Operation Manual

10
Instellingen registreren en opgeven
10-20 CS250/CS240/CS231
10.5 Het adresniveau wijzigen (Adresniveau-instelling)
Adresniveau-instelling
Deze functie wordt gebruikt voor de beveiliging van informatie en stelt de gebruiker in staat bepaalde
bestemmingsinformatie op te geven, zodat alleen de aangewezen persoon toegang krijgt tot deze informatie.
Dit kan in combinatie met gebruikersauthenticatie worden gebruikt. Alleen informatie op het adresniveau
overeenkomstig het opgegeven gebruikersniveau kan worden geopend.
De niveaus in [Adresniveau-instelling] in [Adres/Gebruikersbox] kunnen worden gewijzigd binnen het niveau
dat is toegestaan in [Adresniveau-instelling] in [Gebruikersauthenticatie/gebruikersregistratie].
2
Opmerking
De niveaus kunnen worden ingesteld van "Niveau 0 (Laag)" t/m "Niveau 5 (Hoog)" en kunnen alleen
worden gewijzigd in Niveau 0, Niveau 1, Niveau 2 en Niveau 3 voor gebruikers die toestemming tot
niveau 3 hebben.
!
Detail
Raadpleeg ‘Handleiding – Kopieerbewerkingen’ voor meer informatie over het gebruik van
gebruikersauthenticatie.
Zie "Adresinformatie beveiligen (Toegang tot adressen beperken)' op pagina 11-31 voor informatie over
[Adresniveau-instelling] in [Gebruikersauthenticatie/gebruikersregistratie].
Adresniveaus wijzigen
1 Druk op de toets [Hulpprogramma] om het scherm Hulpprogramma weer te geven.
2 Druk op [Adres/Gebruikersbox].
Het nummer dat op een toets in Hulpprogramma wordt weergegeven, kan via het toetsenbord
worden ingevoerd en geselecteerd. Druk voor [Adres/Gebruikersbox] op het cijfer [1] op het
toetsenbord.
[Adres/Gebruikersbox] kan niet worden geregistreerd of gewijzigd als [Adressen registr. en wijzigen]
in Hulpprogramma is ingesteld op [Beperk]. Vraag uw systeembeheerder om [Adres/Gebruikersbox]
te registreren of te wijzigen.