Operation Manual
13
Appendix
13-6 CS250/CS240/CS231
13.3 Verklarende woordenlijst voor de fax
In deze verklarende woordenlijst wordt een uitleg gegeven van de termen die voor faxverzendingen worden
gebruikt.
Tevens vindt u hier een uitleg van functies en termen die niet op dit apparaat worden gebruikt.
Termen Uitleg
# originelen Deze functie wordt gebruikt bij snelle geheugenverzending, waarbij het totale aantal pagina's
op het origineel wordt vermeld. Zodoende kan de ontvanger controleren of alle pagina's zijn
ontvangen. (Op faxen die uit het geheugen worden verzonden, wordt het totaal aantal pagina's
automatisch vermeld.)
Achtergrond verwij-
deren
Met deze functie kan de helderheid van de achtergrondkleur van een origineel worden inge-
steld.
Adresboek Met deze functie kunnen veelgebruikte faxnummers worden opgeslagen. Bij het opslaan van
een adres kunnen tevens een naam voor het adres en een indexteken worden opgegeven. Zo-
doende kan het adres worden opgevraagd door alleen het indexteken in het hiervoor bestemde
vak in te voeren.
Batchverzending Met deze functie wordt een origineel automatisch op de opgegeven tijd verzonden wanneer
verzendinstellingen, zoals het adres, de verzendtijd, de geheugenverzending of resolutie, met
het origineel in het geheugen zijn opgeslagen.
bps Dit is de afkorting voor 'bit per seconde'.
Hiermee wordt de hoeveelheid gegevens aangeduid die in 1 seconde wordt verzonden.
Broadcast (rond-
zending)
Hiermee kan een enkel origineel in één handeling naar meerdere ontvangers worden verzon-
den.
Bulletin board Met deze functie wordt een origineel gepost om door anderen te kunnen worden bekeken, of
worden originelen opgeslagen om via polling te worden verzonden.
ECM (Error Correction Mode: Foutcorrectiemodus)
Modus voor opnieuw verzenden bij een fout in G3-communicatie. Hiermee wordt gecontro-
leerd of de gegevens juist zijn verzonden. Zo niet, worden de gegevens opnieuw verzonden.
Indien ECM op het ontvangende apparaat is ingeschakeld, wordt de communicatie in ECM uit-
gevoerd tenzij ECM op uw apparaat is uitgeschakeld.
Faxen naar het bui-
tenland (overzee)
De functie Overzee wordt gebruikt voor faxen die naar het buitenland worden verzonden. De
fax wordt hiermee op een lagere gegevenssnelheid verzonden. Deze functie is vooral nuttig
voor het verzenden van faxen naar locaties met slechte lijnkwaliteit, ook als dit een locatie in
uw land is.
Faxnummer afzen-
der
De identificatiecode voor wederzijdse herkenning bij de verzending van faxen. Het faxnummer
wordt gewoonlijk geregistreerd als het Faxnummer afzender.
F-code Met F-code wordt gebruikgemaakt van het subadres T.30*, een norm van de ITU-T (internatio-
nal telecommunications union) en overgenomen door Japanese Communications Industrial
Corporation. Bij communicatie tussen faxapparaten met de F-code functie kunnen de verschil-
lende F-code opties worden gebruikt, ook tussen faxapparaten van verschillende merken. Dit
apparaat maakt gebruik van F-code in de bulletin boards, relay-aanvragen, relay-verzendin-
gen, vertrouwelijke communicatie en wachtwoordverzending. (*Communicatienorm)
G3 G3 is een norm voor faxcommunicatie van de ITU-T (International Telecommunications Union).
De communicatiemodi zijn G3 en G4. G3 wordt momenteel het meest gebruikt.
Geheugen Een locatie waar gegevens tijdelijk kunnen worden opgeslagen. Het geheugen wordt gebruikt
wanneer een verzending vooraf wordt opgegeven of voor tijdelijke opslag van originelen of ont-
vangen faxen.
Geheugenoverloop Een conditie waarbij het faxgeheugen vol is geraakt tijdens het scannen van originelen of bij de
tijdelijke opslag hiervan.
Geheugen RX Dit is een functie voor opslag van ontvangen documenten in het geheugen.
Gemengd origineel Deze functie wordt gebruikt voor verzending van een origineel dat uit verschillende papierfor-
maten bestaat en detecteert de juiste formaten.
Groep Het groeperen van de verkorte nummers van meerdere groepen. Dit is bijvoorbeeld nuttig als
er grote hoeveelheden sequentiële rondzendingen en sequentiële polling op hetzelfde nummer
worden ontvangen.
Handmatige ver-
zending
Met deze functie wordt tijdens de verzending van documenten de status van het ontvangende
apparaat gecontroleerd.
Hoofdscanrichting Dit is de horizontale richting voor het scannen van originelen.
Kader wissen Met deze functie wordt de donkere schaduwrand om een origineel gewist voordat de fax wordt
verzonden. Deze donkere schaduw kan bijvoorbeeld ontstaan als de ADF geopend blijft tijdens
het scannen van een boekje.
Kiesmethode Er zijn drie typen: PB (toetstelefoon (toon)), 10PPS (pulssignalen met 10 pps) en 20PPS (puls-
signalen met 20 pps).