Operation Manual

7
Nuttige verzendfuncties
7-26 CS250/CS240/CS231
4 Plaats de te verzenden zijden van het origineel naar boven en plaats het origineel in de papierinvoer.
Schuif de laterale papiergeleiders tegen de randen van het origineel.
Plaats de pagina's van het origineel in de ADF zodat de
bovenrand van de pagina's tegen de linkerachterzijde van
het apparaat liggen.
5 Druk op [Origineelinstellingen].
6 Druk op [Gemengd orig.].
Druk normaals op [Gemengd orig.] om de instellingen te annuleren.
7 Druk op [OK].
Het apparaat keert terug naar het scherm Fax/Scan.
8 Stel desgewenst overige functies in.
Zie "Scaninstellingen opgeven' op pagina 3-9 of "Scaninstellingen' op pagina 7-3 voor meer
informatie over scaninstellingen.
Zie "Origineelinstelling' op pagina 7-5 voor meer informatie over origineelinstellingen.
Zie "Communicatie-instelling' op pagina 7-6 voor informatie over communicatie-instellingen.
9 Geef de bestemming op.
Zie "Eén adres opgeven' op pagina 3-13 en "Meerdere adressen opgeven (sequentiële verzending
of broadcast-verzending)' op pagina 3-19 voor meer informatie over bestemmingen.
10 Druk op de toets [Start].
Als de fax niet kan worden verzonden omdat de lijn van de ontvanger in gesprek is, wordt het
nummer opnieuw gekozen. Zie "Problemen met verzenden' op pagina 3-27 voor meer informatie
over opnieuw kiezen.
Zie "Verzending afbreken' op pagina 3-32 voor informatie over het stoppen van een verzending.
Zie "Fax kan niet worden verzonden' op pagina 5-3 als de fax niet kan worden verzonden.
Het gescande origineel wordt als een geplande opdracht opgeslagen in het geheugen en wordt
verzonden.
laterale papiergeleider