Operation Manual
11
De modus Hulpprogramma
11-64 CS250/CS240/CS231
10 Voer de broninformatie van de verzending in (faxnummer) met gebruik van de cijfertoetsen, [+], [Spatie],
of .
– [+]: voert + in.
– [Spatie]: voert een spatie in.
– : verplaatst de cursor naar links.
– : verplaatst de cursor naar rechts.
– [Verwijderen]: verwijdert het teken onder de cursor. Als de cursor rechts staat, wordt het laatste
teken gewist.
– Tijdens de eigenlijke communicatie worden [+], [spatie] genegeerd.
– Als u ingevoerde tekens wilt verwijderen, drukt u op [C] (wissen) op het bedieningspaneel.
11 Geef het doorschakeladres op.
– Als u het doorschakeladres uit uw geregistreerde bestemmingen wilt kiezen, drukt u op
[Geregistrerde adres], selecteert u het gewenste adres en drukt u op [OK].
– Als u het boxnummer rechtstreeks wilt opgeven, druk u op [Gebruikersboxnr. opgeven] en voert u
het boxnummer via het toetsenbord in.
– Voor het boxnummer kan een nummer tussen 1- 999999999 worden gebruikt.
– De Relay gebruikersbox ligt buiten het bereik van distributiebestemmingen.
12 Druk op [OK].
13 Druk op [OK] en druk in het volgende scherm nogmaals op [OK].
TSI-ontvangstdistributie is nu ingeschakeld.
14 Druk op [Sluit] totdat het scherm Fax/Scan weer wordt weergegeven.