te scheiden. Midden nieten/vouwen Selecteer deze instelling om kopieën te vouwen.
Basiskopieerfuncties 3 Beschikbare afwerkingsinstellingen Afwerkingseenheid Afwerkingseenheid + Perforeereenheid Afwerkingseenheid + Perforeereenheid + Rugnieteenheid Afwerkingseenheid + Perforeereenheid + Postvak Opdrachtblad Sorteren o o o o o Groep o o o o o Offset o o o o o Nieten o o o o e Perforeren e o o o e Midden inbinden (Midden nieten & vouwen) e e o e e Half-vouw e e o e e Selecteer uitvoerlade o o o o o o: mogelijk e: niet mogelijk CS193/C
Basiskopieerfuncties 3 3.12.1 Kopieën scheiden volgens set (instelling "Sorteren") 0 0 0 1 De instelling "Groep" is standaard geselecteerd. Als offset sorteren is geselecteerd terwijl er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd, worden afgedrukte kopieën uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruislings patroon w en v als aan de volgende instellingen is voldaan. Er wordt papier op A4- of B5-formaat gebruikt.
Basiskopieerfuncties 3.12.2 3 Kopieën scheiden volgens pagina's (instelling "Groep") 0 0 0 1 De instelling "Groep" is standaard geselecteerd. Als offset sorteren is geselecteerd terwijl er geen afwerkingseenheid of opdrachtblad is geïnstalleerd, worden afgedrukte kopieën uitgevoerd en gesorteerd in een afwisselend kruislings patroon w en v als aan de volgende instellingen is voldaan. Er wordt papier op A4- of B5-formaat gebruikt.
Basiskopieerfuncties 3 3.12.3 Selecteer de uitvoerlade 0 De uitvoerlade kan alleen worden geselecteerd als de optionele afwerkingseenheid is geïnstalleerd. 1 Druk op het Basisscherm op [Afwerking]. Het scherm Afwerking verschijnt. 2 3-74 Druk op de toets [Uitvoerlade].
Basiskopieerfuncties 3 3 Selecteer de uitvoerlade waarnaar de kopieën moeten worden uitgevoerd en druk vervolgens op [OK]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. 3.12.4 Kopieën nieten (instellingen Nieten) Kopieën kunnen worden uitgevoerd met een nietje in de hoek of nieten op 2 posities. 2 Let op De kopieën kunnen alleen worden uitgevoerd met een nietje in de hoek of met nieten op twee posities als de afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
Basiskopieerfuncties 3 1 Druk op het Basisscherm op [Afwerking]. Het scherm Afwerking verschijnt. 2 Druk onder "Nieten" op [Hoek] of [2 positie]. – 3 Druk op [Positie instel.]. – 3-76 Druk op [Geen] om de nietinstelling te annuleren. Selecteer de nietpositie en druk vervolgens op [OK].
Basiskopieerfuncties – Wanneer de instelling nieten "2 posities" is geselecteerd. – Wanneer de instelling nieten "Hoek" is geselecteerd. – Druk op [Auto] om de nietpositie automatisch vast te stellen volgens de richting van het geplaatste origineel. Als de lengte van het origineel 297 mm of minder is, wordt de lange zijde van het papier geniet. Als de lengte van het origineel meer is dan 297 mm, wordt de korte zijde van het papier geniet.
Basiskopieerfuncties 3 3.12.5 Gaatjes perforeren in kopieën (instellingen Perforeren) ! Detail Om gaatjes te perforeren in de kopieën, moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan. De papierbreedte moet tussen 182 mm en 297 mm liggen. De papierlengte moet tussen 182 mm en 432 mm liggen. Als een Perforeerinstelling moet worden geselecteerd, selecteert u de richting waarin het origineel is geplaatst.
Basiskopieerfuncties 2 Druk onder "Perforeren" op [4 gaten]. – 3 3 Druk op [Geen] om de perforeerinstelling te annuleren. Druk op [Positie instel.]. – Selecteer de positie van de perforatiegaten en druk vervolgens op [OK]. – Druk op [Auto] om de positie van de geperforeerde gaatjes automatisch vast te stellen volgens de richting van het geplaatste origineel. Als de lengte van het origineel 297 mm of minder is, worden de gaatjes geperforeerd langs de langste zijde van het papier.
Basiskopieerfuncties 3 – – – 4 Druk desgewenst op [Origineelrichting] en selecteer vervolgens de geschikte instelling voor het origineel. – 5 Als "Auto" is geselecteerd voor de nietpositie, plaatst u het origineel met de bovenkant naar de achterkant van de machine gericht. Als het origineel in een andere richting wordt geladen, zal het nieten niet correct kunnen worden gepositioneerd. Als "Auto" is geselecteerd, wordt de perforeerpositie bovenaan of links ingesteld.
Basiskopieerfuncties 3.13 3 Een vouwinstelling selecteren Als de afwerkingseenheid is geïnstalleerd met de rugnieteenheid, kunnen de kopieën worden gevouwen voordat ze worden uitgevoerd. De volgende vouwinstellingen zijn beschikbaar. Instelling Omschrijving Half-vouw Selecteer deze instelling om kopieën in twee te vouwen voordat ze worden uitgevoerd. (Zie pagina 3-81.
Basiskopieerfuncties 3 1 Druk op het Basisscherm op [Afwerking]. Het scherm Afwerking verschijnt. 2 Druk op [Midden binden/vouwen]. Het scherm Midden inbinden/vouwen wordt weergegeven. 3 Druk op [Ja] onder "Half-vouw". – – 3-82 De functie "Boekje" wordt standaard automatisch opgegeven wanneer Half-vouw is geselecteerd. Om de instelling "Half-vouw" te annuleren, drukt u op [Nee] of op de knop voor een andere instelling.
Basiskopieerfuncties 4 3.13.2 3 Druk op [OK] en druk vervolgens opnieuw op [OK]. Kopieën in het midden inbinden (instelling "Midden inbinden (Midden nieten & vouwen)") Papiergewicht Papierformaten Maximum aantal gevouwen vellen Normaal papier (60 g/m2 tot 90 g/m2) B5 w, A4 w, B4 w, A3 w 200 vellen of 20 sets Aantal gebonden pagina's Voorbeelden van het mogelijk aantal gebonden pagina's worden hieronder weergegeven.
Basiskopieerfuncties 3 2 Druk op [Midden binden/vouwen]. Het scherm Midden inbinden/vouwen wordt weergegeven. 3 Geef de instellingen op voor de bindpagina's. – – – – – – 4 3-84 Om kopieën op twee plaatsen in het midden te nieten, drukt u op [Ja] onder "Midden nieten" en op [Nee] onder "Half-vouw". Om kopieën in het midden te binden, drukt u op [Ja] onder "Midden nieten" en op [Nee] onder "Half-vouw".
Basiskopieerfuncties 3.14 3 Selecteren om de afbeelding niet te draaien Kopieën kunnen worden afgedrukt zonder dat de afbeelding wordt gedraaid om deze aan te passen aan de richting van het geladen papier. Origineel Auto draaien UIT Auto draaien 2 Opmerking Afhankelijk van het papierformaat en de zoomfactor, kunnen sommige delen van de afbeelding verloren gaan. % Druk in het Basisscherm op [Niet roteren].
Basiskopieerfuncties 3 3.15 Het volgende origineel dat moet worden gekopieerd, scannen terwijl een kopieeropdracht wordt afgedrukt (Reservering volgende opdracht) De instellingen voor de volgende kopieeropdracht kunnen worden opgegeven en het origineel kan worden gescand terwijl de kopieeropdracht wordt afgedrukt zodat de afdruk kan worden gestart zodra de huidige kopieeropdracht is voltooid. 0 0 0 1 2 3 3-86 U kunt maximaal 61 kopieertaken, inclusief de huidige opdracht, reserveren.
Basiskopieerfuncties 3.16 3 Scannen/afdrukken tijdelijk stoppen Volg de onderstaande procedure om het scannen van een origineel tijdelijk te stoppen en het afdrukken te stoppen. 0 0 1 Als een origineel wordt gescand voor een opdracht, kunt u op de toets [Stop] drukken om het scannen te stoppen. Raadpleeg "Een gepauzeerde opdracht verwijderen" op pagina 3-88 voor meer informatie over het verwijderen van een tijdelijk gestopte opdracht.
Basiskopieerfuncties 3 3.17 Een gepauzeerde opdracht verwijderen Volg de hieronder beschreven procedure om een tijdelijk gestopte opdracht te verwijderen. 0 0 0 1 Raadpleeg "Scannen/afdrukken tijdelijk stoppen" op pagina 3-87 voor meer informatie over het tijdelijk stoppen van een opdracht die wordt gescand of afgedrukt. Selecteer slechts één opdracht per keer voor het verwijderen. Druk op de toets [Start] om door te gaan met de tijdelijk gestopte opdracht.
4 Extra kopieerbewerkingen
Extra kopieerbewerkingen 4 Extra kopieerbewerkingen 4.1 De kopie-instellingen controleren (Opdrachtcontrole) 4 Vanaf de schermen Controleer opdrachtdetails kunt u de huidige kopie-instellingen controleren en desgewenst wijzigen. 4.1.1 De instellingen controleren 1 Druk op [Functie controle] in het linkerpaneel en druk vervolgens op [Contr. details]. Het scherm Functiecontrole wordt weergegeven.
4 4-4 Extra kopieerbewerkingen CS193/CS173/CS163
Extra kopieerbewerkingen 2 4 Druk op [Sluit] nadat u de instellingen hebt gecontroleerd. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. ! Detail Er zijn negen schermen voor de Functiecontrole. Het nummer van het momenteel weergegeven scherm verschijnt rechts van de schermtitel. Druk op [ Achter] om het vorige scherm weer te geven. Druk op [Doorst weer te geven.
Extra kopieerbewerkingen 4 4.1.2 De instellingen wijzigen 1 Druk op [Functie controle] in het linkerpaneel en druk vervolgens op [Contr. details]. 2 Druk op [ 3 Druk op de knop voor de functie waarvan de instelling moet worden gewijzigd. Achter] of [Doorst ] tot de knop voor de functie die u wilt wijzigen, wordt weergegeven. Het scherm voor het opgeven van de instelling verschijnt. 4 4-6 Volg de overeenkomende procedure om de instelling te wijzigen.
Extra kopieerbewerkingen 4.2 4 Een testkopie afdrukken om de instellingen te controleren (Voorbeeldkopie) Voordat u een groot aantal kopieën afdrukt, kunt u eerst één testkopie afdrukken om de afdruk te controleren. Hiermee vermijdt u dat er fouten optreden tijdens het kopiëren. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Selecteer de gewenste kopie-instellingen.
Extra kopieerbewerkingen 4 – – – – 7 In het scherm waarin u de instellingen kunt wijzigen, wijzigt u de kopieerinstellingen volgens uw voorkeur en drukt u vervolgens op [OK]. Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op [Annuleren]. – – – – 8 Als de kopie-instellingen niet kunnen worden gewijzigd, stopt u het afdrukken van de voorbeeldkopie. Druk vervolgens op de toets [Reset] om de kopie-instellingen te annuleren en geeft vervolgens de gewenste instellingen op.
Extra kopieerbewerkingen 4.3 4 Een kopieertaak onderbreken (Interruptiemodus) De huidige taken kunnen tijdelijk worden onderbroken zodat een origineel kan worden gekopieerd met verschillende kopie-instellingen. Dit is handig wanneer u snel een kopie wilt maken. ! Detail Raadpleeg "De afdrukprioriteit verhogen" op pagina 11-15 voor meer informatie over het maken van een kopie nadat het afdrukken van de huidige opdracht is voltooid. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Extra kopieerbewerkingen 4 4.4 Kopieerprogramma's registreren (Geheugenfunctie) Vaak gebruikte kopieerinstellingen kunnen samen worden opgeslagen als een programma zodat ze gemakkelijk opnieuw kunnen worden opgeroepen. Er kunnen maximaal 30 programma's worden geregistreerd. U kunt een naam van maximaal 16 tekens opgeven voor de geregistreerde kopieerprogramma's.
Extra kopieerbewerkingen 4 Gebruik de cijfertoetsen op het bedieningspaneel en het toetsenbord dat op het tiptoetsscherm verschijnt om de naam van het kopieerprogramma in te voeren. – – 5 4 De programmanaam kan maximum 16 tekens bevatten. Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst. Druk op [OK] nadat u de naam hebt ingevoerd. – – CS193/CS173/CS163 U kunt het kopieerprogramma dezelfde naam geven als een kopieerprogramma dat reeds werd geregistreerd.
Extra kopieerbewerkingen 4 Het scherm Roep kopieerprogramma op wordt opnieuw weergegeven. Het kopieerprogramma wordt geregistreerd en een knop met de opgegeven naam van het kopieerprogramma verschijnt. Kan de naam van het kopieerprogramma worden gecorrigeerd? % Als u de opgegeven naam van het kopieerprogramma wilt wijzigen, drukt u op de knop waarvan de naam moet worden gewijzigd en drukt u vervolgens op [Naam bewerken]. Het scherm Bewerk naam wordt weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4.4.1 4 Een kopieerprogramma verwijderen 1 Druk in het scherm Roep kopieerprogramma op de knop van het kopieerprogramma dat moet worden verwijderd. – 2 Als het kopieerprogramma dat moet worden opgeroepen, niet wordt weergegeven, drukt u op en tot het gewenste kopieerprogramma wordt weergegeven. Druk op [Verwijderen]. Een bericht verschijnt met de vraag het verwijderen van het kopieerprogramma te bevestigen. 3 Druk op [Ja] en druk vervolgens op [OK].
Extra kopieerbewerkingen 4 4.5 Kopiëren met geprogrammeerde kopie-instellingen (Geheugenfunctie) U kunt geprogrammeerde kopie-instellingen die u opnieuw wilt gebruiken voor het kopiëren, opvragen. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op de toets [Geheugenfunctie]. Het scherm Roep kopieerprogramma op wordt weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4 4 Druk op de toets [Functiecontrole]. – De kopieerinstellingen kunnen niet worden gewijzigd via de schermen Functiecontrole. Het scherm Functiecontrole wordt weergegeven. Er zijn zes schermen Functiecontrole. Het getal rechts van de schermtitel geeft het nummer aan van het momenteel weergegeven scherm. Om het vorige scherm weer te geven, drukt u op [ Achter]. Druk op [Doorst ] om het volgende scherm weer te geven.
Extra kopieerbewerkingen 4 2 Opmerking Om het oproepen van een kopieerprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Reset], de toets [Geheugenfunctie] of op [Annuleren].
Extra kopieerbewerkingen 4.6 4 Functiebeschrijvingen weergeven (Help) U kunt beschrijvingen van de verschillende functies en details van de bewerkingen weergeven. De schermen van Help kunnen op twee manieren worden weergegeven. De hoofdschermen van het Help-menu (vanaf het Basisscherm) Help-schermen voor instellingen (vanaf andere schermen dan het Basisscherm) 4.6.1 Overzicht van de Help-schermen De volgende items zijn voorzien in het scherm Menu Help.
Extra kopieerbewerkingen 4 Help-scherm (2de niveau) (Bijvoorbeeld: Functie) Item Omschrijving [Kopie], [Scan/Fax], [Gebruikersbox], [Opdr. lijst] Geeft het eerste Help-scherm voor elke beschrijving weer. ! Detail De items die in het Help-menu zijn weergegeven voor de naam en de functie van elk onderdeel, zijn verschillend afhankelijk van de geïnstalleerde opties.
Extra kopieerbewerkingen 4 Help-scherm (laagste niveau) (Bijvoorbeeld: Zoeken op bewerking % Kopiëren % Kleur afgedr. kopie selecteren % Kopiëren in zelfde kleur als orig.doc.) Druk op [Deze functie instellen] om de geselecteerde functie in te stellen. Scherm Functiemap (Bijvoorbeeld: Kopie) Een tabel met beschikbare functies en instellingen worden weergegeven in de Functie-overzichten. Selecteer een item in de tabel voor het Help-scherm dat u wilt weergeven.
Extra kopieerbewerkingen 4 4.6.2 De hoofdschermen van de helpfunctie weergeven Als voorbeeld beschrijft de volgende procedures de Help-schermen die worden weergegeven voor de kopieerbewerkingen door middel van "Functie". 1 Druk op de toets [Help] terwijl het Basisscherm wordt weergegeven. Het scherm Menu Help wordt weergegeven. 2 Druk op [Functie] of druk op de cijfertoetsen op [1]. Het Help-scherm voor "Functie" wordt weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4 4 Druk op [Openen] rechts van de gewenste informatie of druk op de toets op de cijfertoetsen voor het cijfer links van de gewenste informatie om het overeenkomende Help-scherm weer te geven. 5 Nadat u de Help-informatie hebt gecontroleerd, drukt u op [Einde] of drukt u opnieuw op de toets [Help]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4 4.7 De instellingen voor het bedieningspaneel opgeven (Toegankelijkheidsfunctie) Deze sectie bevat details over de procedures voor het opgeven van de instellingen voor het bedieningspaneel en het aanpassen van het tiptoetsscherm. 4.7.1 Het scherm Toegankelijkheidsinstelling weergeven % Druk op de toets [Toegankelijkheid]. Het scherm Toegankelijkheidsinstelling wordt weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 3 4 Druk op de vier controlepunten [+] en controleer of er bij het aanraken van elk punt een geluid wordt weergegeven. – – De controlepunten [+] kunnen in elke volgorde worden aangeraakt. Om een reset uit te voeren van de aanpassing, drukt u op de toets [C] (wissen) en vervolgens op de vier controlepunten [+]. Als u op de correcte manier hebt gedrukt op de controlepunten, licht de indicator op de toets [Start] blauw op. 4 Druk op de toets [Start].
Extra kopieerbewerkingen 4 2 Druk op [Toets herh. start/interval] of druk op de toets [2] op de cijfertoetsen. Het scherm Toets herhaal start/Intervaltijd wordt weergegeven. 3 Druk op [+] en [–] om de starttijd en het interval voor de toetsherhaalfunctie op te geven. – – – – 4 Om de tijd te verlengen, drukt u op [+]. Om de tijd te verkorten, drukt u op [–]. Beide instellingen kunnen worden ingesteld tussen 0,1 en 3 seconden in stappen van 0,1 seconde.
Extra kopieerbewerkingen 4.7.4 4 De functie "Auto systeem reset bevestiging" instellen Wanneer de bewerking Systeem auto reset wordt uitgevoerd in de modus Vergroot display, kan een bericht worden weergegeven waarin u kunt kiezen om door te gaan zonder de modus Vergroot display te verlaten of om de functie Vergroot display af te sluiten en terug te keren naar het Basisscherm.
Extra kopieerbewerkingen 4 3 Druk op de knop voor de gewenste weergavetijd. – – – 4 Druk op [Nee] om het bericht met de vraag om bevestiging voor het afsluiten van de modus Vergroot display niet weer te geven. Om het bericht met de vraag om bevestiging voor het afsluiten van de modus Vergroot display weer te geven, drukt u op de knop ([30 seconden], [60 seconden], [90 seconden] of [120 seconden]) om de duur in te stellen dat het bericht moet worden weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4.7.5 4 De functie "Auto reset bevestiging" instellen Wanneer de automatische paneelreset wordt uitgevoerd in de modus Vergroot display, kan een bericht worden weergegeven waarin u kunt kiezen om door te gaan met de bewerking zonder de huidige instellingen te resetten of om de instellingen te resetten. Daarnaast is het mogelijk op te geven wanneer het bericht met de vraag om bevestiging voor het resetten van de instellingen in de functie Vergroot display, moet worden weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4 3 Druk op de knop voor de gewenste weergavetijd. – – – 4 Druk op [Nee] om het bericht met de vraag om de instelling opnieuw in te stellen niet weer te geven. Om het bericht met de vraag om te bevestigen dat u de instellingen wilt resetten, drukt u op de knop ([30 seconden], [60 seconden], [90 seconden] of [120 seconden]) om de duur in te stellen dat het bericht moet worden weergegeven. Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op de toets [Reset].
Extra kopieerbewerkingen 4.7.6 4 De functie "Bevestigingsscherm Vergroot display" instellen Wanneer u op de toets [Vergroot display] drukt om de weergave van het scherm te wijzigen, kan een bericht worden weergegeven met de vraag te bevestigen dat u de instellingen die niet kunnen worden opgegeven in de modus Vergroot display, wilt annuleren. De instelling "Nee" is standaard geselecteerd.
Extra kopieerbewerkingen 4 3 Selecteer of het bericht moet worden weergegeven. – 4 Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Druk op [OK]. Het scherm Toegankelijkheidsinstelling wordt opnieuw weergegeven. 5 Druk op [Sluit] of druk op de toets [Toegankelijkheid]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Extra kopieerbewerkingen 4.7.7 4 De functie "Melding display timer" instellen U kunt de duur opgeven voor het weergeven van waarschuwingsberichten die bijvoorbeeld verschijnen wanneer een onjuiste bewerking wordt uitgevoerd. De instelling "3 seconden" is standaard geselecteerd. 1 Geef het scherm Toegankelijkheidsinstelling weer en druk vervolgens op weer te geven.
Extra kopieerbewerkingen 4 4.7.8 De functies "Geluidsinstelling" instellen Met de functies voor Geluidinstelling, kunt u instellingen opgeven voor de geluiden die worden weergegeven, bijvoorbeeld wanneer op een toets wordt gedrukt. De volgende functies voor de geluidinstelling zijn beschikbaar. "Gemiddeld" is standaard geselecteerd voor alle bedieningsgeluiden.
Extra kopieerbewerkingen 3 4 Druk op de knop of druk op de toets op de cijfertoetsen voor de geluidsinstellingsfunctie die moet worden ingesteld. Het scherm Geluidsinstelling wordt weergegeven. 4 5 Geef de geluidsinstelling op. – Om een geluid weer te geven, drukt u op [Ja] en vervolgens op [Laag], [Gemiddeld] of [Hoog]. Druk op [Nee] als u geen geluid wilt weergeven. – Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op de toets [Reset].
4 4-34 Extra kopieerbewerkingen CS193/CS173/CS163
5 Verhelpen storingen
Verhelpen storingen 5 Verhelpen storingen 5.1 Wanneer een foutcode verschijnt 5 Er zijn drie types storingen; storingen die kunnen worden opgelost door de voordeur te openen/sluiten, storingen die kunnen worden opgelost door de voeding uit/in te schakelen en storingen die niet kunnen worden opgelost. Als de storing niet kan worden opgelost, moet u contact opnemen met uw leverancier en de storingscode opgeven.
Verhelpen storingen 5 5-4 1 Noteer de storingscode (bijvoorbeeld, C-0001) in het scherm Bel uw leverancier. 2 Schakel de machine uit met de [Voedingsknop] (hulpvoeding) en de hoofdschakelaar. 3 Trek de stekker van de machine uit het stopcontact. 4 Neem contact op met uw leverancier en geef hem de storingscode.
Verhelpen storingen 5.2 5 Wanneer het bericht "Papierstoring gedetecteerd." verschijnt Als papier vastloopt tijdens het afdrukken, verschijnt het bericht "Papierstoring gedetecteerd." en wordt de locatie van de papierstoring aangegeven op het scherm. (scherm locatie vastgelopen papier) Op dat ogenblik kan het afdrukken niet doorgaan tot de papierstoring is opgelost. 5.2.1 Locatie van vastgelopen papier Een knipperend o geeft de locatie van het vastgelopen papier aan.
Verhelpen storingen 5 5.2.2 Indicaties vastgelopen papier De bovenstaande afbeelding toont de basismachine met de optionele afwerkingseenheid, postvakset en dubbele papierinvoereenheid geïnstalleerd. De bovenstaande afbeelding toont de geïnstalleerde optionele afwerkingseenheid, rugnieteenheid en grootvolume cassette. De bovenstaande afbeelding toont het geïnstalleerde optionele opdrachtblad en de dubbele papierinvoereenheid.
Verhelpen storingen 5 Nr. Omschrijving 1 Papierstoring in de ADF (transportgedeelte) (p. 5-10) 2 Papierstoring in de ADF (scangedeelte) (p. 5-13) 3 Papierstoring in de ADF (toevoergedeelte) (p. 5-8) 4 Papierstoring in de ADF (uitvoergedeelte) (p. 5-16) 5 Papierstoring in de ADF (omdraaigedeelte) (p. 5-18) 6 Vastgelopen papier in het fixeergebied (p. 5-20) 7 Vastgelopen papier in de hoofdmachine (p. 5-23) 8 Vastgelopen papier in automatische duplexeenheid (p.
Verhelpen storingen 5 5.2.3 Een papierstoring oplossen in de ADF (toevoergedeelte) ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 5-8 1 Verwijder alle resterende origineelpagina's in de originelentoevoerlade. 2 Open het deksel aan de linkerzijde. 3 Til de toevoerlade van de originelen zo ver mogelijk op.
Verhelpen storingen 4 5 Verwijder langzaam eventuele vastgelopen origineelpagina's. – Omdat de originele pagina's kunnen beschadigd zijn, moet u de toevoerlade van de originelen optillen voordat u vastgelopen papier verwijdert. – Wanneer u het vastgelopen papier verwijdert, moet u ervoor zorgen dat u dit in de toevoerrichting trekt. 5 Plaats de toevoerlade voor de originelen opnieuw in de oorspronkelijke positie. 6 Sluit het deksel aan de linkerzijde.
Verhelpen storingen 5 5.2.4 Een papierstoring oplossen in de ADF (transportgedeelte) ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 5-10 1 Verwijder alle resterende origineelpagina's in de originelentoevoerlade. 2 Open het deksel aan de linkerzijde. 3 Til de toevoerlade van de originelen zo ver mogelijk op.
Verhelpen storingen 4 5 Verwijder langzaam eventuele vastgelopen origineelpagina's. – Omdat de originele pagina's kunnen beschadigd zijn, moet u de toevoerlade van de originelen optillen voordat u vastgelopen papier verwijdert. – Wanneer u het vastgelopen papier verwijdert, moet u ervoor zorgen dat u dit in de toevoerrichting trekt.
Verhelpen storingen 5 5-12 5 Plaats de toevoerlade voor de originelen opnieuw in de oorspronkelijke positie. 6 Sluit het deksel aan de linkerzijde. 7 Plaats het origineel in de invoerlade originelen volgens de instructies die op het scherm verschijnen.
Verhelpen storingen 5.2.5 5 Een papierstoring oplossen in de ADF (scangedeelte) ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Verwijder alle resterende origineelpagina's in de originelentoevoerlade. 2 Open het deksel aan de linkerzijde. 3 Til de toevoerlade van de originelen zo ver mogelijk op.
Verhelpen storingen 5 4 Til de ADF op. 5 Draai de schakelaar 1 voor het verwijderen van vastgelopen papier in de richting van de pijl om de originele pagina uit te voeren. – 5-14 Knop 1 voor het verwijderen van vastgelopen papier Als de rand van het papier niet zichtbaar is in de uitvoerlade originelen, moet u de geleider openen en de rand van het papier naar buiten trekken.
Verhelpen storingen 5 6 Sluit de ADF. 7 Plaats de toevoerlade voor de originelen opnieuw in de oorspronkelijke positie. 8 Sluit het deksel aan de linkerzijde. 9 Plaats het origineel in de invoerlade originelen volgens de instructies die op het scherm verschijnen.
Verhelpen storingen 5 5.2.6 Een papierstoring oplossen in de ADF (uitvoergedeelte) ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 5-16 1 Verwijder alle resterende origineelpagina's in de originelentoevoerlade. 2 Til de originelentoevoerlade zo hoog mogelijk op en trek vervolgens eventuele vastgelopen origineelpagina's langzaam uit. 3 Open de ADF als het vastgelopen papier niet kan worden verwijderd.
Verhelpen storingen 5 4 Draai schakelaar 1 voor het verwijderen van vastgelopen papier in de richting van de pijl om de origineelpagina uit te voeren naar de originelenuitvoerlade. 5 Sluit de ADF. 6 Plaats de toevoerlade voor de originelen opnieuw in de oorspronkelijke positie. 7 Plaats het origineel in de invoerlade originelen volgens de instructies die op het scherm verschijnen.
Verhelpen storingen 5 5.2.7 Een papierstoring oplossen in de ADF (omdraaigedeelte) ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Verwijder alle resterende origineelpagina's in de originelentoevoerlade. 2 Til de originelentoevoerlade zo ver mogelijk op en verwijder vervolgens alle originele pagina's uit de originelenuitvoerlade.
Verhelpen storingen 5 – Til de originelentoevoerlade niet samen met de originelenuitvoerlade op. – Als de origineelpagina niet kan worden verwijderd, opent u de ADF en draait u vervolgens schakelaar 2 voor het verwijderen van vastgelopen papier in de richting van de pijl om de pagina uit te voeren. Schakelaar 2 voor verwijderen vastgelopen papier 4 Plaats de uitvoerlade voor de originelen opnieuw in de oorspronkelijke positie.
Verhelpen storingen 5 5.2.8 Vastgelopen papier uit de fixeereenheid verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Trek de ontgrendeling van de rechterdeur bovenaan omhoog, en open deze deur. 2 Verwijder eventueel vastgelopen papier langzaam uit de fixeereenheid. – – 5-20 Trek eventueel vastgelopen papier omlaag uit de fixeereenheid.
Verhelpen storingen 3 Sluit de rechterdeur bovenaan. 4 Trek de lade die wordt gebruikt uit. 5 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 6 Sluit de lade. 5 7 VOORZICHTIG De fixeereenheid en de omgeving ervan kunnen zeer heet zijn. %Aanraken van andere dan de aangegeven hendels en draaiknoppen kan resulteren in brandwonden. Als u brandwonden oploopt, moet u de huid onmiddellijk afkoelen onder koud water en een arts raadplegen.
Verhelpen storingen 5 7 VOORZICHTIG Voorzorgsmaatregelen tegen het morsen van toner % Zorg ervoor, dat u geen toner aan de binnenkant van het kopieerapparaat morst of toner op uw kleren of handen krijgt. % Wanneer u toner aan uw handen krijgt, dient u uw handen direct te wassen met water en zeep. % Als toner in uw ogen komt, onmiddellijk uitspoelen met overvloedig water en vervolgens arts raadplegen.
Verhelpen storingen 5.2.9 5 Vastgelopen papier uit de hoofdeenheid verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Trek de ontgrendeling van de rechterdeur bovenaan omhoog, en open deze deur. 2 Verwijder eventueel vastgelopen papier langzaam uit de hoofdeenheid. 3 Als de rand van het papier rond de synchronisatierol zit, opent u het binnendeksel M1.
Verhelpen storingen 5 5 Sluit de rechterdeur bovenaan. 6 Trek de lade die wordt gebruikt uit. 7 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 8 Sluit de lade. 7 VOORZICHTIG De fixeereenheid en de omgeving ervan kunnen zeer heet zijn. %Aanraken van andere dan de aangegeven hendels en draaiknoppen kan resulteren in brandwonden. Als u brandwonden oploopt, moet u de huid onmiddellijk afkoelen onder koud water en een arts raadplegen.
Verhelpen storingen 5 7 VOORZICHTIG Voorzorgsmaatregelen tegen het morsen van toner % Zorg ervoor, dat u geen toner aan de binnenkant van het kopieerapparaat morst of toner op uw kleren of handen krijgt. % Wanneer u toner aan uw handen krijgt, dient u uw handen direct te wassen met water en zeep. % Als toner in uw ogen komt, onmiddellijk uitspoelen met overvloedig water en vervolgens arts raadplegen.
Verhelpen storingen 5 2 Verwijder eventueel vastgelopen papier langzaam uit de automatische duplexeenheid. 3 Sluit de deur van de automatische duplexeenheid. 4 Trek de lade die wordt gebruikt uit. 5 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 6 Sluit de lade. 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt met uw handen.
Verhelpen storingen 5.2.11 5 Vastgelopen papier uit de handinvoer verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Verwijder het papier uit de handinvoer. 2 Open de rechterdeur bovenaan. 3 Open het binnendeksel M1. 4 Verwijder langzaam eventueel vastgelopen papier.
Verhelpen storingen 5 5 Sluit de rechterdeur bovenaan. 7 VOORZICHTIG De fixeereenheid en de omgeving ervan kunnen zeer heet zijn. %Aanraken van andere dan de aangegeven hendels en draaiknoppen kan resulteren in brandwonden. Als u brandwonden oploopt, moet u de huid onmiddellijk afkoelen onder koud water en een arts raadplegen.
Verhelpen storingen 5 2 Let op Als het papier is vastgelopen zoals hieronder beschreven, neem dan contact op met uw leverancier. Het papier is rond de synchronisatierol gewikkeld. Het papier is geplooid of gescheurd door de synchronisatierol. Wanneer u het oppervlak van de image transfer belt of de image-transferroller aanraakt, kan de kwaliteit van de afbeeldingen afnemen. Raak het oppervlak van de image transfer belt of de image-transferroller niet aan. Image-transferriem Image-transferrol 5.2.
Verhelpen storingen 5 3 Sluit de middelste deur aan de rechterzijde. 4 Trek de lade die wordt gebruikt uit. 5 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 6 Sluit de lade. 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt.
Verhelpen storingen 5.2.13 5 Vastgelopen papier verwijderen uit lade 1 ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Trek de ontgrendeling van de rechterdeur bovenaan omhoog, en open deze deur. 2 Open het binnendeksel M1. 3 Trek vastgelopen papier voorzichtig uit. 4 Sluit de rechterdeur bovenaan.
Verhelpen storingen 5 5 Trek lade 1 uit. 6 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 7 Sluit de lade. 7 VOORZICHTIG De fixeereenheid en de omgeving ervan kunnen zeer heet zijn. %Aanraken van andere dan de aangegeven hendels en draaiknoppen kan resulteren in brandwonden. Als u brandwonden oploopt, moet u de huid onmiddellijk afkoelen onder koud water en een arts raadplegen.
Verhelpen storingen 5 2 Let op Als het papier is vastgelopen zoals hieronder beschreven, neem dan contact op met uw leverancier. Het papier is rond de synchronisatierol gewikkeld. Het papier is geplooid of gescheurd door de synchronisatierol. Wanneer u het oppervlak van de image transfer belt of de image-transferroller aanraakt, kan de kwaliteit van de afbeeldingen afnemen. Raak het oppervlak van de image transfer belt of de image-transferroller niet aan.
Verhelpen storingen 5 3 Sluit de middelste deur aan de rechterzijde. 4 Trek lade 2 uit. 5 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 6 Sluit de lade. 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt.
Verhelpen storingen 5.2.15 5 Vastgelopen papier in de papierinvoereenheid (lade 3/4) verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Trek de ontgrendeling van onderste deur aan de rechterzijde omhoog, en open vervolgens deze deur. 2 Trek vastgelopen papier voorzichtig uit. 3 Sluit de rechterdeur onderaan. 4 Trek de papierlade uit.
Verhelpen storingen 5 5 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 6 Sluit de lade. 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt met uw handen. 5.2.16 Vastgelopen papier uit de groot volume cassette verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 5-36 1 Trek de ontgrendeling van onderste deur aan de rechterzijde omhoog, en open vervolgens deze deur. 2 Trek vastgelopen papier voorzichtig uit.
Verhelpen storingen 3 Sluit de rechterdeur onderaan. 4 Druk op de lade-ontgrendelingshendel en trek de grootvolume cassette uit. 5 Verwijder eventueel vastgelopen papier. 6 Sluit de groot volume cassette. 5 2 Let op Zorg ervoor dat u de film niet aanraakt.
Verhelpen storingen 5 5.2.17 Vastgelopen lang papier verwijderen 1 Trek de ontgrendeling van de rechterdeur bovenaan omhoog, en open deze deur. – 5-38 Als u het uiteinde van het papier niet kunt zien of vastpakken, trek dan het papier uit de machine in de richting van de pijl. 2 Open het binnendeksel M1. 3 Trek papier dat vastzit in het gedeelte van de synchronisatierol uit.
Verhelpen storingen 4 Duw de fixeereenheid omhoog en verwijder vervolgens eventueel vastgelopen papier. 5 Open het deksel M2 van de fixeereenheid. 6 Trek eventueel vastgelopen papier uit. 7 Verwijder papier dat geklemd zit in de fixeereenheid.
Verhelpen storingen 5 5-40 8 Sluit het deksel M2 van de fixeereenheid. 9 Sluit de fixeereenheid. 10 Sluit de rechterdeur bovenaan.
Verhelpen storingen 5 7 VOORZICHTIG De fixeereenheid en de omgeving ervan kunnen zeer heet zijn. %Aanraken van andere dan de aangegeven hendels en draaiknoppen kan resulteren in brandwonden. Als u brandwonden oploopt, moet u de huid onmiddellijk afkoelen onder koud water en een arts raadplegen. Fixeereenheid 7 VOORZICHTIG Voorzorgsmaatregelen tegen het morsen van toner % Zorg ervoor, dat u geen toner aan de binnenkant van het kopieerapparaat morst of toner op uw kleren of handen krijgt.
Verhelpen storingen 5 5.2.18 Vastgelopen papier verwijderen uit de afwerkingseenheid ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Trek aan de ontgrendelingshendel 1 van de afwerkingseenheid om deze te ontgrendelen. 2 Neem de afwerkingseenheid vast bij "2" en schuif vervolgens de afwerkingseenheid weg van de hoofdeenheid.
Verhelpen storingen 5 4 Til hendel FN1 op, draai aan draaiknop FN2 en trek vervolgens het papier uit. 5 Laat hendel FN3 zakken en trek vervolgens het papier uit. – 6 Plaats geleider FN3 terug naar zijn oorspronkelijke positie. – 7 Als de perforeereenheid is geïnstalleerd, trek dan de perforeerafvalbox FN3.1 uit. Als de perforeereenheid is geïnstalleerd, plaats u de perforeerafvalbox FN3.1 terug in zijn oorspronkelijke positie.
Verhelpen storingen 5 8 Draai aan draaiknop FN5 of draaiknop FN6 en trek vervolgens het papier uit. 9 Plaats de afwerkingseenheid terug naar zijn oorspronkelijke positie. – 5-44 Wanneer u de afwerkingseenheid terug op zijn oorspronkelijke positie plaatst, mag u deze niet vastnemen bij de handgreep van de voordeur, het bedieningspaneel, de postvakken of de rugnieteenheid.
Verhelpen storingen 5.2.19 5 Vastgelopen papier uit het postvak verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Open de deur vooraan. 2 Draai aan draaiknop FN5 of FN6 om papier uit te voeren. 3 Trek het papier uit terwijl u hendel FN7 omlaag gedrukt houdt. 4 Trek aan hendel FN8 om de deur voor verwijderen van vastgelopen papier te openen.
Verhelpen storingen 5 5.2.20 5 Trek het papier uit het postvak. 6 Sluit de deur voor verwijderen van vastgelopen papier. 7 Sluit de voorklep. Vastgelopen papier uit de rugnieteenheid verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 5-46 1 Open de deur vooraan. 2 Draai aan draaiknop FN5 of FN6 om papier uit te voeren.
Verhelpen storingen 5.2.21 3 Verwijder al het papier uit de afwerkingslade. 4 Open de deur voor het verwijderen van vastgelopen papier en trek het papier uit de machine. 5 Sluit de deur voor verwijderen van vastgelopen papier. 6 Sluit de voorklep. 5 Vastgelopen papier uit het opdrachtblad verwijderen ! Detail Raadpleeg "Indicaties vastgelopen papier" op pagina 5-6 voor meer informatie over de locaties van het vastgelopen papier. 1 Open het deksel voor het verwijderen van vastgelopen papier.
Verhelpen storingen 5 5-48 2 Draai de draaiknop om het papier uit te voeren. 3 Trek het papier uit de uitvoerlade. 4 Sluit het deksel voor het verwijderen van vastgelopen papier.
Verhelpen storingen 5.3 5 Wanneer het bericht "Kan niet nieten." verschijnt Als nietjes geklemd raken in de afwerkingseenheid, wordt het onderstaande bericht weergegeven. Weergave in de modus Display vergroten 2 Let op Wees voorzichtig wanneer u vastgelopen nietjes verwijdert zodat u eventuele letsels kunt voorkomen.
Verhelpen storingen 5 5.3.1 Vastgelopen nietjes uit de afwerkingseenheid verwijderen ! Detail Raadpleeg "Vastgelopen papier verwijderen uit de afwerkingseenheid" op pagina 5-42 voor details over het verwijderen van vastgelopen papier in de afwerkingseenheid. 1 Verwijder al het papier uit de afwerkingseenheid. 2 Open de deur vooraan. 3 Draai de draaiknop naar links om de nieteenheid naar voren te plaatsen. 4 Verwijder de lege nietjescartridgehouder.
Verhelpen storingen 5 5 Til de schuif van de nietjescartridgehouder omhoog en trek één plaat nietjes uit. 6 Plaats de schuif van de nietjescartridgehouder terug op zijn oorspronkelijke positie. 7 Installeer de nietjescartridgehouder door de houder langs de geleiders in het compartiment te schuiven. – 8 Controleer of de nietjescartridgehouder stevig en zo ver mogelijk in de machine is bevestigd. Sluit de voorklep.
Verhelpen storingen 5 5.3.2 Vastgelopen nietjes verwijderen uit de rugnieteenheid ! Detail Raadpleeg "Vastgelopen papier verwijderen uit de afwerkingseenheid" op pagina 5-42 voor details over het verwijderen van vastgelopen papier in de afwerkingseenheid. 5-52 1 Verwijder al het papier uit de afwerkingseenheid. 2 Open de deur voor het verwijderen van vastgelopen papier en verwijder al het papier. 3 Sluit de deur voor verwijderen van vastgelopen papier.
Verhelpen storingen 7 Stop de nietjescartridgehouder weer in de machine en duw deze omhoog tot de houder op zijn plaats klikt. 8 Plaats de uitvoerlade terug op zijn oorspronkelijke positie.
Verhelpen storingen 5 5.4 Wanneer het bericht "Vul papier bij." verschijnt Als het papier in een lade opraakt tijdens het afdrukken, verschijnt het bericht "Vul papier bij.". Weergaven in de functie Vergroot display % Controleer welke papierlade in kleur is aangegeven en laad het papier in deze lade.
Verhelpen storingen 5.5 5 Wanneer het bericht "... wegens onvoldoende geheugen" verschijnt Deze machine gebruikt het geheugen om kopieën te maken. Wanneer de beschikbare hoeveelheid geheugen beperkt is terwijl de kopieerbewerkingen worden uitgevoerd, verschijnt het bericht "De opdracht is verwijderd wegens onvoldoende geheugen.".
Verhelpen storingen 5 5.6 Wanneer het bericht "Vervang de volgende eenheid/eenheden." verschijnt Wanneer het bijna tijd is om de verbruiksgoederen of een onderdeel in deze machine te vervangen, verschijnt een bericht zoals hieronder weergegeven met een waarschuwing over de vervangperiode. Weergave in de modus Display vergroten ! Detail Wanneer het bericht verschijnt, dient u de opgegeven verbruiksgoederen of onderdelen te vervangen in overeenstemming met uw onderhoudsovereenkomst.
Verhelpen storingen 5.7 5 Wanneer het bericht "Vervang de XXXX." verschijnt Wanneer het tijd is om de verbruiksgoederen of onderdelen in deze machine te vervangen, wordt een bericht weergegeven zoals in de onderstaande afbeelding. Weergave in de modus Display vergroten 2 Opmerking Wanneer het bericht verschijnt, dient u de opgegeven verbruiksgoederen of onderdelen te vervangen in overeenstemming met uw onderhoudsovereenkomst. ! Detail Gooi geen lege of versleten verbruiksgoederen of onderdelen weg.
Verhelpen storingen 5 5.8 Wanneer het bericht "Bedien op afstand. Schakel de machine niet uit." verschijnt Dit bericht verschijnt wanneer de machine wordt gebruikt in de beheerdermodus van Web Connection. 2 Let op Schakel de machine niet uit terwijl het bericht wordt weergegeven. Nadat het gebruik van de machine door Web Connection is beëindigd, wordt het basisscherm opnieuw weergegeven.
Verhelpen storingen 5.9 5 Eenvoudige problemen oplossen Hoofdeenheid Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing De machine start niet op wanneer de hoofdvoedingsschakelaar wordt ingeschakeld. Geen stroomvoorziening van het stopcontact. Stop de stekker van het netsnoer correct in het stopcontact. Is de [Voedingsknop] (hulpvoeding) ingeschakeld? Druk op de [Voedingsknop] (hulpvoeding). Het kopiëren wordt niet gestart.
Verhelpen storingen 5 Hoofdeenheid Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing De afbeelding staat scheef op de papier. Het origineel is niet juist gepositioneerd? Plaats het origineel correct tegen de origineelschaal. (Zie p. 3-10.) Laad het origineel in de ADF en schuif de afstelbare zijdelingse geleiders zodat ze aangepast zijn op het formaat van het origineel. (Zie p. 3-9.
Verhelpen storingen ADF Afwerkingseenheid 5 Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing Het origineel wordt niet ingevoerd. De ADF is een weinig geopend. Sluit de ADF. Het origineel voldoet niet aan de specificaties. Controleer of dit inderdaad het origineel is dat in de ADF kan worden geladen. (Zie p. 7-21 en p. 7-22.) Het origineel is niet correct geplaatst. Plaats het origineel op de juiste manier. (Zie p. 3-9.) De afwerkingseenheid kan niet worden gebruikt. De eenheid krijgt geen stroom.
Verhelpen storingen 5 5.10 5-62 Voornaamste berichten en hun oplossingen Bericht Oorzaak Oplossing Originelen achtergelaten op glasplaat. Het origineel werd achtergelaten op de glasplaat. Verwijder het origineel van de glasplaat. Geschikt papierformaat niet beschikbaar. Kies papierformaat. Er is geen papier van een geschikt formaat in een papierlade geplaatst. Selecteer een papier van een ander formaat of plaats papier met een geschikt formaat. Plaats papier in de handinvoer.
Verhelpen storingen 5 Bericht Oorzaak Oplossing Er is een interne fout opgetreden. Open en sluit de voordeur. Als de foutcode opnieuw verschijnt, moet u contact opnemen met uw leverancier. Er is een interne fout opgetreden. Zet de hoofdschakelaar UIT en AAN. Als de foutcode opnieuw verschijnt, moet u contact opnemen met uw leverancier. Er is een storing opgetreden en er kan niet meer worden gekopieerd. Los de storing op door de instructies op het scherm te volgen.
5 5-64 Verhelpen storingen CS193/CS173/CS163
6 Specificaties
Specificaties 6 6 Specificaties 6.1 Specificaties 6.1.
Specificaties 6 Specificaties CS163 CS173 CS193 Kopieersnelheid Full color: 20 ppm (enkelzijdig), 20 zijden/min. (dubbelzijdig) Zwart: 20 ppm (enkelzijdig), 20 zijden/min. (dubbelzijdig) Met speciaal papier of met de instelling "Glossy": 12,1 ppm (enkelzijdig), 12,1 zijden/min. (dubbelzijdig) (Wanneer u op A4 v afdrukt) Full color: 25 ppm (enkelzijdig), 25 zijden/min. (dubbelzijdig) Zwart: 25 ppm (enkelzijdig), 25 zijden/min.
Specificaties 6.1.
Specificaties 6 6.1.5 Papierinvoereenheid PC-204 Specificaties * 6.1.
Specificaties 6 Specificaties 6.1.8 Nietinstellingen Papierformaten (aantal ingebonden pagina's): A3 w tot A5 v (Normaal papier: 2 tot 50 vellen/Dik papier 1: 2 tot 30 vellen) Netspanning Toevoer vanaf hoofdeenheid Opgenomen vermogen Minder dan 66 W Afmetingen 352 mm (B) e 471 mm (D) e 573 mm (H) Wanneer de lade is uitgetrokken: 435 mm (B) Gewicht Ca. 33,2 kg Verbruiksartikelen Nieteenheid SK-602 (bevat 5.000 nietjes) e 1 Perforeereenheid PK-515 Specificaties 6.1.
Specificaties 6 6.1.11 Postvakset MT-502 Specificaties 6.1.12 Aantal vakken 4 vakken Soort papier Normaal papier (50 tot 90 g/m2) Papierformaten A4 v, B5 v, A5 w Papiercapaciteit Maximum 125 vellen per postvak Afmetingen 340 mm (B) e 509 mm (D) e 387 mm (H) Gewicht Ca.
7 Kopieerpapier/originelen
Kopieerpapier/originelen 7 7 Kopieerpapier/originelen 7.1 Kopieerpapier Gebruik papier dat voldoet aan de volgende voorwaarden. 7.1.
Kopieerpapier/originelen 7 7.1.
Kopieerpapier/originelen 7 Papiersoort Pictogram Beschrijvingen Dik 2 Selecteer deze instelling wanneer het dik papier dat is geplaatst een gewicht heeft van 151 g/m2 tot 209 g/m2. Een papierlade met deze instelling wordt niet automatisch geselecteerd wanneer de instelling "Auto papier" is opgegeven. Dik 3 Selecteer deze instelling wanneer het dik papier dat is geplaatst een gewicht heeft van 210 g/m2 tot 256 g/m2.
Kopieerpapier/originelen 7 7.1.5 Papieropslag Bewaar het papier in een koele, donkere ruimte met een lage vochtigheidsgraad. Als het papier vochtig wordt, kan het vastlopen. Papier dat niet is geplaatst, moet in de verpakking of in een plastic zak worden bewaard in een koele, donkere ruimte met een lage vochtigheidsgraad. Leg het papier plat en niet op zijn kant wanneer u het bewaart. Gekruld papier kan papierstoringen veroorzaken. Houd papier buiten het bereik van kinderen. 7.1.
Kopieerpapier/originelen 7.2 7 De papierinstellingen selecteren Deze sectie beschrijft de procedures voor het opgeven van het formaat en het type papier dat in elke papierlade wordt geplaatst. ! Detail Raadpleeg "Papier plaatsen in lade 1/2/3/4" op pagina 2-43 voor meer informatie over het plaatsen van het papier in lade 1/2/3/4. Raadpleeg voor meer informatie over het plaatsen van het papier in de handinvoer "Papier plaatsen in de handinvoer" op pagina 2-47. 7.2.
Kopieerpapier/originelen 7 4 Druk op [Auto detectie]. De instelling "Auto detectie" is standaard geselecteerd. 5 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. 7.2.2 Een papierformaatinstelling selecteren (instelling Formaat) Het papierformaat kan worden ingesteld voor de handinvoer zodat deze kan worden gebruikt met het opgegeven papierformaat.
Kopieerpapier/originelen 7 2 Selecteer de knop voor de handinvoer. 3 Druk op [Wijzig lade-instellingen]. 4 Druk op [Formaat inst.]. Het scherm Standaard formaat wordt weergegeven. 5 Druk tweemaal op – CS193/CS173/CS163 Druk op en en druk vervolgens op [4 x 6 w]. tot de knop voor het gewenste papierformaat wordt weergegeven.
Kopieerpapier/originelen 7 – 6 Als "4 x 6 w" is geselecteerd, wordt "Dik 3" automatisch geselecteerd. Als er ander papier dan briefkaarten is geplaatst, moet de instelling voor het papiertype worden gewijzigd. Raadpleeg "Een instelling voor speciaal papier opgeven" op pagina 7-17 voor meer informatie over de instellingen voor het papiertype. Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in de volgende 2 schermen die worden weergegeven. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Kopieerpapier/originelen 3 Druk op [Wijzig lade-instellingen]. 4 Druk op [Aangepastformaat]. 7 Het scherm Aangepast formaat verschijnt. 5 Geef de lengte (X) en breedte (Y) van het papier op. – Zorg ervoor dat [X] is geselecteerd en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde X in te voeren (tussen 139,7 mm en 457,2 mm). – Druk op [Y] om deze instelling te selecteren gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde Y in te voeren (tussen 90,0 mm en 311,1 mm).
Kopieerpapier/originelen 7 7.2.4 Een aangepast papierformaat opslaan (instellingen Aangepastformaat) U kunt vijf aangepaste papierformaten opslaan. Opslaan van vaak gebruikte papierformaten maakt het mogelijk, het papierformaat snel te selecteren zonder dat u de instelling opnieuw hoeft in te voeren. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier]. Het scherm Papier verschijnt. 7-12 2 Selecteer de knop voor de handinvoer. 3 Druk op [Wijzig lade-instellingen].
Kopieerpapier/originelen 4 7 Druk op [Aangepastformaat]. Het scherm Aangepast formaat verschijnt. 5 Geef de X- en Y-randen op van het papier en druk vervolgens op [Opslaan]. – Zorg ervoor dat [X] is geselecteerd en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde X in te voeren (tussen 139,7 mm en 457,2 mm). – Druk op [Y] om deze instelling te selecteren gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de lengte van zijde Y in te voeren (tussen 90,0 mm en 311,1 mm).
Kopieerpapier/originelen 7 6 Druk op de geheugenknop waaronder het papierformaat moet worden opgeslagen. – Om de naam van een geheugentoets te wijzigen, drukt u op [Aangepaste naam wijzigen] en drukt u vervolgens op de toets waarvan de naam moet worden gewijzigd. Gebruik het toetsenbord dat wordt weergegeven om de naam van de toets te typen, druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit]. Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst.
Kopieerpapier/originelen 7.2.5 7 Een instelling voor oversized papier selecteren (instellingen Breed papier) Breed papier kan in lade 1/2/3/4 of in de handinvoer worden geladen. Breed papier is een maat groter dan het standaard formaat en biedt de mogelijkheid kopieën van originelen op standaard formaat af te drukken zodat er geen verlies is bij de randen.
Kopieerpapier/originelen 7 4 Druk op [Breed papier]. Het scherm Oversized papier wordt weergegeven. 5 Selecteer het formaat van het papier dat geplaatst moet worden. – – 6 Druk op en tot de knop voor het gewenste papierformaat wordt weergegeven. Als lade 1/2/3/4 is ingesteld voor breed papier, kan het formaat niet worden gewijzigd. Druk op [Wijzig formaat] om het formaat te wijzigen. Het scherm Wijzig formaat voor oversized papier wordt weergegeven.
Kopieerpapier/originelen 7 Druk op [Annuleren] om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren. 8 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in de volgende 2 schermen die worden weergegeven. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven. 2 Opmerking De knop van het geselecteerde formaat is geprogrammeerd met het ingevoerde papierformaat, zodat u het papierformaat opnieuw kunt selecteren zonder dat u het hoeft in te voeren. Daarnaast kan het formaat ook worden gewijzigd. 7.2.
Kopieerpapier/originelen 7 2 Druk op de knop voor lade 1. – – – Om een instelling voor speciaal papier voor lade 2/3/4 of de handinvoer op te geven, drukt u op de knop voor de overeenkomende papierlade. Als een instelling voor speciaal papier is geselecteerd voor een papierlade, wordt deze laden niet automatisch geselecteerd met de instelling "Auto" papierinstelling.
Kopieerpapier/originelen 7.2.7 7 Dubbelzijdige kopieën handmatig afdrukken De instelling "2e zijde" wordt gebruikt om dubbelzijdige kopieën af te drukken op papier dat niet kan worden uitgevoerd via de automatische duplexeenheid. Het papier dat moet worden gebruikt om op de tweede zijde af te drukken, kan in de handinvoer worden geplaatst. 1 Druk op het Basisscherm op [Papier]. Het scherm Papier verschijnt. 2 Druk op de knop voor de handinvoer.
Kopieerpapier/originelen 7 4 Selecteer het type papier dat moet worden geplaatst. 5 Druk op [Duplex zijde 2]. 6 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Kopieerpapier/originelen 7.3 7 Originelen Wanneer u kopieën wilt maken, plaatst u het origineel in de ADF of op de glasplaat. Als u originelen wilt kopiëren die niet in de ADF kunnen worden geplaatst, kunt u ze op de glasplaat leggen. 7.3.1 Originelen die in de ADF kunnen worden geplaatst Er zijn drie methoden om de automatische documenteninvoer te gebruiken.
Kopieerpapier/originelen 7 7.3.2 Voorzorgsmaatregelen voor het plaatsen van originelen in de ADF De volgende typen originelen mogen niet in de ADF worden geladen, aangezien het papier anders kan vastlopen of het origineel kan worden beschadigd.
8 Toepassingsfuncties
Toepassingsfuncties 8 8 Toepassingsfuncties 8.1 Parameters Kleur aanpassen en voorbeelden Deze sectie biedt kopievoorbeelden die een nuttige referentie bieden voor het instellen van het ruime aanbod parameters, functies en instellingen dat beschikbaar is met dit full-color kopieerapparaat. * Sectie Omschrijving Sectie Omschrijving Algemene informatie over kleur Biedt informatie over de tint, helderheid en verzadiging (p.
Toepassingsfuncties 8 8.1.1 Algemene informatie over kleur Iedereen heeft een idee welke tint een object heeft. Voor een appel is dat bijvoorbeeld rood, voor een citroen geel en voor de hemel blauw. Tint is de kleurschakering waarmee u een object klasseert als rood, geel, blauw, enz. Helderheid is de mate van helderheid in een kleur in vergelijking met een andere kleur, waardoor het als een lichte of donkere kleur wordt beschouwd.
Toepassingsfuncties 8 Relatie tussen tint, helderheid en verzadiging (kleurmodel) Tint, helderheid en verzadiging zijn de elementen die we de "drie kleurkenmerken" noemen. We kunnen hun invloed voorstellen met het effen object dat in figuur 1 is weergegeven. De buitenste rand is de tint, de verticale as de helderheid en de horizontale as vanaf het midden de verzadiging.
Toepassingsfuncties 8 8.1.2 Parameter "Rood" U kunt deze parameter gebruiken om de hoeveelheid rood in de afbeelding aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.3 8 Parameter "Groen" U kunt deze parameter gebruiken om de hoeveelheid groen in de afbeelding aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.1.4 Parameter "Blauw" U kunt deze parameter gebruiken om de hoeveelheid blauw in de afbeelding aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.5 8 Parameter "Kleurbalans" (CMYK-kleuraanpassing) Door de vier tonerkleuren (geel, magenta, cyaan en zwart) in een full-color kopie, kunnen de kleuren van het origineel worden gereproduceerd. Door de hoeveelheid van elke tonerkleur te wijzigen kunnen de tinten in de kopie fijn worden afgestemd. Elke kleur kan worden aangepast volgens een van 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 Y R G M C B 8-10 CS193/CS173/CS163
Toepassingsfuncties 8.1.6 8 Parameter "Helderheid" U kunt deze parameter gebruiken om de helderheid in de afbeelding fijn aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.1.7 Parameter "Contrast" Deze parameter kan worden gebruikt om de afbeelding fijn af te stemmen volgens een van 19 niveaus van zacht/vloeiend tot scherp. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.8 8 Parameter "Verzadiging" U kunt deze parameter gebruiken om de levendigheid van de afbeelding fijn aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.1.9 Parameter "Scherpte" U kunt deze parameter gebruiken om de scherpte van de omtreklijnen in tekst en afbeelding aan te passen volgens een van de 7 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.10 8 Parameter "Tint" U kunt deze parameter gebruiken om de tint van de afbeelding fijn aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.1.11 Parameter "Kopieerdensiteit" U kunt deze parameter gebruiken om het licht en de schaduw in de afbeelding fijn aan te passen volgens een van de 19 niveaus. Zie pagina 8-51 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.12 8 Functie "1 kleur" Met deze functie kunt u een kopie maken van een origineel met slechts 1 van de 21 beschikbare kleuren. Zie pagina 3-35 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.1.13 Functie "2 kleuren" Met deze instelling kunt u kopieën maken waarbij de zwarte gebieden van het origineel in het zwart worden afgedrukt en de gekleurde gebieden in een van de zes beschikbare kleuren. Zie pagina 3-35 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.14 8 Functie "Achtergrondkleur" Met deze functie kunt u een origineel kopiëren met een van de 18 beschikbare kleuren als achtergrondkleur (blanco gebieden). Zie pagina 8-48 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.1.15 Functie "Neg-/Pos. omkeren" Met deze functie kunt u een kopie maken van een origineel met een negatieve afdruk van de lichtgekleurde en de donkergekleurde gebieden van de afbeelding. Zie pagina 8-43 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8.1.16 8 Functie "Afbeelding spiegelen" Met deze functie kunt u een gespiegeld beeld van het origineel kopiëren. Zie pagina 8-45 voor meer informatie over het instellen.
Toepassingsfuncties 8 8.2 Papier tussen OHP-transparanten invoegen (functie "Schutblad transparant") Om te vermijden dat kopieën die op OHP-transparanten worden afgedrukt aan elkaar plakken ten gevolge van de warmte die wordt geproduceerd tijdens het kopiëren, kan papier (schutbladen) worden ingevoegd tussen de transparanten. 0 Er kan geen afwerkingsinstelling worden gebruikt. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Toepassingsfuncties 5 8 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Vel/omslag/hoofdstuk invoegen]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Vel/omslag/hoofdstuk invoegen verschijnt. 6 Druk op [Schutblad transparant]. Het scherm OHP schutbladen verschijnt.
Toepassingsfuncties 8 7 Selecteer de papierlade die met het schutbladpapier is geplaatst. – – 8 Druk op [OK]. 9 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – 10 8-24 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Schutblad transparant" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het aantal kopieën is ingesteld op "1" en kan niet worden gewijzigd. Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8.3 8 Omslagpagina's toevoegen (functie "Omslagfunctie") U kunt kopieën maken op ander papier dan dat van het hoofdgedeelte van het origineel (waarbij de omslagpagina's worden uitgesloten) en u kunt omslagpagina's toevoegen met ander papier dan dat van de kopie. De volgende instellingen voor de omslagpagina's en voor- en dekbladen zijn beschikbaar. Instelling Voorblad Achterblad 1 De eerste pagina van het origineel wordt gekopieerd op papier voor het voorblad.
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Vel/omslag/hoofdstuk invoegen]. – – Raadpleeg "Papiersoorten en capaciteiten" op pagina 7-4, "Papier plaatsen in de handinvoer" op pagina 2-47 voor meer informatie over het gebruik van dik papier voor de omslagvellen en over het laden van het papier. Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd.
Toepassingsfuncties 5 Selecteer de gewenste instellingen voor de omslag. – – – 6 8 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Omslag" te annuleren, drukt u op [Nee]. De standaardinstelling voor de papierlade waarin de omslagpagina's zijn geplaatst, kan worden opgegeven in de modus Utility. Raadpleeg "Kop.app.inst." op pagina 12-33 voor meer informatie. Druk desgewenst op [Papier] onder "Voorblad" of "Achterblad".
Toepassingsfuncties 8 8.4 Verschillende soorten papier invoegen in kopieën (functie "Vel invoegen") U kunt verschillende papiersoorten (zoals gekleurd papier) invoegen voor specifieke pagina's in de kopieën. Er zijn instellingen ("Kopie" en "Blanco") waarmee u kunt selecteren of er wordt afgedrukt op de ingevoegde vellen. Wanneer de instellingen worden gecombineerd met enkelzijdig of dubbelzijdig kopiëren, worden de kopieën afgedrukt zoals hieronder weergegeven.
Toepassingsfuncties 8 ! Detail Het opgegeven papier kan op maximaal 30 locaties in een origineel van maximaal 999 pagina's worden ingevoegd. Bij dubbelzijdige originelen wordt een enkelzijdige pagina beschouwd als twee pagina's (een voor de voorzijde en een voor de rugzijde). 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – – 2 Plaats het papier dat moet worden gebruikt voor de invoegvellen en voor het hoofdgedeelte van het origineel in de gewenste papierladen.
Toepassingsfuncties 8 4 Druk op [Vel invoegen]. – Om de functie "Vel invoegen" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Invoegvel wordt weergegeven. 5 Druk op een knop voor een paginanummer en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om het nummer van de pagina te typen waar het papier moet worden ingevoegd. – – – – – 6 Er zijn twee schermen Invoegvel. Druk op en om een ander scherm weer te geven. Om de paginanummers in volgorde te schikken, te beginnen vanaf het laagste nummer, drukt u op [Sorteren].
Toepassingsfuncties 8 7 Selecteer de papierlade waarin de invoegvellen zijn geplaatst en druk vervolgens op [OK]. 8 Druk onder "Inv. type" op [Kopie] of [Blanco]. – Als "Kopie" is geselecteerd, wordt het origineel gekopieerd wanneer het opgegeven papier wordt ingevoegd voor de opgegeven pagina. Als "Blanco" is geselecteerd, wordt het opgegeven papier ingevoegd na de opgegeven pagina. 9 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven.
Toepassingsfuncties 8 8.5 Kopieën van een ander origineel voor een opgegeven pagina invoegen (functie "Afbeelding invoegen") Een origineel van meerdere pagina's dat later vanaf de glasplaat wordt gescand, kan op de opgegeven locatie in een origineel dat eerst met de ADF werd gescand, worden ingevoegd. Het ingevoegde origineel wordt toegevoegd na de opgegeven pagina's. ! Detail Een afzonderlijk origineel kan op maximaal 30 locaties in een origineel van maximaal 999 pagina's worden ingevoegd.
Toepassingsfuncties 3 8 Druk op [Afbeelding invoegen]. – – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Afbeelding invoegen" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Afbeelding invoegen wordt weergegeven. 4 Gebruik de cijfertoetsen om de pagina's op te geven waar de afbeelding moet worden ingevoegd. – – – – – – – – CS193/CS173/CS163 Er zijn twee schermen Afbeelding invoegen. Druk op en om een ander scherm weer te geven.
Toepassingsfuncties 8 5 Druk op [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 6 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 7 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 8 Druk op de toets [Start]. Het scannen wordt gestart. 9 Leg het origineel dat moet worden ingevoegd op de glasplaat. – 10 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8.6 8 Pagina's die op de voorzijde moeten worden afgedrukt, opgeven (functie "Hoofdstuk") Wanneer u dubbelzijdige kopieën maakt, kunnen de pagina's die zijn opgegeven als de eerste pagina van een hoofdstuk op de voorzijde van het papier worden gedrukt. Als het origineel zo werd geschikt dat de opgegeven pagina op de rugzijde van een pagina wordt afgedrukt, blijft de pagina leeg en wordt de opgegeven pagina afgedrukt op de voorzijde van de volgende pagina.
Toepassingsfuncties 8 2 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Vel/omslag/hoofdstuk invoegen]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Vel/omslag/hoofdstuk invoegen verschijnt. 3 Druk op [Hoofdstuk]. Het scherm Hoofdstuk (om te bewerken) wordt weergegeven. 4 8-36 Gebruik de cijfertoetsen om de eerste pagina van de hoofdstukken op te geven.
Toepassingsfuncties – – – – – – 5 8 Er zijn twee schermen Hoofdstuk. Druk op en om een ander scherm weer te geven. Om de paginanummers in volgorde te schikken, te beginnen vanaf het laagste nummer, drukt u op [Sorteren]. Om een opgegeven paginanummer te verwijderen, drukt u op de knop van de pagina die moet worden verwijderd en druk vervolgens op de toets [C] (wissen). Selecteer "Origineel > Kopie" en selecteer "1-zijdig > 2-zijdig".
Toepassingsfuncties 8 8.7 Tegelijkertijd originelen met verschillende instellingen scannen en kopieën afdrukken (functie "Opdrachten programmeren") De geplaatste originele pagina's kunnen worden gescand met verschillende instellingen en hun kopieën kunnen samen worden afgedrukt.
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op [Opdrachten programmeren] en vervolgens op [OK]. 4 Selecteer de gewenste kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [Start]. – Om één kopie af te drukken om deze te controleren, drukt u op [Testkopie]. Het scannen wordt gestart. 5 Druk op [Herstel] en vervolgens op [OK].
Toepassingsfuncties 8 6 Plaats het volgende origineel en druk vervolgens op [Wijzig instellingen]. 7 Selecteer de gewenste kopieerinstellingen en druk vervolgens op de toets [Start]. – – Om één kopie af te drukken om deze te controleren, drukt u op [Testkopie]. Herhaal stappen 5 tot 7 tot alle originelen zijn gescand. De hoeveelheid beschikbaar geheugen kunt u controleren naast "Geheugen" in de linkerbenedenhoek van het scherm.
Toepassingsfuncties 9 Druk op [Ja] en druk vervolgens op [OK]. – 10 8 Als "Nee" is geselecteerd, drukt u op [Wijzig instellingen] om de kopieerinstellingen te wijzigen. Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – Druk op [Lijst afdrukken] en geef vervolgens de afdrukmethode op voor het volledige gescande origineel. Is er meer informatie over de instellingen beschikbaar? % Raadpleeg de overeenkomende sectie raadplegen.
Toepassingsfuncties 8 11 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 12 Druk op [Start] of druk op de toets [Start]. – 8-42 Als u op [Annuleren] drukt, verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd te bevestigen dat de gegevens moeten worden verwijderd. Om het afdrukken te stoppen, druk u op [Ja] en drukt u vervolgens op [OK].
Toepassingsfuncties 8.8 8 Kopiëren met omgekeerde afbeeldingskleuren (functie "Neg./Pos. omkeren") Bij het kopiëren van een origineel kunt u de licht- en donkergekleurde gebieden of de kleuren (gradaties) van de afbeelding omkeren. ! Detail Als er één kleur is geselecteerd, worden de kleuren omgekeerd met de geselecteerde kleur. Als een achtergrondkleur is geselecteerd, worden de kleuren, met inbegrip van de geselecteerde achtergrondkleur, omgekeerd.
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op [Neg./Pos. omkeren] en druk daarna op [OK]. ? % 8-44 De functie "Neg./Pos. omkeren" annuleren Druk opnieuw op [Neg./Pos. omkeren]. 4 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 5 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 6 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8.9 8 In een spiegelafbeelding kopiëren (functie "Afbeelding spiegelen") Een kopie kan worden afgedrukt in de spiegelafbeelding van het origineel. ! Detail De gespiegelde afbeelding wordt gemaakt door de afbeelding om te draaien langs de as die door de lengte van het origineel gaat. Raadpleeg "Beschrijvingen van originele en papier" op pagina 1-13 voor meer informatie over de afmeting die als de lengte van het origineel wordt beschouwd.
Toepassingsfuncties 8 Het scherm Afbeelding spiegelen wordt weergegeven. 4 Controleer het origineelformaat onder "Origineel formaat" en druk op [OK]. – – – Als het origineelformaat niet automatisch kan worden gedetecteerd of als u het origineelformaat wilt opgeven, drukt u op [Origineelform.] en geeft u vervolgens het documentformaat op via een van de schermen. Als een origineel met een afwijkend formaat is geplaatst, kan het origineelformaat niet worden gedetecteerd.
Toepassingsfuncties – 8 Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven. Het scherm Fotoformaat Kunnen formaten in inches worden weergegeven? % Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. ? Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? % U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven.
Toepassingsfuncties 8 8.10 Een achtergrondkleur toevoegen aan kopieën (functie "Achtergrondkleur") Met deze functie kunt u een origineel kopiëren met een van de 18 beschikbare kleuren als achtergrondkleur (blanco gebieden). ! Detail Raadpleeg "Functie "Achtergrondkleur"" op pagina 8-19 voor meer informatie over achtergrondkleuren. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Toepassingsfuncties 4 8 Kies de gewenste achtergrondkleur. 1/3 scherm 2/3 scherm 3/3 scherm – Om de functie "Achtergrondkleur" te annuleren, drukt u op [Nee]. Kunnen andere achtergrondkleuren worden weergegeven? % Druk op of om een andere lijst met kleuren weer te geven.
Toepassingsfuncties 8 5 Druk op [OK]. 6 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – 8-50 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. 7 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 8 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8.11 8 De kleurkwaliteit van de kopie aanpassen (parameters Kleur aanpassen) U kunt de kwaliteit van de kleurkopieën naar wens aanpassen. Er zijn 10 parameters voor kleuraanpassingen die in elke combinatie kunnen worden gebruikt. Daarnaast kunt u de opgegeven instellingen controleren door een testkopie af te drukken. Parameter Omschrijving Helderheid Met deze parameter kunt u de afbeelding helderder of donkerder maken.
Toepassingsfuncties 8 8.11.1 De parameters voor Kleur aanpassen wijzigen Hieronder wordt de procedure voor het aanpassen van de parameter Helderheid als voorbeeld beschreven. 1 Druk op [Toepassing] en vervolgens op [Bewerk kleur]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Bewerk kleur wordt weergegeven. 2 Druk op [Kleur aanpassen].
Toepassingsfuncties 3 8 Druk op [Helderheid]. – Selecteer de gewenste parameter in het scherm Kleuraanpassing. Het scherm Helderheid wordt weergegeven. 4 Druk op [ – – – – – 5 ], [ ], [ ] of [ ] om de mate van de aanpassing op te geven. Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. De instellingen kunnen worden aangepast in stappen van 1 of 1/3 tussen -3 en +3. De parameter "Scherpte" kan alleen in enkele stappen worden opgegeven.
Toepassingsfuncties 8 8.11.2 Het afdrukresultaat van de instellingen voor Kleur aanpassen controleren (Voorbeeldkopie) U kunt een voorbeeldkopie maken van uw origineel om te zien hoe dit er zal uitzien met de opgegeven kleuraanpassingen. Hieronder wordt de procedure voor het aanpassen van de parameter Helderheid als voorbeeld beschreven.
Toepassingsfuncties 3 Plaats het origineel binnen het voorbeeldgebied van de glasplaat. 4 Druk op de toets [Start]. 8 De voorbeeldkopie wordt afgedrukt. 5 Druk op [Sluit]. Het scherm voor de functie wordt opnieuw weergegeven. 2 Opmerking Elke voorbeeldkopie die wordt afgedrukt wordt geteld door de afdrukteller.
Toepassingsfuncties 8 8.12 Afzonderlijke kopieën van elke pagina in een opengespreide pagina maken (functie "Boek kopie") Een open boek of catalogus kan worden gekopieerd met de linker- en rechterpagina's op afzonderlijke vellen papier. De volgende kopieermethoden zijn beschikbaar en er zijn instellingen voor het toevoegen van voor- en achterbladen. Instelling Omschrijving Boek open Beide pagina's van de opengespreide pagina worden op dezelfde pagina afgedrukt.
Toepassingsfuncties 3 8 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Boek kopie/Herhaal]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Boek kopie/Herhaal wordt opnieuw weergegeven. 4 Druk op [Boek kopie]. – [Boekje origineel] verschijnt niet als de optionele afwerkingseenheid niet is geïnstalleerd. Het scherm Boek kopie wordt weergegeven.
Toepassingsfuncties 8 5 Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – – – Als "Separeren", "Voorblad" of "Voor- en achterblad" is geselecteerd, verschijnt [Inbindpositie]. Selecteer de inbindpositie van het origineel. Geef desgewenst een functie Boek wissen op. Druk op de knop voor de methode voor het wissen, druk op [–] en [+] om de breedte van het te wissen gebied op te geven en druk vervolgens op "OK".
Toepassingsfuncties 8 7 Druk in het Basisscherm op [Papier] en selecteer vervolgens de papierlade waarin het papier is geplaatst. 8 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. 9 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 10 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8 – 12 8-60 Als u "Voorblad" hebt geselecteerd, worden alle uitgespreide pagina's na het voorblad in volgorde gescand. Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8.13 8 Kopieafbeeldingen verdelen (functie "Afbeelding herhalen") Een originele afbeelding kan herhaald worden afgedrukt op één vel papier. Het aantal afbeeldingen dat mogelijk kan worden herhaald, wordt automatisch geselecteerd op basis van het formaat van het geplaatste origineel, het opgegeven papierformaat en de zoomfactor. De volgende formaten en instellingen voor het herhalen zijn beschikbaar.
Toepassingsfuncties 8 4 Druk op [Afbeelding herh.]. – [Boekje origineel] verschijnt niet als de optionele afwerkingseenheid niet is geïnstalleerd. Het scherm Afbeelding herhalen wordt weergegeven. 5 8-62 Druk onder "Richting" op [Met marge] of [Zonder marge] of druk op [2/4/8 herhalen]. – Om de functie "Afbeelding herhalen" te annuleren, drukt u op [Nee].
Toepassingsfuncties 6 8 Controleer het scanformaat onder "Scanbereik", druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. – – Als het origineelformaat niet verschijnt onder "Scanbereik" of als u het scangebied wilt opgeven, drukt u op [Stel bereik in] en geeft u vervolgens het scangebied op via een van de schermen. Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven. Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op [Annuleren].
Toepassingsfuncties 8 ? % Kunnen formaten in inches worden weergegeven? Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? % U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven. (Om een waarde in te voeren, drukt u op de toets [C] (wissen) en gebruikt u de cijfertoetsen om de nieuwe waarde in te voeren.
Toepassingsfuncties 8.14 8 Een vergrote afbeelding op meerdere pagina's kopiëren ("Posterfunctie") Een originele afbeelding kan in delen worden gesplitst en elk deel van de afbeelding kan vergroot worden afgedrukt. Het doelformaat kan worden opgegeven volgens de afbeeldingsgrootte, de zoomfactor of het papierformaat. 1 Plaats het origineel op de glasplaat. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel.
Toepassingsfuncties 8 4 8-66 Druk onder "Uitvoerformaat" op [Afbeeldingsformaat], [Papierformaat] of [Zoom]. – De standaardinstelling voor het doelformaat is "A2". – – – Druk op [Afbeeldingsformaat], selecteer het doelformaat van de afbeelding en druk vervolgens op [OK]. Druk op of om een andere lijst met standaardformaten weer te geven. Wanneer u op [Aangepast formaat] drukt, wordt het scherm Aangepast formaat weergegeven.
Toepassingsfuncties – 5 8 Druk op [Zoom], gebruik de cijfertoetsen om de gewenste waarde in te voeren en druk vervolgens op [OK]. Controleer het origineelformaat en druk vervolgens op [OK]. – – Als het origineelformaat niet automatisch kan worden gedetecteerd of als u het origineelformaat wilt opgeven, drukt u op [Origineelform.] en geeft u vervolgens het documentformaat op via een van de schermen. Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven.
Toepassingsfuncties 8 Het scherm Fotoformaat Kunnen formaten in inches worden weergegeven? % Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. ? ? % Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven.
Toepassingsfuncties 8.15 8 Boekjes kopiëren (functie "Boekje origineel") Een boekje waarvan de nietjes zijn verwijderd, kan worden gekopieerd en met nietjes in het midden worden gebonden om kopieën van het originele boekje te maken. Nietjes ! Detail Raadpleeg "Kopieën in het midden inbinden (instelling "Midden inbinden (Midden nieten & vouwen)")" op pagina 3-83 voor meer informatie over het nieten.
Toepassingsfuncties 8 2 Druk op [Toepassing] en druk vervolgens op [Boek kopie/Herhaal]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd. Het scherm Boek kopie/Herhaal wordt opnieuw weergegeven. 3 Druk op [Boekje origineel]. 4 Druk op [Sluit]. 5 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 6 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op.
Toepassingsfuncties 8.16 8 Een Paginamarge toevoegen aan kopieën (functie "Paginamarge") Kopieën kunnen worden afgedrukt met een Paginamarge zodat de pagina's gemakkelijk kunnen worden gearchiveerd. Wanneer u dubbelzijdige kopieën maakt, kunt u de richting van de afbeelding aanpassen door de positie van de Paginamarge op te geven. Daarnaast kunt u de afbeeldingsrichting ook aanpassen zonder een Paginamarge te maken.
Toepassingsfuncties 8 3 Selecteer de positie van de Paginamarge. – – – – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Paginamarge" te annuleren, drukt u op [Nee]. Als "Auto" is geselecteerd, wordt de bindmarge bovenaan of links ingesteld. Als "Auto" is geselecteerd voor de inbindpositie, plaatst u het origineel met de bovenkant naar de achterkant van de machine gericht.
Toepassingsfuncties 6 Pas de positie van de afbeelding aan en druk vervolgens op [OK]. – – – 7 8 Druk op [Links], [Rechts], [Top] of [Onder] om de aan te passen richting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen of druk op [–] en [+] om de mate van de aanpassing op te geven. Om de verschuiving te annuleren, drukt u op [Geen versch.]. Om de positie te wijzigen van de afbeelding op de achterkant van het papier wanneer u dubbelzijdige kopieën afdrukt, drukt u op [Achterzijde versch.bewerk.].
Toepassingsfuncties 8 8.17 De afbeelding aanpassen aan het papier (instellingen Afbeelding aanpassen) Wanneer het kopieerpapier groter is dan het originele document, kunnen kopieën worden gemaakt waarbij de originele afbeelding wordt gecentreerd en vergroot om het papier te vullen. De afbeelding kan op een van de volgende manieren worden aangepast. Instelling Omschrijving Volledig formaat Het gebied dat de volledige afbeelding bevat, wordt gecentreerd en vergroot volgens het formaat van het papier.
Toepassingsfuncties 3 Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – 4 8 Om de instellingen voor Afbeelding aanpassen te annuleren, drukt u op [Nee]. Als een origineel met een niet-standaard formaat is geplaatst, wordt het origineelformaat niet gedetecteerd. Geef daarom het origineel formaat op in het scherm Aangepast formaat en druk vervolgens op de toets [Start]. Controleer het origineelformaat en druk vervolgens op [OK].
Toepassingsfuncties 8 – Druk op [Fotoformaat] om het scherm Fotoformaat weer te geven. Het scherm Fotoformaat Kunnen formaten in inches worden weergegeven? % Druk op of om een andere lijst met formaten weer te geven. ? Kan een willekeurig formaat worden opgegeven? % U kunt elk formaat opgeven via het scherm Aangepast formaat. Druk op [X] of [Y] om de afmeting te selecteren en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de correcte waarde op te geven.
Toepassingsfuncties 8.18 8 Kopiëren met de pagina-opmaak van een boekje (functie "Boekje") De paginavolgorde van het gescande origineel wordt automatisch geschikt om dubbelzijdige kopieën te maken in een paginaopmaak waarbij in het midden wordt ingebonden, zoals voor een tijdschrift. Nieten is alleen mogelijk als de optionele rugnieteenheid op de afwerkingseenheid is geïnstalleerd.
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op [Links inbinden] of [Rechts binden]. – – – 8-78 Als het origineel alleen pagina' s in liggende richting bevat, zullen ze bovenaan worden gebonden, ongeacht de geselecteerde instelling. Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Boekje" te annuleren, drukt u op [Nee]. 4 Druk op [OK]. 5 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op.
Toepassingsfuncties 8.19 8 Specifieke gebieden van kopieën wissen (functie "Kader wissen") U kunt kopieën maken door ongewenste gebieden rond het origineel, zoals de verzendgegevens op ontvangen faxen en de schaduwen van geperforeerde gaten, te wissen. Wanneer u een frame wist, kan dezelfde breedte langs alle vier zijden van het origineel worden gewist of kan een verschillende breedte langs elke zijde van het origineel worden gewist.
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op de knop voor de gewenste positie die moet worden gewist. – – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. Om de functie "Kader wissen" te annuleren, drukt u op [Nee]. Wat gebeurt er wanneer [Kader] is geselecteerd? % Dezelfde breedte wordt aan de vier zijden van het origineel gewist. De standaardinstelling is "Kader".
Toepassingsfuncties 8.20 8 De datum/tijd of het paginanummer afdrukken op de kopieën (functies Stempel/compositie) De datum/tijd of het paginanummer kunnen op een specifieke locatie op de kopieën worden toegevoegd. U kunt ook een distributienummer toevoegen wanneer meerdere kopieën worden gemaakt. De volgende functies voor Stempel/compositie zijn beschikbaar en kunnen worden gecombineerd. Functie Omschrijving Datum/tijd Selecteer een notatie en druk de datum of de tijd af op de opgegeven pagina's.
Toepassingsfuncties 8 8.20.1 De datum/tijd afdrukken (functie "Datum/tijd") 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op [Toepassing] en vervolgens op [Stempel/compositie]. – Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd.
Toepassingsfuncties 4 8 Druk op de knoppen onder "Datumtype", "Tijdtype" en "Pag." om de verschillende instellingen op te geven. – – – Om de functie "Datum/tijd" te annuleren, drukt u op [Nee]. Om alleen de datum/tijd af te drukken op de eerste pagina, drukt u op [Alleen voorb.]. De stempel wordt niet afgedrukt op blanco pagina's die worden ingevoegd met de functies "Omslagfunctie", "Vel invoegen" en "Hoofdstuk". Kan de tijd worden weggelaten? % De tijd wordt niet afgedrukt als u "Geen" selecteert.
Toepassingsfuncties 8 – Druk op [Positie aanpassen] om de afdrukpositie fijn af te stemmen. Selecteer de gewenste richting onder "Links & rechts instellen" of "Boven & onder instellen", gebruik de cijfertoetsen of druk op [–] en [+] om de aanpassingsinstelling op te geven en druk vervolgens op [OK]. Wat zijn de beperkingen op de mate van de aanpassingen? % U kunt de afdrukpositie fijn afstemmen in stappen van 0,1 mm. ? ? % Kunnen er geen aanpassingen worden gemaakt? Druk op [Geen aanp.
Toepassingsfuncties – Om het tekstformaat op te geven, drukt u op [Tekstformaat] en selecteert u het formaat. 7 Druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 8 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – 8.20.2 8 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. 9 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 10 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op [Paginanummer]. Het scherm Paginanummer verschijnt. 4 Geef met behulp van de cijfertoetsen het eerste paginanummer op voor de afdruk. – – – – – – 5 8-86 Druk desgewenst op [Hoofdstuk] en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om het hoofdstuknummer in te voeren. Het ingevoerde hoofdstuknummer wordt afgedrukt als "1-1, 1-2...." is geselecteerd onder "Paginanummertype".
Toepassingsfuncties 6 8 Druk op [Afdrukpositie] en selecteer vervolgens de afdrukpositie. – Druk op [Positie aanpassen] om de afdrukpositie fijn af te stemmen. Selecteer de gewenste richting onder "Links & rechts instellen" of "Boven & onder instellen", gebruik de cijfertoetsen of druk op [–] en [+] om de aanpassingsinstelling op te geven en druk vervolgens op [OK]. ? % Wat zijn de beperkingen op de mate van de aanpassingen? U kunt de afdrukpositie fijn afstemmen in stappen van 0,1 mm.
Toepassingsfuncties 8 7 Geef, indien nodig, de andere instellingen op. – Om ook instellingen op te geven voor de toepassingsfuncties "Omslag", "Vel invoegen" en "Hoofdstuk", drukt u op [Vel inv. inst.] en selecteert u vervolgens de instellingen voor de pagina's die moeten worden afgedrukt. – Blanco pagina's die zijn ingevoegd met de functies "Omslag", "Vel invoegen" en "Hoofdstuk", worden alleen geteld maar de paginanummers worden niet afgedrukt op deze vellen. Als "Alleen afdr.achterbl" of "Paginanr.
Toepassingsfuncties – Om het tekstformaat op te geven, drukt u op [Tekstformaat] en selecteert u het formaat. 8 Druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 9 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – 8.20.3 8 Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. 10 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 11 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8 3 Druk op [Stempel]. – Om de functie "Stempel" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Stempel verschijnt. 4 Selecteer de gewenste stempel onder "Stempeltype/Vooringestelde stempels" of "Stempeltype/Geregistreerde stempels". – – 5 Selecteer de gewenste instelling onder "Pag.". – – 8-90 Druk op of om een andere lijst met vooringestelde of geregistreerde stempels weer te geven. U kunt slechts één stempel selecteren.
Toepassingsfuncties 6 8 Druk op [Afdrukpositie] en selecteer vervolgens de afdrukpositie. – Druk op [Positie aanpassen] om de afdrukpositie fijn af te stemmen. Selecteer de gewenste richting onder "Links & rechts instellen" of "Boven & onder instellen", gebruik de cijfertoetsen of druk op [–] en [+] om de aanpassingsinstelling op te geven en druk vervolgens op [OK]. ? % Wat zijn de beperkingen op de mate van de aanpassingen? U kunt de afdrukpositie fijn afstemmen in stappen van 0,1 mm.
Toepassingsfuncties 8 7 Selecteerde gewenste instellingen voor "Tekstformaat" en "Tekstkleur". – De volgende instellingen zijn standaard geselecteerd. Tekstformaat: Std.; Tekstkleur: Zwart Het scherm Tekstformaat Het scherm Tekstkleur 8 Druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 9 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 10 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 11 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8 ! Detail Als de functie "Kopieerbeveiliging" is ingesteld, wordt de verborgen tekst afgedrukt om ongeoorloofd kopiëren te verhinderen. Wanneer een origineel dat met kopieerbeveiligingstekst is afgedrukt, wordt gekopieerd, verschijnt de verborgen tekst duidelijk weergegeven op de kopieën, zodat de lezer weet dat het een kopie is. De kopieerbeveiligingstekst wordt op alle pagina's afgedrukt. De pagina's kunnen niet worden opgegeven.
Toepassingsfuncties 8 4 Selecteer het gewenste type voor de kopieerbeveiligingstekst. – Om de functie "Kopieerbeveiliging" te annuleren, drukt u op [Nee]. – Als u op [Gereg. stempel] of [Vooringestelde stempel] drukt, verschijnt een scherm met knoppen voor de beschikbare stempels. Druk op de knop voor de gewenste stempel en druk vervolgens op [OK]. Gebruik het hulpprogramma voor de kopieerbeveiliging om een geregistreerde stempel te registreren.
Toepassingsfuncties 8 – De datum en tijd van de kopiebeveiliging die worden afgedrukt, zijn de datum en het tijdstip waarop het origineel wordt gescand. – Wanneer u op [Anders] drukt, wordt een scherm weergegeven voor het opgeven van de overige stempels. Druk op de knop voor de gewenste stempel en druk vervolgens op [OK]. Om de wijzigingen aan de instellingen in elk scherm voor de kopieerbeveiligingsinstellingen te annuleren, drukt u op [Nee].
Toepassingsfuncties 8 – De instelling onder "Patrooncontrast" op het scherm Kopieerbeveiliging Patroon kan alleen worden opgegeven in afzonderlijke stappen tussen -2 en +2.
Toepassingsfuncties 8 Het scherm Kopieerbeveiliging patroon Het scherm Tekstformaat Scherm Patroon overschrijven CS193/CS173/CS163 8-97
Toepassingsfuncties 8 Het scherm Achtergrondpatroon – – Druk desgewenst op de toets [Positie] en wijzig vervolgens de afdrukhoek op het scherm Positie. Selecteer de gewenste hoek en druk vervolgens op [OK]. Als er niet meer dan vier lijnen zijn in de kopieerbeveiligingstekst, kunt u de hoek wijzigen. Het scherm Positie – 8-98 Druk desgewenst op de toets [Positie wijzigen/verwijderen] op het scherm Positie en wijzig vervolgens de schikking van de tekst.
Toepassingsfuncties – 8 Om de volgorde van de schikking te wijzigen, drukt u op [Positie wijzigen] en selecteert u de kopieerbeveiligingstekst die moet worden verwijderd. Druk vervolgens op [Omhoog] of [Omlaag]. Scherm Positie wijzigen – Om een spatie toe te voegen aan de kopieerbeveiligingstekst, drukt u op [Spatie invoegen]. Druk op [Omhoog] of [Omlaag] om de ronde markering die naast het opgegeven type voor de kopieerbeveiligingstekst is weergegeven, te verplaatsen. Druk vervolgens op [Invoegen].
Toepassingsfuncties 8 – Om de kopieerbeveiligingstekst te verwijderen, drukt u op [Verwijderen] en vervolgens op de knop van de kopieerbeveiligingstekst die moet worden verwijderd. Scherm Verwijderen 5 Druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 6 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset].
Toepassingsfuncties 8.20.5 8 Herhalende stempels afdrukken (functie "Herhaalbare stempel") 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd. – 2 Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het origineel. Druk op [Toepassing] en vervolgens op [Stempel/compositie]. – Om alle instellingen voor de toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets [Reset]. Het scherm Stempel/compositie wordt weergegeven.
Toepassingsfuncties 8 4 Selecteer het gewenste type herhaalde stempel. – Om de functie "Herhaalbare stempel" te annuleren, drukt u op [Nee]. – Druk op [Gereg. stempel] of [Vooringestelde stempel] om een scherm weer te geven met knoppen voor de beschikbare stempels. Druk op de knop voor de gewenste stempel en druk vervolgens op [OK]. Gebruik het hulpprogramma voor de kopieerbeveiliging om een geregistreerde stempel te registreren.
Toepassingsfuncties 8 – De datum en de tijd van de herhalende stempel die worden afgedrukt, zijn de datum en de tijd waarop het origineel is gescand. – Wanneer u op [Anders] drukt, wordt een scherm weergegeven voor het opgeven van de overige stempels. Druk op de knop voor de gewenste stempel en druk vervolgens op [OK]. Om de wijzigingen aan de instellingen in elk scherm voor de instellingen van de herhalende stempel te annuleren, drukt u op [Nee].
Toepassingsfuncties 8 – De volgende instellingen zijn standaard geselecteerd.
Toepassingsfuncties 8 Het scherm Tekstformaat Scherm Patroon overschrijven – – Druk desgewenst op de toets [Positie wijzigen/verwijderen] en wijzig vervolgens de afdrukhoek op het scherm Positie. Selecteer de gewenste hoek en druk vervolgens op [OK]. Als er niet meer dan vier lijnen zijn in de geselecteerde herhalende stempel, kunt u de hoek wijzigen.
Toepassingsfuncties 8 – Om de volgorde van de schikking te wijzigen, drukt u op [Positie wijzigen] en selecteert u de herhalende stempel die moet worden verwijderd. Druk vervolgens op [Omhoog] of [Omlaag]. Scherm Positie wijzigen – Om een spatie toe te voegen aan de herhalende stempel, drukt u op [Spatie invoegen]. Druk op [Omhoog] of [Omlaag] om de ronde markering die naast het opgegeven type voor de herhalende stempel is weergegeven, te verplaatsen. Druk vervolgens op [Invoegen].
Toepassingsfuncties – 8 Om de tekst van de herhalende stempel te verwijderen, drukt u op [Verwijderen] en vervolgens op de knop van de tekst van de herhalende stempel die moet worden verwijderd. Scherm Verwijderen 5 Druk op [OK] en vervolgens op [Sluit]. 6 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 7 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 8 Druk op de toets [Start].
Toepassingsfuncties 8 1 Plaats het origineel voor de overlay. 2 Druk op [Toepassing] en vervolgens op [Stempel/compositie]. Het scherm Stempel/compositie wordt weergegeven. 3 Druk op [Overlay]. – Om de functie "Overlay" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Overlay wordt weergegeven. 4 Selecteer de gewenste instellingen voor "Pag." en [Kleur]. – 8-108 Om de overlayafbeelding alleen op de eerste gekopieerde pagina af te drukken, drukt u op [Alleen voorb.] onder "Pag.".
Toepassingsfuncties 5 8 Controleer het origineelformaat onder [Origineel formaat] en druk op [OK]. – Als het origineelformaat niet automatisch kan worden gedetecteerd of om het origineelformaat op te geven, drukt u op [Origineelformaat] en geeft u vervolgens het origineelformaat op vanaf een van de schermen. Om de wijzigingen aan de instellingen te annuleren, drukt u op [Annuleren]. Scherm Origineelformaat Het scherm Aangepast formaat Het scherm Fotoformaat 6 Druk op [Sluit].
Toepassingsfuncties 8 8.20.7 8 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op. 9 Druk op de toets [Start]. Een gescande afbeelding opslaan als een geregistreerde overlay (functie "Overlay") 1 Druk in het scherm Overlay op [Overlay opslaan] onder "Overlay". Het scherm Afbeelding registreren wordt weergegeven. 2 Druk op [Nieuw]. – – – Om de geregistreerde overlay te overschrijven met de nieuwe afbeelding, selecteert u een geregistreerde overlay en drukt u op [Overschrijven].
Toepassingsfuncties 3 8 Voer de afbeeldingsnaam in en druk op [OK]. – Druk op de knoppen op het toetsenbord dat op het scherm verschijnt om te typen. Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst. 4 Druk op [OK] en vervolgens op [Sluit]. 5 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 6 Druk op de toets [Start]. 7 Het origineel wordt gescand en vervolgens als een geregistreerde overlay opgeslagen.
Toepassingsfuncties 8 2 Opmerking Met de parameter "Beperkte gebruikerstoegang" in de beheerderfunctie, kunnen wijzigingen aan de geregistreerde overlay, zonder de toestemming van de beheerder, worden voorkomen. 8.20.8 Een geregistreerde overlay gebruiken (functie "Overlay") 1 Druk in het scherm Overlay op [Overlay-afbeelding oproepen]. – Om de functie "Overlay" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Overlay-afbeelding oproepen wordt weergegeven.
Toepassingsfuncties 8.20.9 8 Een koptekst/voettekst invoegen (functie "Koptekst/voettekst") 0 Om kopteksten/voetteksten te gebruiken, moet vooraf een koptekst/voettekst worden geregistreerd vanaf de beheerderfunctie. Raadpleeg "Kopteksten/voetteksten opgeven" op pagina 12-59 voor meer informatie over het registreren van kopteksten/voetteksten. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Toepassingsfuncties 8 4 8-114 Druk onder "Koptekst/voettekst oproepen" op de knop van de koptekst/voettekst die moet worden gebruikt en druk vervolgens op [OK]. – Als de afdrukkleur en de opgegeven kleur van de koptekst/voettekst verschillen, worden de kopieën meegeteld in de 2 kleurenteller van de teller. Als "Kleur" is ingesteld op "2 kleuren", worden kopieën waarvan de twee kleur verschilt van de stempeltekstkleur meegeteld in de 4-kleurenteller van de teller.
Toepassingsfuncties 8.21 8 Het gescande origineel opslaan in een gebruikersbox (functie "Opslaan in mailbox") Een gescand origineel kan in een gebruikersbox worden opgeslagen. Documenten die in gebruikersboxen zijn opgeslagen, kunnen worden afgedrukt wanneer dat nodig is. ! Detail Raadpleeg de handleiding – Mapbewerkingen voor meer informatie over de gebruikersboxinstellingen. 1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Toepassingsfuncties 8 4 Selecteer de gebruikersbox op waar de gegevens moeten worden opgeslagen. – – – – 5 8-116 Druk op het tabblad dat de gewenste gebruikersbox bevat en druk vervolgens op de knop voor de gebruikersbox. Druk op [Gebruikersboxnr. instellen] om een gebruikersboxnummer te typen om de gebruikersbox op te geven. U hoeft geen wachtwoord in te voeren wanneer u gegevens opslaat, zelfs niet als een wachtwoord werd opgegeven voor de box.
Toepassingsfuncties 8 6 Controleer de naam van het document dat u wilt opslaan. Om de naam die automatisch is opgegeven te wijzigen, drukt u op [Documentnaam]. 7 Druk op [OK] nadat u de naam hebt ingevoerd. – 8 Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst. Selecteer of er ook al dan niet een kopie moet worden afgedrukt wanneer de gegevens worden opgeslagen. Om een kopie af te drukken, drukt u op [Ja] naast "Opslaan & afdrukken".
Toepassingsfuncties 8 9 Druk op [OK]. – Om de functie "Opslaan in mailbox" te annuleren, drukt u op [Nee]. Het scherm Toepassing wordt opnieuw weergegeven. 10 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op. 11 Druk op de toets [Start]. Als [Ja] is geselecteerd naast "Pagina afdrukken", wordt het gescande origineel gekopieerd en worden de documentgegevens opgeslagen in de opgegeven gebruikersbox.
9 Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.1 Tonercartridge vervangen 9 Wanneer de toner bijna leeg is, wordt vooraf een waarschuwingsbericht weergegeven, zoals in onderstaande afbeelding. ! Detail Wanneer dit bericht verschijnt, vervang dan de tonercartridge in overeenstemming met uw onderhoudsovereenkomst.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 ! Detail Raadpleeg "De tonercartridge vervangen" op pagina 9-5 voor meer informatie over het vervangen van tonercartridges. Weergave in de modus Display vergroten Wanneer de toner bijna leeg is, wordt een scherm weergegeven, zoals in onderstaande afbeelding. Wanneer de toner leeg is, wordt het onderstaande scherm weergegeven.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.1.1 9 De tonercartridge vervangen De procedure voor het vervangen van een van de tonercartridges (geel (Y), magenta (M), cyaan (C) of zwart (K)) is dezelfde. Bijvoorbeeld: de zwarte tonercartridge vervangen. 2 Opmerking Let op de installatieplaats van de tonercartridges, aangezien deze verschilt voor andere kleuren. De vorm van de zwarte tonercartridge verschilt van de vorm van de tonercartridges voor de andere kleuren.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 5 Lijn de tonercartridge uit met de sleuven in de machine en stop de cartridge in de machine tot de vergrendelingstab op zijn plaats klikt. – Stop de nieuwe tonercartridge bij de installatie volledig in de houder tot hij op zijn plaats klikt. 6 Trek langzaam het coronadraad-reinigingsgereedschap zo ver mogelijk uit. Duw vervolgens het coronadraad-reinigingsgereedschap zo ver mogelijk naar binnen.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.2 9 De afvaltonerbox vervangen Wanneer het bijna tijd is om de afvaltonerbox te vervangen (en vervangbaar is door de gebruiker, verschijnt het bericht zoals weergegeven in de volgende afbeelding, met de waarschuwing over de vervangperiode. 2 Opmerking Wanneer dit bericht verschijnt, vervang dan de afvaltonerbox in overeenstemming met uw onderhoudsovereenkomst.
9 Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken Weergave in de modus Display vergroten Wanneer het bijna tijd is om de afvaltonerbox te vervangen, verschijnt het onderstaande scherm. Wanneer het tijd is om het onderdeel te vervangen, verschijnt het volgende scherm.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.2.1 9 De afvaltonerbox vervangen 1 Open de voorklep van het apparaat. 2 Til de afvaltonerbox op en verwijder de box. 3 Installeer de nieuwe afvaltonerbox. 4 Sluit de voorklep.
9 Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 7 VOORZICHTIG Omgaan met de toner en de afvaltonerbox % Gooi de toner of de afvaltonerbox niet in open vuur. % Toner die door het vuur wordt uitgestoten, kan brandwonden veroorzaken. 7 VOORZICHTIG Voorzorgsmaatregelen tegen het morsen van toner % Zorg ervoor, dat u geen toner aan de binnenkant van het kopieerapparaat morst of toner op uw kleren of handen krijgt.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.3 9 Een imaging eenheid vervangen Wanneer het bijna tijd is om een imaging eenheid te vervangen, verschijnt vooraf een waarschuwingsbericht zoals hieronder weergegeven (wanneer dit door de gebruiker wordt uitgevoerd). 2 Opmerking Wanneer dit bericht verschijnt, vervang dan de imaging eenheid in overeenstemming met uw onderhoudsovereenkomst.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 Weergave in de modus Display vergroten Wanneer het bijna tijd is om de afvaltonerbox te vervangen, verschijnt het onderstaande scherm. Wanneer het tijd is om het onderdeel te vervangen, verschijnt het onderstaande scherm. 2 Let op Vervang de imaging eenheid alleen nadat het bericht "Vervang de volgende eenheid/eenheden." weergegeven.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.3.1 9 De imaging eenheid vervangen 1 Druk op de [Voedingsknop] (hulpvoeding). Controleer of het tiptoetsscherm is uitgeschakeld. 2 Open de voordeur en stel vervolgens de hoofdvoedingsschakelaar in op o. – Zorg ervoor dat u een imaging eenheid bij de hand hebt met dezelfde kleur als deze van de te vervangen cartridge is voorbereid. 3 Duw de ontgrendelingshendel van de imaging eenheid omlaag om deze te vervangen.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 9-14 6 Verwijder het plakband en verwijder vervolgens het verpakkingsmateriaal. 7 Neem de imaging eenheid uit de zwarte beschermende zak. 8 Kantel de imagingeenheid naar links en schud deze twee keer voorzichtig in de kantelrichting. Kantel de eenheid vervolgens naar rechts en schud deze twee keer voorzichtig in deze richting. 9 Trek het plakband los.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 10 Verwijder het verpakkingsmateriaal en het beschermende materiaal. 11 Lijn de markering + van de imaging eenheid en de markering , van de machine uit. Stop de imaging eenheid in de machine. – – – Zorg ervoor dat de imaging eenheid dezelfde kleur heeft als het etiket op het compartiment van de imaging eenheid. Stop de imaging eenheid niet in een hoek in zijn compartiment.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 14 Stel de hoofdvoedingsschakelaar in op n en sluit vervolgens de voordeur. 15 Stop de versleten imaging eenheid in de lege zwarte beschermende zak en doos van de nieuwe imaging eenheid. ? % 16 Hoe worden lege imaging eenheden weggegooid? Gooi geen lege imaging eenheden weg. Bewaar ze in plaats daarvan in hun verpakking, zodat ze door uw leverancier kunnen worden opgehaald. Pas de gradatieniveaus aan.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9.4 9 De nietjescartridge vervangen Wanneer de nietjescartridge leeg is, verschijnt het bericht "Nietcartridge vervangen.". Vervang de nietjescartridge. Weergave in de modus Display vergroten 2 Let op De nietjescartridge pas vervangen nadat de melding verschenen is die dit aangeeft, anders kan de machine beschadigd worden.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 9.4.1 De nietjescartridge in de afwerkingseenheid vervangen 1 Open de deur vooraan. 2 Verwijder de lege nietjescartridgehouder. – – 3 Verwijder de lege cartridge uit de nietjescartridgehouder. 4 Plaats de nieuwe nietjescartridge in de nietjescartridgehouder. – 9-18 Trek de nietjescartridgehouder naar u toe om deze te verwijderen. Raak alleen de blauwe delen van de nietjescartridge aan.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 5 Installeer de nietjescartridgehouder door de houder langs de geleiders in het compartiment te schuiven tot deze op zijn plaats klikt. – 6 9 Controleer of de nietjescartridgehouder goed vast zit. Sluit de voorklep. 2 Let op Vervang de nietjescartridge alleen nadat het bericht is weergegeven. Als de nietjescartridge wordt vervangen voordat het bericht verschijnt, kan de machine schade oplopen.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 9.4.2 9-20 De nietjescartridge in de rugnieteenheid vervangen 1 Til de kopie-uitvoerlade omhoog en duw op de nietjescartridgehouder om deze te verwijderen. 2 Druk op het gebied met de tekst "PUSH" om de nietjescartridgehouder te ontgrendelen. 3 Verwijder de lege nietjescartridge uit de nietjescartridgehouder.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 4 Plaats de nieuwe nietjescartridge in de nietjescartridgehouder. 5 Trek het zegel langzaam af. 6 Stop de nietjescartridgehouder weer in de machine en duw deze omhoog tot de houder op zijn plaats klikt. – Wanneer u de nietjescartridgehouder opnieuw in de machine plaatst, dient u te controleren of de houder in de correcte richting is gericht. 7 Plaats de kopie-uitvoerlade terug in zijn oorspronkelijke positie.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 9.5 De perforeerafvalbox leegmaken Als de perforeerafvalbox in de perforeereenheid die op de afwerkingseenheid is geïnstalleerd vol raakt, wordt het onderstaande bericht weergegeven (als de box door de gebruiker kan worden leeggemaakt). 2 Opmerking De instelling voor het leegmaken van de perforeerafvalbox moet worden opgegeven door de leverancier. Neem contact op met uw leverancier voor details.
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 Scherm terwijl een opdracht wordt uitgevoerd ! Detail Wanneer uitgevoerd door gebruiker Als de perforeerafvalbox vol raakt terwijl een opdracht wordt uitgevoerd, wordt deze opdracht gepauzeerd. Om door te gaan met de opdracht zonder de perforeerinstelling te annuleren, moet u de perforeerafvalbox leegmaken. Om de perforeerinstelling te annuleren en door te gaan met de opdracht, drukt u op [Perforeren annuleren].
Tonercartridges en nietjescartridges vervangen en perforeerafvalboxen leegmaken 9 9.5.1 De perforeerafvalbox van de afwerkingseenheid leegmaken Volg de onderstaande procedure om de perforeerafvalbox leeg te maken. 9-24 1 Open de deur vooraan. 2 Trek de perforeerafvalbox FN3.1 uit. 3 Maak de perforeerafvalbox leeg. 4 Plaats de perforeerafvalbox terug in zijn oorspronkelijke positie. 5 Sluit de voorklep.
10 Onderhoud van het kopieerapparaat
Onderhoud van het kopieerapparaat 10 Onderhoud van het kopieerapparaat 10.1 Reinigen 10 Deze paragraaf beschrijft de procedures voor het reinigen van elk onderdeel. 10.1.1 Behuizing % Reinig het oppervlak van de kunststof behuizing met een zachte doek die vochtig is gemaakt met een mild schoonmaakmiddel. 2 Let op Zorg ervoor dat u de machine uitschakelt (stel de hoofdvoedingsschakelaar in op o) voordat u de reiniging start.
Onderhoud van het kopieerapparaat 10 10.1.3 Linkergedeelte van de glasplaat % 10.1.4 Reinig het linkergedeelte van de glasplaat met het reinigingsmiddel voor de glasplaat. Bedieningspaneel % Reinig het bedieningspaneel met een zachte, droge doek. 2 Let op Te hard drukken op een toets op het bedieningspaneel of het tiptoetsscherm kan deze beschadigen. Gebruik ook nooit een zacht schoonmaakmiddel, glasreiniger, wasbenzine of thinner om het bedieningspaneel of het tiptoetsscherm te reinigen.
Onderhoud van het kopieerapparaat 10.1.5 10 Afdekklep % Reinig de bovenklep met een zachte doek die vochtig is gemaakt met een mild schoonmaakmiddel. 2 Let op Gebruik nooit verfoplosmiddelen zoals wasbenzine of thinners om de bovenklep te reinigen. 10.1.6 Coronadraad Als de coronadraad vuil is, verschijnen strepen op de afgedrukte afbeeldingen. Als dit gebeurt, reinig dan de coronadraad volgens onderstaande procedure. 1 Open de voorklep van het apparaat.
Onderhoud van het kopieerapparaat 10 10.1.7 Printkop Als de printkop vervuild raakt, kan dit resulteren in een lagere afdrukkwaliteit. Als dit gebeurt, reinig dan de printkop volgens de onderstaande procedure. 10-6 1 Open de voorklep van het apparaat. 2 Verwijder het reinigingsmiddel voor het printkopglas van de voordeur van de machine.
Onderhoud van het kopieerapparaat 10.2 10.2.1 10 Tellers weergeven (Teller) Tellers weergeven Het scherm Meter teller kan worden weergegeven zodat het totaal aantal afdrukken sinds het tellen werd gestart, kan worden weergegeven. Bovendien kunt u ook de lijst met tellers afdrukken. 1 Druk op toets [Hulpprogramma]. 2 Druk op [Teller] en druk vervolgens op [Contr. details] in het linkerpaneel. Het scherm Teller wordt weergegeven.
Onderhoud van het kopieerapparaat 10 10.2.2 Het coveragebereik weergeven De hoeveelheid toner die werd gebruikt, kan worden weergegeven in het scherm Dekkingspercentage. 1 Druk op toets [Hulpprogramma]. 2 Druk op [Teller] en druk vervolgens op [Contr. details] in het linkerpaneel. Het scherm Teller wordt weergegeven.
Onderhoud van het kopieerapparaat 3 Druk op [Dekkingspercentage]. 4 Druk op [Sluit] en vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. 10 Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
10 10.3 Onderhoud van het kopieerapparaat Wanneer het bericht "Tijd voor geplande inspectie van de machine." verschijnt Als het bericht "Tijd voor geplande inspectie van de machine." verschijnt, moet u contact opnemen met uw leverancier en een periodieke onderhoudsinspectie aanvragen.
11 Opdrachten beheren
Opdrachten beheren 11 Opdrachten beheren 11.1 Overzicht van het scherm Opdrachtlijst 11.1.1 Opdrachten 11 Als u de gewenste kopie-instellingen opgeeft en vervolgens op de toets [Start] drukt, wordt de kopieerbewerking in de wachtrij van deze machine geplaatst. Deze bewerking in wachtrij noemen we een opdracht. Op dezelfde manier worden bewerkingen voor het maken van scans en computerafdrukken eveneens als opdrachten in wachtrij geplaatst.
Opdrachten beheren 11 11.1.3 Schermen Opdrachtlijsten Via het scherm Opdrachtlijst kunt u lijsten weergeven van opdrachten die op deze machine worden uitgevoerd en opdrachten die werden uitgevoerd naast de opdrachtdetails. De opdrachtinstellingen kunnen worden gewijzigd. ! Detail Om het scherm Opdrachtlijst weer te geven, drukt u op [Opdr. lijst] in het linkerpaneel en drukt u vervolgens op [Opdrachtdetails]. In het scherm Opdrachtlijst kunt u de volgende tabbladen voor verschillende functies weergeven.
Opdrachten beheren 11 Naam knop Omschrijving Knop [Printen] Druk op deze knop om het tabblad Printen van het scherm Opdrachtweergave weer te geven. Knop [Verzenden] Druk op deze knop om het tabblad Verzenden van het scherm Opdrachtweergave weer te geven. Raadpleeg de handleiding – Netwerkscan/fax/ netwerkfaxbewerkingen voor meer informatie. Knop [Ontvangen] Druk op deze knop om het tabblad Ontvangen van het scherm Opdrachtweergave weer te geven.
Opdrachten beheren 11 De volgende informatie wordt weergegeven op het tabblad Printen. 11-6 Naam Omschrijving Nr. Het identificatienummer van de opdracht dat wordt toegewezen wanneer de opdracht in wachtrij wordt geplaatst. Gebr.naam Geeft het type (bron) van de opdracht weer. "KOPIE" wordt weergegeven voor kopieeropdrachten. Status (alleen lijst Huidige opdrachten) Toont de status van de opdracht.
Opdrachten beheren 11.1.4 11 Opdrachtweergave linkerpaneel De opdrachtlijst of de opdrachtstatus kan worden weergegeven in het linkerpaneel van het hoofdscherm. 1 Druk op [Opdr.lijst] in het linkerpaneel. Een lijst met de opdrachten verschijnt in het linkerpaneel. – Als de parameter "Opdrachtweergaveinstelling" (beschikbaar vanaf het scherm Gebruikersinstelling) is ingesteld op "Statusweergave", wordt de opdrachtstatus weergegeven in het linkerpaneel.
Opdrachten beheren 11 11.2 11.2.1 Bewerkingen uitvoeren op opdrachten Een opdracht verwijderen Een opdracht in wachtrij of een opdracht die wordt afgedrukt (opdracht in de lijst Huidige opdrachten) kan worden verwijderd. 1 Druk op [Opdr.lijst] in het linkerpaneel en druk vervolgens op [Opdrachtdetails]. Het scherm Opdrachtweergave verschijnt. 2 Geef de opdracht die moet worden verwijderd weer op het tabblad Printen. – 3 Opdrachten in de lijst Opdrachthistorie kunnen niet worden verwijderd.
Opdrachten beheren 4 11 Controleer de informatie die wordt weergegeven en druk vervolgens op [Ja] als de juiste opdracht is aangegeven en druk vervolgens op [OK]. – Om het verwijderen van de opdracht te stoppen, drukt u op [Nee] en vervolgens op [OK]. Het scherm dat werd weergegeven voordat op [Verwijderen] werd gedrukt, verschijnt opnieuw en de opdracht wordt verwijderd uit de lijst Huidige opdrachten. 5 Druk op [Sluit] of druk op de toets [Reset]. Het Basisscherm wordt opnieuw weergegeven.
Opdrachten beheren 11 Het scherm Functiecontrole wordt weergegeven. 4 Druk nadat u de instellingen hebt gecontroleerd op [Sluit] of druk op de toets [Reset]. – – 11.2.3 Om terug te keren naar het scherm dat werd weergegeven voordat op [Contr. inst.] werd gedrukt, drukt u op [Sluit]. Druk op de toets [Reset] om terug te keren naar het Basisscherm. Controleer opdracht details De volgende informatie kan worden gecontroleerd via het scherm Opdrachtweergave.
Opdrachten beheren 3 11 Selecteer de opdracht waarvan de details moeten worden gecontroleerd en druk vervolgens op [Detail]. – Als u een verkeerde opdracht hebt geselecteerd, selecteer dan een andere opdracht of druk opnieuw op de knop van de geselecteerde opdracht om de selectie op te heffen. Het scherm Detail wordt weergegeven. 4 Nadat u de gewenste informatie hebt gecontroleerd, drukt u op de toets [Sluit] of drukt u op de toets [Reset].
Opdrachten beheren 11 – Om de opgeslagen opdrachten weer te geven, drukt u op [Vastgehouden opdrachten vrijgeven] om het scherm Vastgehouden opdrachten vrijgeven weer te geven. Druk op [Annul.] om terug te keren naar het scherm Opdrachtweergave. ! Detail Raadpleeg "Schermen Opdrachtlijsten" op pagina 11-4 voor details over de functie van elke knop. U kunt testkopieën van opgeslagen opdrachten afdrukken vanaf het scherm Vastgehouden opdrachten vrijgeven.
Opdrachten beheren – – – 11.2.6 11 Verw. opdrachten: toont alleen opdrachten die werden verwijderd voordat ze werden voltooid Voltooide opdrachten: toont alleen opdrachten die correct werden voltooid. Alle opdrachten: toont alle opdrachten. Een testkopie van een opgeslagen opdracht afdrukken U kunt een enkele kopie van een opgeslagen opdracht afdrukken om de afdruk te controleren.
Opdrachten beheren 11 ! Detail Om de instellingen te wijzigen, drukt u op het scherm Vastgehouden opdracht vrijgeven op [Opdr. controle]. Raadpleeg "Een opgeslagen opdracht afdrukken" op pagina 11-14 voor meer informatie. 11.2.7 Een opgeslagen opdracht afdrukken Een opdracht wordt uit de lijst Vastgehouden opdrachten verwijderd en afgedrukt.
Opdrachten beheren 3 11 Druk op [Wijzig instellingen]. Het scherm Wijzig instelling wordt weergegeven. 4 In het scherm Wijzig instelling kunt u de kopie-instellingen naar wens wijzigen. Druk vervolgens op [OK]. Is er meer informatie over de instellingen beschikbaar? % Raadpleeg de overeenkomende sectie raadplegen. ? Kan een testkopie worden afgedrukt? % Raadpleeg "Een testkopie van een opgeslagen opdracht afdrukken" op pagina 11-13 voor meer informatie over het afdrukken van een testkopie.
Opdrachten beheren 11 2 Druk op [Verhoog priori.]. Het scherm Verhoog prioriteit wordt weergegeven. 3 Druk in de opdrachtlijst op de knop voor de opdracht die de prioriteit moet krijgen om deze te selecteren en druk vervolgens op [OK]. – Als de opdracht die prioriteit moet krijgen, niet wordt weergegeven, druk dan op en tot de gewenste opdracht wordt weergegeven.
12 Functie Hulpprogramma
Functie Hulpprogramma 12 12 Functie Hulpprogramma 12.1 Overzicht van de parameters in de modus Hulpprogramma 12.1.1 Lijst van registratiegegevens en parameters Deze sectie beschrijft de knoppen die beschikbaar zijn wanneer u op de toets [Hulpprogramma] drukt. 2 Opmerking De knoppen die in de parameters van de modus Hulpprogramma verschijnen, verschillen afhankelijk van de opgegeven instellingen.
Functie Hulpprogramma 12 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Details [2] Gebruikersinst. [3] Kop.app.inst. Auto boekje sel. in rugnieteenheid Zie "Kop.app.inst." op pagina 12-19. Auto zoom voor Comb./Boekje Auto sorteren/groep selectie Std. kopieerinstelling Bij verboden AMS richting Methode afzonderlijk scannen Vergroting rotatie Auto zoom (glasplaat) Auto zoom (ADF) Kies cass.wanneer APS UIT Kies cassette voor invoegvel Afdr.opdr.tijdens kop. Autom.
Functie Hulpprogramma 12 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Details [3] Beheerderinstelling [1] Systeeminst. [1] Energiespaarinstelling Zie "Systeeminst." op pagina 12-24. [2] Uitvoerinst.
Functie Hulpprogramma 12 Menu eerste niveau Menu tweede niveau Menu derde niveau Details [3] Beheerderinstelling [5] Netwerkinstellingen [1] TCP-socketinstellingen Zie "Netwerkinstelling" op pagina 12-33. [2] Netwerkfaxinstellingen [3] WebDAV client-instellingen [4] Webservice-instellingen [5] Detailinstel. [6] Kop.app.inst. Auto zoom (glasplaat) Auto zoom (ADF) Zie "Kop.app.inst." op pagina 12-19. Kies cass.wanneer APS UIT Kies cassette voor invoegvel Adr. opdr. tijdens kop. Autom.
Functie Hulpprogramma 12.2 12 Een bestemming registreren Deze sectie beschrijft de functie- en de hoofdregistratieparameters die kunnen worden opgegeven nadat u op de toets [Hulpprogramma] en vervolgens op [Adres/gebruikersbox] hebt gedrukt. 12.2.1 Scan/Faxadres registreren Parameter Omschrijving Adresboek Geef de instellingen op voor het registreren van fax- en scanbestemmingen. Raadpleeg de handleiding – Netwerkscan/fax/netwerkfaxbewerkingen voor meer informatie.
Functie Hulpprogramma 12 Niveau-instellingen Het toegangsmachtigingsniveau kan worden opgegeven voor elke gebruiker en bestemming. De bestemming die voor gebruikers toegankelijk zijn, kunnen worden beperkt volgens de toegangsmachtigingsniveaus die zijn opgegeven voor de gebruiker en de bestemming. Zo kan een gebruiker van niveau 2 bijvoorbeeld toegang krijgen tot bestemmingen op niveaus 0 tot en met 2, maar niet tot bestemmingen op niveaus 3 tot 5.
Functie Hulpprogramma 12 Een groepsinstelling opgeven 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [4 Gebruikersauth./Gebruikersregistratie]. Het scherm Gebruikersauth./Gebruikersregistratie wordt weergegeven. 3 Druk op [7 Toegang tot adressen beperken]. Het scherm Toegang tot adressen beperken wordt weergegeven. 4 Druk op [1 Groep registreren].
Functie Hulpprogramma 12 7 Typ de groepsnaam (tot 64 tekens) en druk vervolgens op [OK]. De groepsnaam is opgegeven. 8 Selecteer het gewenste niveau voor de toegangsmachtiging. Het niveau van de toegangsmachtiging voor de groep wordt opgegeven. 9 Druk op [OK]. Een bestemmingsniveau opgeven 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [4 Gebruikersauth.
Functie Hulpprogramma – 6 12 Druk voor een adresboekbestemming op de indexknop voor de eerste letter van de bestemming en zoek vervolgens de bestemming. Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – – – CS193/CS173/CS163 Voor elke bestemming kan een toegangsmachtigingsniveau of een toegangsmachtigingsgroep worden opgegeven. Er kan slechts één toegangsmachtigingsgroep worden opgegeven voor één bestemming. Om de bestemmingsgroep op te geven, drukt u op [Groep toepassen].
Functie Hulpprogramma 12 – Druk op de knop voor een groep, druk op [Details] en controleer vervolgens de bestemmingen en namen van gebruikers die bij die groep horen. Een gebruikersniveau opgeven 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [4 Gebruikersauth./Gebruikersregistratie]. Het scherm Gebruikersauth./Gebruikersregistratie wordt weergegeven.
Functie Hulpprogramma 6 12 Druk op de knop voor de gewenste instelling. – – – – – – CS193/CS173/CS163 Voor elke gebruiker kan zowel een toegangsmachtigingsniveau als een toegangsmachtigingsgroep worden opgegeven. Eén gebruiker kan in meerdere toegangsmachtigingsgroepen worden geregistreerd. [Groep toepassen]. Druk op [Ja], druk op de knop voor de gewenste groep en druk vervolgens op [OK]. Om de gebruikersgroep op te geven, drukt u op [Groep toepassen].
Functie Hulpprogramma 12 12.2.4 Het scherm voor de bestemmingsregistratie weergeven Volg de hieronder beschreven procedure om het scherm Adres/Gebruikersbox weer te geven door op de toets [Hulpprogramma] te drukken. 1 Druk op toets [Hulpprogramma]. 2 Druk op [1 Adres/gebruikersbox]. – U kunt ook een item selecteren door op de cijfertoetsen te drukken op de numerieke toets voor het nummer naast de gewenste knop. Voor [1 Adres/gebruikersbox] drukt u op de toets [1] op de cijfertoetsen.
Functie Hulpprogramma 12 2 Opmerking Om het opgeven van instellingen in de functie Hulpprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Hulpprogramma]. U kunt de Hulpprogrammamodus ook afsluiten door in elke scherm te drukken op [Sluit] tot het scherm voor de modus Kopie, Fax, Scan of Box opnieuw verschijnt. 12.
Functie Hulpprogramma 12 Energiespaarinstelling Parameter Omschrijving Standaardinstelling Spaarstandfunctie instelling Geef de gewenste duur op (tussen 2 en 240 minuten) tot de machine naar de energiespaarstand gaat. 15 minuten Slaapstandinstelling Geef de gewenste duur op (tussen 2 en 240 minuten) tot de machine naar de Slaapmodus gaat. 20 minuten 2 Opmerking [Spaarstandfunctie instelling.
Functie Hulpprogramma 12 Auto papiersel. voor klein orig. Omschrijving Standaardinstelling Selecteer of het kopiëren is toegelaten wanneer de instelling "Auto papier" is geselecteerd en er geen origineel op de glasplaat is geplaatst of als het origineel op de glasplaat te klein is zodat zijn formaat niet kan worden gedetecteerd. • Kopie klein formaat: het origineel formaat is vastgesteld op A5 en kopieën worden gemaakt op papier op A5-formaat.
Functie Hulpprogramma 12 Kopiescherm Parameter Omschrijving Standaardinstelling Kopieerbedieningsscherm Selecteer het scherm dat wordt weergegeven tijdens het afdrukken. • Ja: een scherm voor het reserveren van een kopieeropdracht verschijnt tijdens het afdrukken en, als u op [Volgende opdracht programmeren] drukt, kan een opdracht worden gereserveerd. • Nee: een kopieertaak kan worden gereserveerd terwijl het Basisscherm wordt weergegeven in de Kopiefunctie.
Functie Hulpprogramma 12.3.3 12 Kop.app.inst. Parameter Omschrijving Standaardinstelling Auto boekje sel. in rugnieteenheid Selecteer of de functie "Boekje" automatisch wordt geselecteerd wanneer de instelling "Midden nieten & vouwen" is geselecteerd. Deze parameter is alleen beschikbaar als de optionele afwerkingseenheid is geïnstalleerd. Auto sel. boekje Auto zoom voor Comb.
Functie Hulpprogramma 12 12-20 Parameter Omschrijving Standaardinstelling Vergroting rotatie Selecteer of een afbeelding die groter is dan 297 mm in de hoofdscanrichting (links/rechts op de glasplaat en de ADF) moet worden gedraaid wanneer de kopieën worden afgedrukt. • Toestaan: een vergrotingsrotatie wordt uitgevoerd. Dit wordt echter alleen toegepast wanneer de kleurinstelling "Zwart" is geselecteerd. • Beperk: de vergrotingsrotatie is niet toegelaten, ongeacht de geselecteerde kleurinstelling.
Functie Hulpprogramma 12 2 Opmerking [Auto zoom (glasplaat)], [Auto zoom (ADF)], [Kies cass.wanneer APS UIT], [Kies cassette voor invoegvel] en [Autom. beeldrotatie] verschijnen alleen als de parameter "Beveiligingsniveau beheerder" is ingesteld in de Beheerdersmodus. [Afdr.opdr.tijdens kop.] verschijnt alleen als de parameter "Beveiligingsniveau beheerder" in de Beheerderfunctie is ingesteld op "Niveau 2". Wanneer de functie Vergroot display is geselecteerd, verschijnt de knop [Std.
Functie Hulpprogramma 12 12.3.7 E-mailadres wijzigen Omschrijving Het e-mailadres voor de gebruiker die momenteel is aangemeld, kan worden gewijzigd. Deze parameter verschijnt alleen wanneer een andere gebruiker dan een openbare gebruiker is aangemeld. 2 Opmerking [E-mailadres wijzigen] verschijnt alleen als de parameter "Beveiligingsniveau beheerder" in de beheerdersfunctie is ingesteld op "Niveau 2". 12.3.
Functie Hulpprogramma 12 Het scherm Gebruikersinstelling wordt weergegeven. 2 Opmerking Om het opgeven van instellingen in de functie Hulpprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Hulpprogramma]. U kunt de Hulpprogrammamodus ook afsluiten door in elke scherm te drukken op [Sluit] tot het scherm voor de modus Kopie of Box verschijnt.
Functie Hulpprogramma 12 12.4 De beheerderinstellingen opgeven Deze sectie beschrijft de functie- en hoofdregistratieparameters die kunnen worden uitgevoerd nadat u eerst op de toets [Hulpprogramma] en vervolgens op [Beheerderinstelling] hebt gedrukt. 12.4.1 Systeeminst. Energiespaarinstelling Parameter Omschrijving Standaardinstelling Spaarstandfunctie instelling Geef de gewenste duur op (tussen 2 en 240 minuten) tot de machine naar de energiespaarstand gaat.
Functie Hulpprogramma 12 Datum/tijdinstelling Omschrijving Standaardinstelling Geef de huidige datum en tijd op. Daarnaast kunt u de tijdzone instellen tussen -12:00 en 13:00 (in stappen van 30 minuten). Tijdzone: +00:00 Zomertijd Omschrijving Standaardinstelling Selecteer of de interne klok van de machine rekening moet houden met de zomertijd. Als "Ja" is geselecteerd, verschijnt een instelling zodat de tijdsduur voor het aanpassen van de huidige tijd kan worden ingesteld.
Functie Hulpprogramma 12 Beperkte gebruikerstoegang Parameter Omschrijving Standaardinstelling Vergr. inst. kopieerprogr. Selecteer de geregistreerde kopieerprogramma's die worden beschermd tegen wijzigen of verwijderen. - Verw. opgesl.geprogr. opdr. Selecteer de geregistreerde kopieerprogramma's die moeten worden verwijderd. - Beperk toegang tot opdr.inst. Wijzig opdracht prioriteit Selecteer of de afdrukprioriteit van taken mag worden gewijzigd. Toestaan Wis andere gebruikersopdr.
Functie Hulpprogramma 12 Parameter Densiteitaanpassing Dik – Geel Dik – Magenta Dik – Cyaan Dik – Zwart Zwart afbeelding densiteit Omschrijving Standaardinstelling Pas de afbeeldingsdensiteit aan voor het afdrukken op dik papier of op OHP-transparanten. De densiteit kan voor elke kleur afzonderlijk worden aangepast (geel, magenta, cyaan en zwart voor een kleurenafbeelding en de zwarte afbeeldingsdensiteit). Hoe hoger de instelling, hoe donkerder de densiteit.
Functie Hulpprogramma 12 Lijst/Teller Parameter Omschrijving Managementlijst Opdrachtinstellingenlijst Papierform/Type teller De machine-instellingen kunnen worden afgedrukt. Sla combinaties op van papierformaten en papiersoorten die moeten worden geteld. Reset instelling Parameter Omschrijving Standaardinstelling Systeem auto reset Geef de gewenste duur op tot de automatische systeemreset moet worden uitgevoerd.
Functie Hulpprogramma 12 Gebruikersboxinstelling Parameter Omschrijving Standaardinstelling Verwijder ongebr. gebr.box Geef de instellingen op met behulp van mappen. Raadpleeg de handleiding – Mapbewerkingen voor meer informatie. Beveil.afdrukbest. verwijderen Auto verw. beveiligd best. Tijd verwijderen gecod. PDF Geef de instellingen op met behulp van mappen. Raadpleeg de handleiding – Mapbewerkingen voor meer informatie. 1 dag 1 dag Tijd verwijderen Touch & Print 1 dag Inst.doc.
Functie Hulpprogramma 12 12.4.3 Adres/gebruikersbox Parameter Omschrijving Scan/Faxadres registreren Geef de instellingen op voor het registreren van fax-, scan- en gebruikersboxbestemmingen. Raadpleeg de handleiding – Netwerk scan/fax/netwerkfaxbewerkingen en de handleiding – Boxbewerkingen voor meer informatie. Gebruikersbox 12.4.4 Adresregistratielijst De lijsten met adresboekbestemmingen, groepsbestemmingen, programmabestemmingen en titels/tekst kunnen worden afgedrukt als controle.
Functie Hulpprogramma 12 Gebruikersauth. instelling Parameter Omschrijving Standaardinstelling Gebruikersnamenlijst Selecteer of een lijst met gebruikersnamen moet worden weergegeven in het scherm gebruikersauthenticatie. UIT Standaard functiepermissie Bewerkingen die met deze machine mogelijk zijn, kunnen worden beperkt wanneer ze worden bevestigd met een externe server. Kopie: Toestaan Scan: Toestaan Fax: Toestaan Printen: Toestaan Gebruikersbox: Toestaan Afd.
Functie Hulpprogramma 12 Externe serverinstellingen Omschrijving Geef de externe server op die de gebruikersauthenticatie uitvoert. Toegang tot adressen beperken Parameter Omschrijving Groep registreren U kunt groepen voor het toestaan van de toegang tot bestemmingen registreren en bewerken. Adresniveauinstelling Voor elke bestemming kan een toegangsmachtigingsniveau en de groep met toegangsmachtigingen worden opgegeven.
Functie Hulpprogramma 12.4.5 12 Netwerkinstelling Parameter Omschrijving TCP/IP instelling Geef de instelling op voor het gebruik van het netwerk. Raadpleeg de handleiding – Netwerkscan/fax/netwerkfaxbewerkingen voor meer informatie. NetWare instelling http-serverinstellingen FTP TX- instel. SMB-instelling LDAP-instelling E-mailinstellingen SNMP-instelling AppleTalk-instelling Bonjourinstellingen TCP-socketinstellingen WebDAV client-instellingen Webservice-instellingen Detailinstel.
Functie Hulpprogramma 12 12.4.7 Parameter Omschrijving Standaardinstelling Autom. beeldrotatie Selecteer of de afbeelding al dan niet automatisch moet worden gedraaid wanneer de richtingen van het origineel en het kopieerpapier verschillen. • Wanneer Auto papier/Auto zoom/Verklein. is ingesteld: als de instelling "Auto papier", "Auto" zoom of een instelling Verkleinen is geselecteerd, wordt de afbeelding automatisch gedraaid zodat deze past op de richting van het papier.
Functie Hulpprogramma 12.4.10 12 Beveiligingsinstellingen Beheerderwachtwoord Omschrijving Standaardinstelling Het beheerderwachtwoord wordt gebruikt om aan te duiden dat de instellingen voor de Beheerdermodus kunnen worden opgegeven of gewijzigd. Het beheerderwachtwoord kan 0 tot 8 cijfers (tekens) bevatten. Als de parameter "Wachtwoordregels" is ingesteld op "Ingeschakeld", kan alleen een beheerderwachtwoord met 8 tekens worden opgegeven. 12345678 Gebruikersbox beheerderinst.
Functie Hulpprogramma 12 Parameter Omschrijving Standaardinstelling Toegangsmethode beveiligde documenten De bewerkingsmethode voor vertrouwelijke documenten kan worden weergegeven. Als "Functies verboden bij authenticatiefout" is ingesteld op "Modus 1", wordt deze parameter ingesteld op "Modus 1". Als "Functies verboden bij authenticatiefout" is ingesteld op "Modus 2", wordt deze parameter ingesteld op "Modus 2".
Functie Hulpprogramma 12 HDD instelling Parameter Omschrijving Standaardinstelling Controleer schijfcapaciteit Informatie met betrekking tot de harde schijfcapaciteit wordt weergegeven. Overschr. tijdelijke data Bepaal of de tijdelijke afbeeldingsgegevens die op de harde schijf zijn opgeslagen, moeten worden overschreven door alle bewerkingen voor het kopiëren, scannen, faxen en computerafdrukken. Raadpleeg de handleiding – Mapbewerkingen voor meer informatie over de instellingen.
Functie Hulpprogramma 12 Stempelinstellingen Parameter Omschrijving Stempelinstellingen Selecteer of een stempel moet worden toegevoegd tijdens het afdrukken of verzenden. Gereg. stempel verwijderen Selecteer of de stempels die voor de kopieerbeveiliging zijn geregistreerd, al dan niet kunnen worden verwijderd. Instelling wachtwoordcodering stuurprogramma 12.4.11 Omschrijving Standaardinstelling Het coderingswachtwoord voor het printerstuurprogramma kan worden gewijzigd.
Functie Hulpprogramma 3 12 Voer het beheerderwachtwoord in en druk op [OK]. – Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst. Het scherm Beheerderinstelling wordt weergegeven. 2 Opmerking Om het opgeven van instellingen in de functie Hulpprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Hulpprogramma]. U kunt de Hulpprogrammamodus ook afsluiten door in elke scherm te drukken op [Sluit] tot het scherm voor de modus Kopie, Fax, Scan of Box opnieuw verschijnt.
Functie Hulpprogramma 12 12.5 Contr. levensduur verbr.art. Deze sectie beschrijft de informatie die kan worden weergegeven wanneer u drukt op de toets [Hulpprogramma] en vervolgens op [Contr. levensduur verbr.art.]. Vanaf het scherm Controleer levensduur verbruiksartikelen kan de status (gebruiksniveau) van de volgende verbruiksartikelen worden weergegeven.
Functie Hulpprogramma 12 Het scherm Controleer levensduur verbruiksartikelen verschijnt. 2 Opmerking Om een lijst van de gebruiksniveaus af te drukken, drukt u op [Lijst afdrukken] en vervolgens op [Start] of op de toets [Start]. Om het opgeven van instellingen in de functie Hulpprogramma te stoppen, drukt u op de toets [Hulpprogramma]. U kunt de Hulpprogrammamodus ook afsluiten door in elke scherm te drukken op [Sluit] tot het scherm voor de modus Kopie, Fax, Scan of Box opnieuw verschijnt. 12.
Functie Hulpprogramma 12 12.7 Printer instelling 12.7.1 Voorrand aanpassing De startpositie voor de afdruk bij de voorrand van elke papiersoort (rekening houdend met de invoerrichting van het papier) kan worden aangepast. 0 De startpositie voor de afdruk wordt aangepast tijdens de productie van de machine. Deze startpositie van de afdruk moet normaal niet worden aangepast. 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer.
Functie Hulpprogramma 9 12 Druk op de toets [Start]. Het aangepaste testpatroon wordt afgedrukt. 10 Controleer de afstand van de startpositie voor de afdruk van het testpatroon tot de rand van het papier. – – – 11 Controleer of de breedte werd aangepast naar 4,2 mm. Herhaal stappen 8 en 9 om, indien nodig, meer aanpassingen uit te voeren. Keer terug naar stap 6 om de afdrukpositie voor een ander type papier aan te passen. Druk op [OK].
Functie Hulpprogramma 12 8 Controleer of de afstand van de startpositie voor de afdruk van het testpatroon tot de rand van het papier (b) 3 mm (± 0,5 mm) bedraagt. – – – – 9 Als de afstand korter is dan 2,4 mm, druk dan op [+] om de aanpassing te verhogen (tussen 0,2 mm en 3 mm). Als de afstand langer is dan 3,6 mm, druk dan op [–] om de aanpassing te verlagen (tussen -0,2 mm en -3mm). Als de afstand tussen 2,5 mm en 3,5 mm ligt, kunt u doorgaan met stap 10.
Functie Hulpprogramma 6 Druk op de knop voor de papiersoort die moet worden ingesteld. 7 Druk op de toets [Start]. 12 – U kunt alleen papier gebruiken dat in de handinvoer is geladen. Een testpatroon wordt afgedrukt. 8 Controleer of de afstand van de startpositie voor de afdruk van het testpatroon tot de rand van het papier (c) 4,2 mm bedraagt. – – – 9 Als de afstand korter is dan 4,2 mm, druk dan op [+] om de aanpassing te verhogen (tussen 0,2 mm en 3 mm).
Functie Hulpprogramma 12 3 Druk op [7 Expert afstelling]. Het scherm Expert afstelling wordt weergegeven. 4 Druk op [2 Printer instelling]. Het scherm Printer instelling wordt weergegeven. 5 Druk op [4 Centreren (dubbelz. zijde 2)]. Het scherm Centreren (dubbelz. zijde 2) wordt weergegeven. 6 Druk op de knop voor de papierlade die moet worden ingesteld. 7 Druk op de toets [Start]. Een testpatroon wordt afgedrukt.
Functie Hulpprogramma 12.8 12.8.1 12 Afwerkingseenheidinstelling Positie aanpassen midden nieten De nietpositie wanneer u afdrukt met de instelling "Midden nieten & vouwen" kan voor elk papierformaat en elke papiersoort worden aangepast. 2 Opmerking [Positie aanp.midden nieten] verschijnt niet als de optionele afwerkingseenheid en de rugnieteenheid niet zijn geïnstalleerd. Neem contact op met uw leverancier als de hoek van het nieten moet worden aangepast.
Functie Hulpprogramma 12 6 Druk op de knop voor het papierformaat en de papiersoort die moeten worden aangepast. – 7 Als het papierformaat dat moet worden aangepast, niet wordt weergegeven, drukt u op tot het gewenste papierformaat wordt weergegeven. en Vergelijk de breedte van de linkerpagina's van het kopievoorbeeld met de breedte van de rechterpagina's om het midden van het papier vast te stellen.
Functie Hulpprogramma 12 0 Gebruik de functie "Half-vouw" voordat u enige wijzigingen aanbrengt om een enkele voorbeeldkopie af te drukken. Voer de aanpassing uit terwijl u het voorbeeld dat u hebt gemaakt nauwkeurig bestudeert. 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [1 Systeeminst.]. Het scherm Systeeminst. wordt weergegeven.
Functie Hulpprogramma 12 – 8 Als de vouwpositie teveel naar rechts ligt ten opzichte van het midden, drukt u op [–] om de aanpassing te verlagen (tussen -1 en -10). Druk op [OK]. – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. De middelste vouwpositie wordt aangepast. Als de vouwpositie in stap 7 reeds in het midden van het papier was, wordt hiermee de procedure voltooid. 9 Gebruik de functie "Half-vouw" om een andere voorbeeldkopie af te drukken.
Functie Hulpprogramma 5 12 Druk op [3 Aanpassing horizontale positie perforeren]. Het scherm Aanpassing horizontale positie perforeren wordt weergegeven. 6 7 Druk op de knop voor het papiertype dat moet worden aangepast. Controleer de horizontale positie van de geperforeerde gaten. – – Om breedte A te vergroten, drukt u op [+] om de aanpassing te vergroten (tussen 1 en 10). Telkens wanneer u op [+] of [–] drukt, wordt de waarde verhoogd of verlaagd met 1 stap.
Functie Hulpprogramma 12 12.8.4 Aanpassing Perf. registr. loopformaat Wanneer u afdrukt met een perforeerinstelling, kan de hoek van de geperforeerde gaten langs de zijde van het papier worden aangepast. 2 Opmerking [Aanpassing Perf. registr. loopformaat] verschijnt niet als de optionele afwerkingseenheid en de perforeereenheid niet zijn geïnstalleerd. ! Detail Raadpleeg "Gaatjes perforeren in kopieën (instellingen Perforeren)" op pagina 3-78 voor meer informatie over de perforeerinstellingen.
Functie Hulpprogramma 7 12 Druk op [OK]. – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset]. De hoek van de geperforeerde gaten wordt aangepast. Als er geen aanpassing van de hoek van de geperforeerde gaten nodig was in stap 6, wordt de procedure hiermee voltooid. 8 Gebruik een perforeerinstelling om een andere voorbeeldkopie af te drukken. 9 Controleer het afdrukresultaat.
Functie Hulpprogramma 12 12.9 12.9.1 Kleurregistratie aanpassen De kleurregistratie voor geel, magenta en cyaan aanpassen De kleurregistratie kan worden aangepast als de kleurverschuivingen zichtbaar zijn in het afdrukresultaat. Elke kleur kan worden aangepast voor normaal papier, dik papier 1, 2, 3 of dik papier 4. De procedure voor het aanpassen van de kleurregistratie is dezelfde voor geel, magenta en cyaan.
Functie Hulpprogramma – – 9 12 Als de lijnen worden verschoven in de richting van X zoals hieronder weergegeven, druk dan op [–] onder "X" om de aanpassing te verminderen (tussen -1 en -6 punten). Telkens wanneer u op [+] of [–] drukt, wordt de waarde verhoogd of verlaagd met 1 stap. – Als de lijnen worden verschoven in de richting van X zoals hieronder weergegeven, druk dan op [+] onder "X" om de aanpassing te verhogen (tussen 1 en 6 punten).
Functie Hulpprogramma 12 12.10 Gradatie aanpassing De gradatieniveaus kunnen worden aangepast als er wijzigingen zijn in de kleurgradaties van de afgedrukte afbeelding. U kunt de volgende aanpassingen aan de kleurgradaties uitvoeren. Kopie: de aanpassing wordt uitgevoerd met nadruk op het verhogen van het aantal afbeeldingen dat in het geheugen is opgeslagen. Printer (Gradatie): de aanpassing wordt uitgevoerd met nadruk op de gradaties in de afbeeldingen.
Functie Hulpprogramma 7 12 Druk op de toets [Start]. Een testpatroon wordt afgedrukt. 8 Plaats het afgedrukte testpatroon op de glasplaat. – 9 Plaats 10 of meer vellen blanco papier met hetzelfde formaat als de afgedrukte testpatroonpagina bovenop het testpatroon. ? % 10 Zorg ervoor dat u het papier plaats in de richting zoals weergegeven op het scherm.
Functie Hulpprogramma 12 11 Druk op de toets [Start]. Het afgedrukte testpatroon wordt gescand. Wanneer het testpatroon wordt gescand, worden de gradatieniveaus automatisch aangepast op basis van de gescande afbeelding. 12-58 12 Herhaal driemaal stappen 6 tot en met 11. 13 Druk op [Sluit].
Functie Hulpprogramma 12.11 12 Instellingen koptekst/voettekst Volg de onderstaande procedures om de kopteksten/voetteksten op te geven die worden gebruikt met de functies Stempel/compositie die beschikbaar zijn via het tabblad Toepassing. 12.11.1 Kopteksten/voetteksten opgeven 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [1 Systeeminst.].
Functie Hulpprogramma 12 6 Druk op [Naam]. Het scherm Nieuw > Naam wordt weergegeven. 7 Typ de naam voor de koptekst/voettekst (tot 16 tekens) en druk vervolgens op [OK]. – Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst. De naam van de koptekst/voettekst is opgegeven. 8 12-60 Druk onder "Koptekstinstellingen" of "Voettekstinstellingen" op [Printen] en selecteer het type koptekst/voettekst dat moet worden afgedrukt.
Functie Hulpprogramma 12 9 Selecteer de gewenste instelling onder "Pag." en geef de gewenste instelling op voor "Tekstkleur" en "Tekstformaat". 10 Druk op [OK]. ! Detail Om alleen de koptekst/voettekst af te drukken op de eerste pagina, drukt u op [Alleen voorb.]. 12.11.2 Kopteksten/voetteksten bewerken 1 Druk in het scherm Instellingen koptekst/voettekst op de knop voor de koptekst/voettekst die moet worden bewerkt. 2 Druk op [Contr./Wijz.].
Functie Hulpprogramma 12 12.12 Authenticatiemethode Geef de instellingen op voor de gebruikersauthenticatie en de gebruikersregistratie om het gebruik van deze machine te kunnen controleren. De instellingen voor de gebruikersauthenticatie worden opgegeven voor het beheer van individuele gebruikers en de instellingen voor de account track voor het beheer van groepen en meerdere gebruikers.
Functie Hulpprogramma 12 Parameter op scherm Authenticatiemethode Instellingen Gebruikersauthenticatie Selecteer "AAN (Ext. server)" of "AAN (MFP)". Gebruikersregistratie Selecteer "AAN" en geef vervolgens de accountnaam en het wachtwoord op. Synch.gebr.auth.&gebr.reg. Selecteer "Synchroniseer". Gebruikersnaam (op scherm Gebruikersregistratie) Selecteer een accountnaam als "AAN (MFP)" is geselecteerd.
Functie Hulpprogramma 12 12.12.4 Authenticatiemethode selecteren 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [4 Gebruikersauth./Gebruikersregistratie]. Het scherm Gebruikersauth./Gebruikersregistratie wordt weergegeven. 3 Druk op [1 Algemene instel.]. Het scherm Algemene instellingen wordt weergegeven.
Functie Hulpprogramma 8 Geef een instelling op voor "Synch.gebr.auth.&gebr.reg.". – – 9 12 Synchroniseer "Als AAN (MFP)" is ingesteld en "Gebruikersregistratie" is ingesteld op "AAN", kan de machine worden gebruikt door alleen de gegevens van de gebruikersauthenticatie in te voeren wanneer de machine voor de eerste keer wordt gebruikt, als de overeenkomende account werd opgegeven tijdens de gebruikersregistratie. Als "Ext. Serverauth.
Functie Hulpprogramma 12 14 Druk op [Ja] en druk vervolgens op [OK]. – Om het wissen van de gebruiksgegevens te stoppen zonder de instellingen te wijzigen, drukt u op [Nee]. – Als de instelling voor een van de volgende items wordt gewijzigd, worden de gegevens niet gewist. "Openbare gebruikerstoegang", "Wanneer aantal opdr. max. bereikt", "Synch.gebr.auth.&gebr.reg." van "Instelling tijd ticket houden" – Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset].
Functie Hulpprogramma 12.13 12 Gebruikersauthenticatie instelling U kunt instellingen opgeven voor de gebruikersauthenticatie. 12.13.1 Administratieve instelling – Lijst U kunt instellingen voor de gebruikersauthenticatie opgeven om [Lijst] weer te geven op het scherm Gebruikersauthenticatie en het scherm Gebruikersnaam. Druk op [Lijst] om een lijst van geregistreerde gebruikersnamen weer te geven waarin u de gewenste gebruikersnaam eenvoudig kan worden geselecteerd. (De standaardinstelling is "UIT".
Functie Hulpprogramma 12 12.13.2 Standaard functiepermissie Als de externe serverauthenticatie werd geselecteerd, kunnen beperkingen worden opgelegd op de machinefuncties die door een gemachtigd gebruiker kunnen worden gebruikt. (De standaardinstelling is "Toestaan".) De volgende bewerkingen kunnen worden beperkt.
Functie Hulpprogramma 12.13.3 12 Openbare gebruikerstoegang Als de gebruikersauthenticatie-instellingen zijn opgegeven en openbare gebruikerstoegang is toegestaan, zijn er twee methoden voor de authenticatie van de openbare gebruiker. Toestaan: Druk op [Publieke gebr. Authenticatieinstelling] in het authenticatiescherm om het basisscherm weer te geven en de machine te gebruiken. AAN (zonder aanmelden): de machine kan worden gebruikt zonder authenticatie wanneer wordt aangemeld als publieke gebruiker.
Functie Hulpprogramma 12 4 Druk op [2 Gebruikersregistratie]. 5 Druk op de knop voor de gewenste gebruiker en druk vervolgens op [Bewerken]. Het scherm Bewerken voor de gebruiker wordt weergegeven. 6 Druk op [Gebruikersnaam]. Het scherm Gebruikersnaam wordt weergegeven. 7 Typ de gebruikersnaam (tot 64 tekens) en druk vervolgens op [OK]. – – – Raadpleeg "Tekst invoeren" op pagina 13-3 voor meer informatie over het typen van tekst.
Functie Hulpprogramma 10 12 Druk op [E-mailadres]. Het scherm E-mailadres wordt weergegeven. 11 Typ het e-mailadres (tot 320 tekens) en druk vervolgens op [OK]. Het e-mailadres wordt ingesteld. Als het e-mailadres meer dan 101 tekens bevat, verschijnt [Details] in het scherm Gebruikersregistratie. Druk op [Details] om het scherm E-mail adres details weer te geven en voer het e-mailadres in. 12 Druk op [Gebruikersnaam] om de functie gebruikersregistratie te gebruiken.
Functie Hulpprogramma 12 18 Druk op [Totaal toegestaan] of [Individ. toegestaan]. – – – 19 Druk op [Totaal], [Kleur] of [Zwart] en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de gewenste waarde in te voeren. – 20 Druk op [Totaal toegestaan] om het maximale aantal gecombineerde kleuren- en zwartafdrukken op te geven. Druk op [Individ. toegestaan] om het maximale aantal kleuren- en zwartafdrukken op te geven. Om geen maximum op te geven voor afdrukken in zwart of kleur, drukt u op [Geen beperking].
Functie Hulpprogramma 24 Druk op de knop voor de gewenste instelling voor elke bewerking. – – Druk op [Toestaan] om het uitvoeren van de bewerking toe te staan. Druk op [Beperk.] om het uitvoeren van de bewerking te verbieden. – Druk op [Alle gebruik.] om de instellingen op het huidige scherm toe te passen op alle geregistreerde gebruikers. Druk op [Alle gebruik.], [OK] en druk vervolgens op [OK] in het volgende scherm dat wordt weergegeven. Met "Afd.
Functie Hulpprogramma 12 12.13.5 Gebruikersteller De volgende gegevens kunnen voor elke gebruiker worden gecontroleerd. Kopie + Afdruk Deze tabel toont het totaal aantal pagina's dat is afgedrukt met de kopieer- en afdrukbewerkingen. Totaal: toont het totale aantal pagina's dat is afgedrukt met alle Kleurinstellingen, de instellingen "Zwart", "4-kleur", "2 kleuren" en de instelling "1 kleur" Max.
Functie Hulpprogramma 12.13.6 12 Gebruikerstellers weergeven 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [4 Gebruikersauth./Gebruikersregistratie]. Het scherm Gebruikersauth./Gebruikersregistratie wordt weergegeven. 3 Druk op [2 Gebruikersauth.instelling]. Het scherm Gebruikersauth.instelling wordt weergegeven. Waarom is [2 Gebruikersauth.
Functie Hulpprogramma 12 12.14 12.14.1 Gebruikersregistr. inst. Gebruikersbeheerregistr. Het wachtwoord, de afdrukmachtigingen en het aantal toegelaten afdrukken kan worden opgegeven voor elke account die deze machine gebruikt. 2 Opmerking U kunt in totaal 1.000 gebruikers en accounts registreren op deze machine. 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling.
Functie Hulpprogramma – 12 Als "Gebr.naam& wachtw." is geselecteerd, kan dezelfde accountnaam slechts eenmaal worden gebruikt. Als "Alleen wachtwoord" is geselecteerd: – 6 Het scherm dat verschijnt, verschilt afhankelijk van de instelling die is geselecteerd voor "Gebruikersregistratie invoermethode". Druk op [Gebruikersnaam]. Het scherm Gebruikersnaam wordt weergegeven. 7 Typ de gebruikersnaam (tot 8 tekens) en druk vervolgens op [OK].
Functie Hulpprogramma 12 10 Typ het wachtwoord dat is opgegeven in stap 9 opnieuw in en druk vervolgens op [OK]. De gebruikerswachtwoord wordt ingesteld. 11 Druk op [Uitvoer toestaan]. Het scherm "Uitvoer toestaan" wordt weergegeven. 12 Druk op een knop onder "Printen" of "TX" om de gewenste instellingen op te geven. – – – Druk op [Toestaan] om de gebruiker de toestemming te geven af te drukken. Druk op [Beperk] om de gebruiker de toestemming te verbieden af te drukken. Druk op [Alle gebruik.
Functie Hulpprogramma 15 Druk op [Totaal toegestaan] of [Individ. toegestaan]. – – – 16 Druk op [Totaal toegestaan] om het maximale aantal gecombineerde kleuren- en zwartafdrukken op te geven. Druk op [Individ. toegestaan] om het maximale aantal kleuren- en zwartafdrukken op te geven. Om geen maximum op te geven voor afdrukken in zwart of kleur, drukt u op [Geen beperking]. Selecteer de parameter die moet worden opgegeven en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om het max.
Functie Hulpprogramma 12 12.14.2 Gebruikersbeheer teller De volgende gegevens kunnen voor elke gebruiker worden gecontroleerd. Kopie + afdruk Deze tabel toont het totaal aantal pagina's dat is afgedrukt met de kopieer- en afdrukbewerkingen. Totaal: toont het totale aantal pagina's dat is afgedrukt met alle Kleurinstellingen, de instellingen "Zwart", "4-kleur", "2 kleuren" en de instelling "1 kleur" Max.
Functie Hulpprogramma 12.14.3 12 Gebruikerstellers weergeven 1 Geef het scherm Beheerderinstelling weer. – 2 Raadpleeg "Het scherm Beheerderinstelling weergeven" op pagina 12-38 voor details over het weergeven het scherm Beheerderinstelling. Druk op [4 Gebruikersauth./Gebruikersregistratie]. Het scherm Gebruikersauth./Gebruikersregistratie wordt weergegeven. 3 Druk op [3 Gebruikersregistr. inst.]. Het scherm Gebruikersreg. instelling wordt weergegeven. 4 Druk op [2 Gebruikersbeheer teller].
Functie Hulpprogramma 12 12.15 Wachtwoordregels Als er wachtwoordregels zijn toegepast, worden de volgende beperkingen toegepast op de wachtwoorden om de beveiliging te verhogen. Als er wachtwoordregels worden toegepast en reeds opgegeven wachtwoorden niet voldoen aan de wachtwoordregels, worden deze wachtwoorden niet aanvaard wanneer ze worden ingevoerd. Vraag de beheerder in dat geval om de wachtwoorden te wijzigen zodat ze aan de volgende voorwaarden voldoen.
Functie Hulpprogramma 12 Boxwachtwoorden Beperkingen op het aantal tekens Beperkingen op het registreren/wijzigen 8 alfanumerieke tekens en symbolen • • Een wachtwoord dat uit een herhaling van hetzelfde teken bestaat, kan niet worden geregistreerd. Hetzelfde wachtwoord als een wachtwoord voordat het werd gewijzigd, kan niet worden geregistreerd. 2 Opmerking Geef 8 tekens op (cijfers, * of #) als het faxverzendingswachtwoord voor boxen.
Functie Hulpprogramma 12 12.16 Verbeterde beveiligingsmodus Wanneer de verhoogde beveiligingsmodus op deze machine wordt toegepast, worden verschillende beveiligingsinstellingen ingesteld om de beveiliging te verhogen wanneer scangegevens worden beheerd. Beperkingen worden toegepast op gebruikersbewerkingen, de publieke gebruikerstoegang wordt verboden en de Mapbewerkingen en afdrukopdrachten zijn beperkt.
Functie Hulpprogramma 12 Gewijzigde instellingen Voor een verhoogde beveiliging worden ook de volgende instellingen ingesteld wanneer "Uitgebreide beveil.modus" is ingesteld op "AAN". Parameters beheerderfunctie Gewijzigde instellingen Systeeminstelling – Beperkte gebruikerstoegang – Beperk toegang tot opdr. inst. – Adressen registreren en wijzigen Stel dit in op "Beperk". Gebruikersauth./Gebruikersregistratie – Algemene instellingen – Openbare gebruikerstoegang Stel dit in op "Beperk".
Functie Hulpprogramma 12 Beperkingen gebruikersbewerkingen Wanneer "Uitgebreide beveil.modus" is ingesteld op "AAN", verschijnt een pictogram op het scherm en worden de beperkingen voor de volgende bewerkingen weergegeven op de gebruiker. Een publieke gebruiker kan deze machine niet gebruiken. De gebruikerslijst wordt niet weergegeven op het scherm Gebruikersauthenticatie. Wanneer de gebruikersauthenticatie een bepaald aantal keer is mislukt, kan het bedieningspaneel niet langer worden gebruikt.
13 Bijlage
Bijlage 13 13 Bijlage 13.1 Tekst invoeren De volgende procedure beschrijft hoe u het toetsenbord dat verschijnt op het tiptoetsscherm kunt gebruiken om naam van geregistreerde gebruikers en aangepaste papierformaten te typen. U kunt ook de cijfertoetsen gebruiken om getallen te typen. Een van de volgende toetsenborden kan worden weergegeven.
13 Bijlage Wanneer u drukt op [Shift], schakelt de weergave van het toetsenbord tussen kleine letters (cijfers) en hoofdletters (symbolen).
Bijlage 13.1.1 13 Het toetsenbord vergroten Het toetsenbord kan groter worden weergegeven, zodat het gemakkelijker leesbaar is. 1 Druk, terwijl het toetsenbord wordt weergegeven, op [Vgr. AAN]. Het toetsenbord wordt vergroot weergegeven. 2 Om het vergroot display te annuleren en het toetsenbord opnieuw op normaal formaat weer te geven, drukt u op [Vergr. UIT] terwijl het toetsenbord vergroot wordt weergegeven.
Bijlage 13 13.1.2 Tekst typen % Druk op de knop voor het gewenste teken van het toetsenbord dat is weergegeven. – Druk op [Shift] om hoofdletters of symbolen te typen. – U kunt ook getallen typen met de cijfertoetsen. De ingevoerde tekens worden weergegeven in het tekstvak. 2 Opmerking Om de instellingen ongedaan te maken wanneer het toetsenbord wordt weergegeven, drukt u op [Annuleren]. Druk op de toets [C] (wissen) om alle ingevoerde tekst te wissen.
Bijlage 13.2 13 Woordenlijst De woorden die in de Kopiemodus worden gebruikt, zijn hieronder beschreven. Afkorting ADF Automatische documenteninvoer; kan worden gebruikt om het origineel automatisch te scannen A Achtergrond verwijderen Selecteer een instelling om de densiteit van de achtergrondkleur van een origineel in te stellen volgens een van de negen niveaus.
Bijlage 13 Dik origineel Selecteer deze instellingen wanneer u dikke originelen of origineelpagina's die samen zijn geplakt, in de ADF te plaatsen. Als deze instelling is geselecteerd wanneer dikke originelen met de ADF worden gescand, bestaat er minder kans dat er een papierstoring optreedt. Duplex 2de zijde Selecteer deze instellingen om de afbeeldingsoverdrachtstroom van deze machine te schakelen wanneer u kopieert op papier waarop reeds op één zijde werd afgedrukt.
Bijlage 13 Minimaal Selecteer deze instelling om een kopie te maken waarbij de originele afbeelding een weinig is verkleind. N Neg-/Pos. omkeren Stel deze functie in om de lichter en donkerder gekleurde gebieden of de kleuren (gradaties) van een origineel in negatief te kopiëren. Nieten Selecteer een instelling om de kopieën samen te nieten. O Offset Selecteer deze instelling om de kopieën die worden uitgevoerd, te scheiden.
Bijlage 13 Voorbeeldkopie Druk op de deze toets om één voorbeeldkopie af te drukken en de machine te stoppen, zodat u de afdruk kunt controleren voordat u een groter aantal kopieën afdrukt. Hierdoor kunt u vermijden dat er kopieerfouten optreden in grote aantallen kopieën. Vouwen & nieten Stel deze functie in om de kopieën in twee te vouwen en samen te nieten in het midden.
14 Index
Index 14 14 Index [Voedings-] Knop (hulpvoeding) 2-23 1 kleur 3-35, 8-17 2 kleuren 3-35, 8-18 2-in-1 3-56 4-in-1 3-56 8-in-1 3-56 A Afbeelding aanpassing 8-74 Afbeelding herhalen 8-61 Afbeelding invoegen 8-32 Afbeelding spiegelen 8-21, 8-45 Afdekklep 10-5 Aangepaste weergave inst. 12-17 Achtergrond verwijderen 3-62, 3-64 Achtergrondkleur 8-19, 8-48 Aanpassing horizontale positie perforeren 12-50 Aanpassing voorrand (dubbelzijdig zijde 2)) 12-44 Aanpassing Perf. registr. loop 12-52 Afdrukinstel.
Index 14 Groep 3-69, 3-73 Groot volume cassette 2-45, 5-36, 6-6 H Handleidingen 1-14 Handinvoer 2-5, 2-47, 5-27 Helderheid 8-11 Half-vouw 3-81 Half-vouw positie 12-48 Help 4-17 Hoofdvoedingsschakelaar 2-23 Hoofdstukken 8-35 I Imagingeenheid 9-11 Indicaties vastgelopen papier 5-6 Indicator Papier op 2-5 Inbindpositie 3-28, 13-7 Individuele zoom 3-46 Instelling Auto zoom 3-41 Instellingen Origineel > Kopie 3-51 Instellingen Perforeren 3-69, 3-78 Instellingen Vergroten/Verkleinen 3-45 IC-kaartauthenticatie
Index 14 Scherm Snelkopie 2-18 Scherpte 8-14 Slaapstand 2-28 Speciaal papier 7-4, 7-17 Standaardprocedures m.b.t. de handleiding 1-11 Stempel/compositie 8-81 Spaarstand 2-27, 2-28 Spaarstandfunctie 2-27 Statusindicator 2-5 Stof verwijderen 3-31 Systeem auto reset 2-27 Systeem auto reset bevestiging 4-25 Systeeminst.
14 Index 14-6 CS193/CS173/CS163
Commentaarformulier voor de lezer Commentaarformulier voor de lezer Vragen Vindt u deze handleiding nauwkeurig? O Ja O Nee Kon u na het lezen van deze handleiding het product bedienen? O Ja O Nee Geeft deze handleiding voldoende achtergrondinformatie? O Ja O Nee Is deze handleiding geschikt wat het formaat, de leesbaarheid en de structuur (layout, volgorde van de hoofdstukken, enzovoort) betreft? O Ja O Nee Kon u de informatie vinden die u nodig had? O Altijd O Meestal O Soms O Nooit Wat hebt u gebruikt om
Commentaarformulier voor de lezer Datum: Dit commentaarformulier is ingevuld door: (Indien u anoniem wenst te blijven, vul dan wel graag uw beroep in.) Naam: Beroep: Bedrijf: Telefoonnummer: Adres: Plaats: Land: Stuur dit formulier op naar: Océ-Technologies B.V. Ter attentie van ITC-gebruikersdocumentatie. Postbus 101 5900 MA Venlo Nederland E-mailadres: itc-userdoc@oce.com Kijk voor adressen van lokale Océ-organisaties op: http://www.oce.
Adressen van Océ-vestigingen Adressen van Océ-vestigingen [80] Océ-Australia Ltd. P.O. Box 363 Ferntree Gully MDC Vic 3165 Australia http://www.oce.com.au/ Océ-Österreich GmbH Postfach 95 1233 Wenen Austria http://www.oce.at/ Océ-Belgium N.V./S.A. J. Bordetlaan 32 1140 Brussel Belgium http://www.oce.be/ Océ-Brasil Comércio e Indústria Ltda. Av. das Nações Unidas, 11.857 Brooklin Novo São Paulo-SP 04578-000 Brasil http://www.oce-brasil.com.br/ Océ-Canada Inc.
Adressen van Océ-vestigingen Océ-Hungaria Kft. 1241 Budapest Pf.: 237 Hungary http://www.oce.hu/ Océ Ireland Ltd. 3006 Lake Drive Citywest Business Campus Saggart Co. Dublin Ireland http://www.oce.ie/ Océ-Italia S.p.A. Strada Padana Superiore 2/B 20063 Cernusco sul Naviglio (MI) Italia http://www.oce.it/ Océ Japan Corporation 3-25-1, Nishi Shinbashi Minato-Ku Tokio 105-0003 Japan http://www.ocejapan.co.jp/ Océ-Belgium S.A. Rue Astrid 2/A 1143 Luxembourg-Belair http://www.oce.lu/ Océ Malaysia Sdn. Bhd.
Adressen van Océ-vestigingen Océ España SA Business Park Mas Blau Osona, 2 08820 El Prat de Llobregat Barcelona Spain http://www.oce.es/ Océ-Svenska AB Sollentunavägen 84 191 27 Sollentuna Sweden http://www.oce.se/ Océ-Schweiz AG Sägereistrasse 10 CH8152 Glattbrugg Schweiz http://www.oce.ch/ Océ (Thailand) Ltd. B.B. Building 16/Floor 54 Asoke Road Sukhumvit 21 Bangkok 10110 Thailand Océ-Nederland B.V. Postbus 800 5201 AV 's-Hertogenbosch The Netherlands http://www.oce.