Operation Manual

11
De modus Hulpprogramma
11-60 CS250/CS240/CS231
5 Selecteer [Toestaan].
[Beperken]: PC-Fax wordt niet ontvangen.
[Toestaan]: PC-Fax wordt ontvangen en de ontvangen documenten worden in de opgegeven box
opgeslagen.
6 Selecteer de gebruikersbox waarin via PC-Fax gestuurde documenten moeten worden opgeslagen met
gebruik van de functie "Gebr.box best. ontv.".
[Geheugen RX gebr.box]
Het document wordt naar de gebruikersbox voor geheugenontvangst gestuurd.
[Opgegeven box]
Het document wordt via F-code (SUB-adres) doorgestuurd naar de hierin opgegeven box.
Raadpleeg "Gebruik van de functie PC-Fax RX' op pagina 2-12 voor informatie over de functie PC-
Fax RX.
7 De instelling van de optie "Printen" bepaalt of het document na ontvangst wordt afgedrukt.
8 De instelling van "Wachtwoordcontrole" bepaalt of het wachtwoord wordt gecontroleerd.
Indien ingesteld op [AAN], voert u op het toetsenbord het uit 8 cijfers bestaande wachtwoord in als
een "Communicatiewachtwoord".
9 Druk op [OK].
De instellingen zijn nu gewijzigd.
10 Druk op [Sluit] totdat het scherm Fax/Scan weer wordt weergegeven.