Operation Manual
CS250/CS240/CS231 11-7
De modus Hulpprogramma
11
Toegang tot adressen beperken
Beheerderinstellingen > Gebruikersauthenticatie/gebruikersregistratie > Toegang tot adressen beperken
Hiermee wordt het beveiligingsniveau van adresinformatie ingesteld. (pagina 11-31)
Koptekstinformatie
Beheerderinstelling > Fax instelling > Koptekstinformatie
Hiermee worden de naam en het faxnummer van de afzender geregistreerd. (pagina 11-36)
Koptekst/Voettekst positie
Beheerderinstelling > Fax instelling > Koptekst/Voettekst positie
Hiermee wordt de plaatsing van de koptekst en voettekst opgegeven. (pagina 11-39)
Item Beschrijving Waarden die kunnen worden in-
gesteld
Groep registreren Hiermee worden groepen voor gebruik
in adresniveau-instellingen geregi-
streerd.
1-20
Adresniveau-
instelling
Adresboek Hiermee worden de adresniveaus voor
het adresboek ingesteld.
Niveau 0*- Niveau 5
Groepen met toegang
Groep Hiermee worden de adresniveaus voor
groepsbestemmingen ingesteld.
Programma Hiermee worden de adresniveaus voor
programma-adressen ingesteld.
Item Beschrijving Waarden die kunnen worden inge-
steld
Afzender De geregistreerde naam wordt als koptekst-
informatie op de documenten gedrukt die de
ontvanger ontvangt.
Maximaal 30 tekens
Faxnummer afzender Het geregistreerde faxnummer wordt als
koptekstinformatie op de originelen gedrukt
die de ontvanger ontvangt. Gewoonlijk wordt
het faxnummer van het apparaat ingevoerd.
Maximaal 20 cijfers, van 0-9 plus de
symbolen +, spatie, *, #
Item Beschrijving Waarden die kunnen worden inge-
steld
Koptekstpositie Hiermee wordt de plaatsing van de koptekst
ingesteld.
Binnen tekst/Buiten tekst*/UIT
Naam ontvanger afdruk-
ken
Indien ingesteld op [AAN], worden de naam
van de afzender en de bestemming in de
koptekst afgedrukt.
AAN*/UIT
Voettekst positie Hiermee wordt de plaatsing van de voettekst
ingesteld.
Binnen tekst / Buiten tekst / UIT*