Operation Manual
CS250/CS240/CS231 7-39
Nuttige verzendfuncties
7
4 Selecteer het document dat u wilt faxen en druk op [Verzenden].
5 Geef de bestemming op.
– Zie "Meerdere adressen opgeven (sequentiële verzending of broadcast-verzending)' op
pagina 3-19 en "Eén adres opgeven' op pagina 3-13 voor meer informatie over bestemmingen.
6 Druk op [Toepassen].
– Als de fax niet kan worden verzonden omdat de lijn van de ontvanger in gesprek is, wordt het
nummer opnieuw gekozen. Zie "Problemen met verzenden' op pagina 3-27 voor meer informatie
over opnieuw kiezen.
– Zie "Verzending afbreken' op pagina 3-32 voor informatie over het stoppen van een verzending.
– Zie "Fax kan niet worden verzonden' op pagina 5-3 als de fax niet kan worden verzonden.
Het origineel in de gebruikersbox wordt als een geplande opdracht opgeslagen in het geheugen en
wordt verzonden.