Operation Manual
7
Nuttige verzendfuncties
7-6 CS250/CS240/CS231
Communicatie-instelling
2
Opmerking
In de faxmodus zijn de volgende toetsen uitgeschakeld:
[E-mailinst.]
[URL-notificatie adresinstelling]
Schermweergave Beschrijving
[Lijninstellingen] [Overzee TX] Functie die gebruikt wordt als een fax wordt verzonden
naar een gebied met slecht lijnkwaliteit, om de informatie
op een langzamere verzendsnelheid te verzenden. Zie
pagina 3-44 voor meer informatie.
[ECM UIT] Functie waarmee informatie wordt verzonden nadat de
ECM-modus is uitgeschakeld. Zie pagina 7-34 voor meer
informatie.
[V. 34 UIT] Functie waarmee informatie wordt verzonden nadat de
modus voor super-G3 is uitgeschakeld, wanneer super-
G3 door bepaalde beperkingen, bijvoorbeeld van de tele-
fooncentrale, niet kan worden gebruikt. Zie pagina 7-36
voor meer informatie.
"Contr. best. en verzend." Functie waarmee verzending naar een onjuist faxnummer
wordt voorkomen. Het opgegeven faxnummer wordt ver-
geleken met de faxnummerinformatie van de ontvanger
(CSI) en de fax wordt alleen verzonden als de informatie
overeenkomt. Zie pagina 7-38 voor meer informatie.
"Lijn- inst." Specificeert de telefoonlijninstellingen die voor verzen-
ding moeten worden gebruikt. Zie pagina 7-45 voor meer
informatie.