Operation Manual
CS250/CS240/CS231 2-7
Alvorens dit apparaat in gebruik te nemen
2
2.3 Basisinstellingen
Na installatie van het apparaat moet het volgende worden ingesteld om de faxfuncties te kunnen gebruiken.
Indien deze instellingen onjuist of niet worden uitgevoerd, kan het zijn dat faxcommunicatie niet mogelijk is.
Zorg dat deze instellingen worden geregistreerd.
Datum/Tijdinstellingen
- Datum/Tijdinstellingen
Geef de huidige datum en tijd op.
Raadpleeg de Handleiding - Kopieerbewerkingen voor verdere informatie over het instellen van de
datum en tijd.
- Tijdzone
Geef de standaardtijdzone op voor alle gebieden in de wereld.
Koptekstinformatie
- Afzender
De naam van de afzender is de naam van dit apparaat en wordt vermeld in de bronrecord van
verzending, die boven aan het verzonden origineel wordt toegevoegd. Voer een naam van maximaal 30
tekens in.
Zie "Naam en faxnummer van het bronapparaat instellen (Koptekstinformatie)' op pagina 11-36 voor
informatie.
- Faxnummer afzender
Gewoonlijk wordt het faxnummer van dit apparaat geregistreerd onder Faxnummer afzender. Hiervoor
kunnen de numerieke tekens 0 t/m 9 en +, spatie, * en # worden gebruikt. Faxnummer afzender kan
maximaal 20 cijfers bevatten.
Telefoonlijninstellingen
- Kiesmethode
Hier kan een toetstelefoonlijn worden geselecteerd.
Zie "De verzend- en ontvangstmodus instellen (Telefoonlijninstellingen)' op pagina 11-41 voor verdere
informatie.
- Ontvangstmethode
Hier kan automatische of handmatige ontvangst worden geselecteerd.
Stel het apparaat in op automatische ontvangst als u faxen automatisch wilt ontvangen. Stel het
apparaat in op handmatige ontvangst als de lijn vaak in gesprek is, bijvoorbeeld als de lijn als externe
telefoonlijn wordt gebruikt.