Operation Manual

CS193/CS173/CS163 8-89
Toepassingsfuncties
8
Om het tekstformaat op te geven, drukt u op [Tekstformaat] en selecteert u het formaat.
8 Druk op [OK] en druk vervolgens op [Sluit] in het volgende scherm dat wordt weergegeven.
9 Geef andere gewenste kopieerinstellingen op.
Om de instelling te annuleren en de standaardinstelling te selecteren, drukt u op de toets [Reset].
10 Geef met behulp van de cijfertoetsen het aantal gewenste kopieën op.
11 Druk op de toets [Start].
8.20.3 Eerder geregistreerde stempels afdrukken (functie "Stempel")
1 Bepaal de positie van het origineel dat moet worden gekopieerd.
Gebruik het hulpprogramma voor de kopieerbeveiliging om een geregistreerde stempel te
registreren. Raadpleeg de handleiding van het kopieerbeveiligingsprogramma voor meer informatie
over het registreren van stempels.
Raadpleeg "Het origineel invoeren" op pagina 3-9 voor meer informatie over het plaatsen van het
origineel.
2 Druk op [Toepassing] en vervolgens op [Stempel/compositie].
Om wijzigingen aan de instellingen voor alle toepassingsfuncties te annuleren, drukt u op de toets
[Reset]. Alle wijzigingen aan de instellingen worden geannuleerd.
Het scherm Stempel/compositie wordt weergegeven.